ECLI:NL:RBNHO:2025:12337

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
11785105
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek om billijke vergoeding na bedreiging door werknemer

In deze zaak verzoekt een algemeen medewerker van een crematiecentrum om een billijke vergoeding na ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is, omdat het niet onverwijld is gegeven. Wel is er sprake van een dringende reden, aangezien de werknemer zijn leidinggevende met de dood heeft bedreigd. De kantonrechter kent geen billijke vergoeding toe, omdat de werknemer in overwegende mate heeft bijgedragen aan het einde van de arbeidsovereenkomst. De procedure begon met een verzoekschrift op 3 juli 2025, gevolgd door een verweerschrift op 5 augustus 2025 en een mondelinge behandeling op 25 september 2025. De feiten tonen aan dat de werknemer sinds 1 januari 2022 in dienst was en op 6 mei 2025 op staande voet is ontslagen na een incident op 16 april 2025. De kantonrechter concludeert dat het ontslag op staande voet niet aan de wettelijke vereisten voldoet, maar dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter wijst de verzoeken om een billijke vergoeding en transitievergoeding af, maar kent wel een vergoeding toe voor onregelmatige opzegging en gebitsschade. De beslissing is op 23 oktober 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer / rekestnummer: 11785105 \ AO VERZ 25-90
Beschikking van 23 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: mr. P.F. Adolf (DAS),
tegen
CREMATIE CENTRUM WESTERHOUT B.V.,
te Beverwijk,
verwerende partij,
hierna te noemen: Crematie Centrum,
zonder gemachtigde.
De zaak in het kort
Een algemeen medewerker van een crematiecentrum verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding na ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, nu dit niet onverwijld is gegeven. Omdat wel sprake was van een dringende reden - werknemer heeft zijn werkgever met de dood bedreigd - kent de kantonrechter hem geen billijke vergoeding toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 3 juli 2025 met 12 producties;
  • het verweerschrift van 5 augustus 2025 met 2 producties;
  • de mondelinge behandeling van 25 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] (geboren [geboortedatum] 1960) is sinds 1 januari 2022 voor onbepaalde tijd in dienst bij het Crematie Centrum. De functie van [verzoeker] is Algemeen Medewerker. Zijn loon bedraagt € 3.155,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag. De arbeidsomvang is 40 uur per week. De werkzaamheden van [verzoeker] zijn o.a.: ontvangen van bezoekers, bediening ovens, ophalen paarden, onderhoud in en rondom de gebouwen en het terrein.
2.2.
Werkgever is een crematorium in Beverwijk. Het betreft een kleine organisatie, waar de directeur, de heer [betrokkene], nauw samenwerkt met [verzoeker]. Verder is nog een administratief medewerker in dienst voor één dag per week.
2.3.
[verzoeker] heeft eerder bij een begraafplaats in Beverwijk en een begraafplaats in Haarlem gewerkt. Voorafgaand aan het dienstverband bij het Crematie Centrum is via een re-integratietraject een arbeidsgewenningsovereenkomst gesloten per 15 februari 2021. De Gemeente Haarlem betaalde gedurende deze periode het salaris van [verzoeker].
2.4.
Op 16 april 2025 heeft een incident plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [betrokkene].
2.5.
Op 6 mei 2025 heeft het Crematie Centrum [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van die datum staat, voor zover relevant:
“1) BedreigingOp 16 april 2025 heeft u uw leidinggevende, tevens de directeur, oprichter van Crematie Centrum Westerhout, [betrokkene], bedreigd door te zeggen: “ik schiet je dood” en “ik sla je op je bek” en “ik kan niet wachten tot je weg bent”. Dit grensoverschrijdend en bedreigend gedrag is onacceptabel en schaadt de veilige werkomgeving. Als eindverantwoordelijke voel ik me niet meer veilig op mijn eigen werkplek.
2) Niet volgens afspraak uitvoeren van werkzaamhedenOndanks herhaalde waarschuwingen, o.a. op 30 april 2025, heeft u uw werkzaamheden structureel niet volgens de afgesproken procedures uitgevoerd. Het betreft hier specifiek het begeleiden van de invoer van een overledene in bijzijn van familie en naasten. Tegen de afspraken en werkprocedures in heeft u op vrijdag 2 mei wederom familieleden/nabestaanden gevraagd het technisch proces op te starten door knoppen op het bedieningspaneel van de oven in te drukken. Dit gedrag is onacceptabel en onveilig, de crematie installaties worden alleen door het eigen personeel bediend. Ondanks de duidelijke instructie blijft u volhardend in bovengenoemd gedrag.
3) Herhaaldelijk berokkenen van schadeU heeft op meerdere keren schade toegebracht aan machines en gebouwen, te weten een deuk in de wasbak, schade aan de werkvloer, schade aan de auto paardentrailer, schrobmachine, kantenmaaier. Deze schades zijn ontstaan door uw onzorgvuldigheid. (…) Als ik u, als uw leidinggevende, hierop aanspreek, reageert u emotioneel ontregeld, u verliest uw zelfbeheersing en uit u verbaal ongepast.
4) Verstoorde arbeidsverhoudingDe arbeidsverhouding tussen u en uw leidinggevende is ernstig verstoord. Ondanks diverse gesprekken op 9 april 2025, 31 maart en 10 februari blijkt een verbetering ver te zoeken. U heeft herhaaldelijk uiting gegeven van respectloze communicatie naar uw leidinggevende. (…) Op dinsdag 29 april 2025 heeft u, uw leidinggevende [betrokkene], uitgescholden en met gereedschap (montagesleutel) gegooid.
ConclusieBovengenoemde feiten zijn van zodanig ernstige aard dat van ons redelijkerwijs niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. We hebben daarom besloten met onmiddellijke ingang uw dienstverband te beëindigen.”
2.6.
Op 6 juni 2025 heeft het Crematie Centrum een eindafrekening opgesteld en aan [verzoeker] uitbetaald. Daarbij zijn twee netto inhoudingen gedaan van € 627,66 en € 457,50.
2.7.
Op 31 juli 2025 heeft [betrokkene] bij de politie aangifte tegen [verzoeker] gedaan wegens bedreiging met de dood op 16 april 2025.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] berust in het ontslag op staande voet en verzoekt de kantonrechter een billijke vergoeding van € 70.000,00 toe te kennen. Daarnaast verzoekt hij om het Crematie Centrum te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van € 6.237,82 en een transitievergoeding van € 3.804,67. Volgens [verzoeker] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gelet op het volgende. Uit de ontslagbrief gedateerd op 6 mei 2025 volgt een samengestelde dringende reden. De eerste reden is niet onverwijld gegeven en de andere drie redenen zijn onvoldoende dringend voor een ontslag op staande voet. Inhoudelijk betwist hij de gedragingen die hem in de ontslagbrief worden verweten. Weliswaar was de arbeidsverhouding tussen hem en [betrokkene] niet optimaal, maar dat is geen dringende reden. Tenslotte vordert [verzoeker] nog vergoeding van gebitsschade als gevolg van een arbeidsongeval, (terug)betaling van de door Crematie Centrum ingehouden bedragen alsmede uitbetaling van vakantiegeld en niet opgenomen vakantiedagen.
3.2.
Het Crematie Centrum voert verweer en stelt dat de verzoeken van [verzoeker] moeten worden afgewezen. Volgens het Crematie Centrum vormde de doodsbedreiging op 16 april 2025 de eigenlijke/belangrijkste reden voor het ontslag. Zij heeft daarna zorgvuldig de tijd genomen voor onderzoek om het ontslag op staande voet goed af te wegen. [betrokkene] heeft daarover met meerdere mensen overleg gevoerd. Daarbij waren er veel feestdagen in deze periode, zoals Goede Vrijdag, Pasen, Koningsdag en Bevrijdingsdag. Dat verklaart het tijdverloop tussen de bedreiging en het ontslag. De doodsbedreiging was gemeend en heftig, reden waarom [betrokkene] daarvan aangifte heeft gedaan bij de politie. Met betrekking tot de overige redenen stelt het Crematie Centrum dat [verzoeker] op het werk veel fouten maakte, onzorgvuldig was met klanten, schade veroorzaakte en onbeschoft was naar zijn leidinggevende. [betrokkene] heeft dit bij [verzoeker] wel proberen aan te kaarten, maar hiervan zijn verder geen gespreksverslagen aanwezig. Boven alles is duidelijk dat de arbeidsovereenkomst na de doodsbedreiging niet kon voortduren.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoeker] berust in het ontslag van 6 mei 2025. Het gaat in deze zaak derhalve om de vraag of aan [verzoeker] een billijke vergoeding moet worden toegekend en of het Crematie Centrum moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De kantonrechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.
4.2.
Een ontslag op staande voet is alleen geldig als er een dringende reden is, dat wil zeggen dat sprake is van zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Ook moet er onverwijld worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld worden meegedeeld aan de werknemer. Onverwijld betekent dat dit direct of zo snel mogelijk moet gebeuren. Het gaat er daarbij om dat het voor de werknemer onmiddellijk duidelijk moet zijn welke eigenschappen of gedragingen voor de werkgever aanleiding zijn geweest voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Op de werkgever rust de stelplicht en de bewijslast dat er een dringende reden is.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het Crematie Centrum desgevraagd bevestigd dat de bedreiging met de dood op 16 april 2025 de eigenlijke reden vormde voor het ontslag op staande voet. Daarom zal de kantonrechter in deze procedure beoordelen of het ontslag op die grond rechtsgeldig is gegeven.
Nu het ontslag op staande voet (pas) bijna drie weken na de bedreiging is gevolgd, oordeelt de kantonrechter dat dit niet tijdig is gegeven. Het ontslag op staande voet voldoet dus niet aan de wettelijke vereisten (de onverwijldheid ontbreekt).
4.4.
De kantonrechter oordeelt vervolgens dat de bedreiging door [verzoeker] op 16 april
2025 wél voldoende aannemelijk is geworden. [verzoeker] heeft ter zitting toegegeven dat die
dag een woordenwisseling heeft plaatsgevonden. Hoewel hij betwist ‘ik schiet je dood’
gezegd te hebben, erkent hij wel dat hij heeft geroepen dat [betrokkene] ‘aan het gas moest’.
In het proces-verbaal van de aangifte d.d. 31 juli 2025 staat -voor zover relevant-:
“[verzoeker] deelde me mede dat ik het voor elkaar had gekregen: ‘ik ben van mijn vrouw af,’ vertelde hij. Ik antwoordde dat ik dat vervelend voor hem vond. Van [verzoeker] kreeg ik de schuld dat ik de boosdoener was, hij begon te schelden en te tieren en dat ik een hele nare man ben, alle respect naar mij als leidinggevende verloor hij hierbij uit het oog. En toen ging het verder tot bedreiging, ‘ik sla je op je bek’ en ‘ik schiet je dood’.’ (…)
‘Op dit moment waren twee dames aanwezig in het kantoor van het crematorium. Zij zijn vanwege het tumult naar buiten gevlucht. Zij waren ook bang.’ (…)
‘Na deze woede aanval is [verzoeker] tegen een muurtje op de grond gaan zitten en heeft daar met hoofd in zijn handen zitten huilen.”
4.5.
[verzoeker] heeft de inhoud van dit proces-verbaal niet weersproken. [verzoeker] heeft evenmin weersproken dat hij eerder bij de begraafplaats van Haarlem en de begraafplaats van Beverwijk als werknemer moest vertrekken wegens grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer en scheldpartijen tegen leidinggevenden. Gedurende de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter ook vastgesteld dat [verzoeker] een felle manier van communiceren heeft en snel zijn geduld verliest. Dit allemaal in samenhang bezien, maakt dat de kantonrechter vindt dat het Crematie Centrum voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [verzoeker] [betrokkene] op 16 april 2025 met de dood heeft bedreigd. Hiermee staat vast dat het Crematie Centrum wél een dringende reden had om het dienstverband met [verzoeker] te beëindigen en dat [verzoeker] in overwegende mate heeft bijgedragen aan het einde van de arbeidsovereenkomst. Dit heeft invloed op de vraag of hij recht heeft op toekenning van de diverse vergoedingen waar hij om heeft verzocht. De kantonrechter zal daar in het navolgende verder op ingaan.
Billijke vergoeding
4.6.
De kantonrechter kan op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. [1] Ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever is daarmee immers gegeven. Nu hiervoor is geoordeeld dat het gegeven ontslag op staande voet, wegens strijd met de onverwijldheidseis, niet áan de wettelijke vereisten voldoet, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding in beginsel dan ook worden toegewezen.
4.7.
De hoogte van de billijke vergoeding dient bepaald te worden aan de hand van de door de Hoge Raad in het arrest New Hairstyle weergegeven gezichtspunten. [2] De vergoeding dient aan te sluiten bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
4.8.
Aan het gevorderde bedrag van € 70.000,00 legt [verzoeker], zo begrijpt de kantonrechter, ten grondslag het gemiste loon tot aan 1 augustus 2025, te weten de dag waarop zijn vroegpensioen is aangevangen, en het netto inkomensverschil tot aan zijn AOW-gerechtigde leeftijd. Daarbij lijkt [verzoeker] uit te gaan van de veronderstelling dat hij, als het ontslag wordt weggedacht, tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd bij het Crematie Centrum zou hebben gewerkt. De kantonrechter stelt echter vast dat de onderlinge relatie tussen [verzoeker] en [betrokkene] al langere tijd ernstig te wensen overliet en door de bedreiging op 16 april 2025 zozeer is verslechterd dat dit sowieso tot een spoedig einde van de arbeidsovereenkomst zou hebben geleid. Hier was overduidelijk sprake van twee botsende karakters, die binnen een zeer kleine organisatie dagelijks nauw met elkaar moesten samenwerken. Omdat zij bovendien werkten in een omgeving waar empathie en respect centraal dienen te staan, was hun samenwerking niet langer mogelijk.
4.9.
Bij het beoordelen van de vraag of een billijke vergoeding op zijn plaats is, weegt de kantonrechter ook mee dat het Crematie Centrum [verzoeker] destijds een dienstverband heeft aangeboden om hem een kans te geven, nadat hij al eerder met werkgevers in de problemen was geraakt. Ook weegt de kantonrechter mee dat het ontslag op staande voet weliswaar niet voldoet aan de onverwijldheidseis, maar dat dit eerder het gevolg was van onwetendheid en met de bedoeling van het Crematie Centrum om zorgvuldig te werk te gaan, dan uit kwade wil. Daar staat de heftige bedreiging van [verzoeker] tegenover, dat blijkens het proces-verbaal van de politie ook impact heeft gehad op anderen. De kantonrechter stelt dan ook vast dat het verwijt dat het Crematie Centrum kan worden gemaakt veel minder ernstig is dan de verwijtbaarheid van [verzoeker]. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, is de kantonrechter van oordeel dat geen aanleiding bestaat [verzoeker] te compenseren voor de fout die het Crematie Centrum in de ontslagprocedure heeft gemaakt zodat [verzoeker] geen billijke vergoeding toekomt.
Transitievergoeding
4.10.
Het verzoek om een transitievergoeding wordt eveneens afgewezen. De transitievergoeding is niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. [3] Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, kan de aan- of afwezigheid van een dringende reden wel een rol spelen bij de beoordeling of aan de zijde van [verzoeker] sprake is van (ernstige) verwijtbaarheid.
4.11.
Hiervoor is al vastgesteld dat het Crematie Centrum tegenover de betwisting van [verzoeker] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [verzoeker] [betrokkene] met de dood heeft bedreigd. Dat betreft een ernstige gedraging, dat in het strafrecht als misdrijf wordt gekwalificeerd. [verzoeker] heeft niets aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hem van deze bedreiging geen (ernstig) verwijt kan worden gemaakt.
4.12.
Nu daarmee sprake is van ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW is het Crematie Centrum in beginsel geen transitievergoeding verschuldigd aan [verzoeker]. De rechter kan de transitievergoeding alsnog geheel of gedeeltelijk aan de werknemer toekennen indien het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [4] [verzoeker] heeft echter geen feiten of omstandigheden aangedragen die maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om geen transitievergoeding toe te kennen aan [verzoeker].
Vergoeding onregelmatige opzegging
4.13.
De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal wel worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. [5] De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, te weten het -door [verzoeker] gevorderde en door het Crematie Centrum niet weersproken- bedrag ad € 6.237,82. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 6 mei 2025.
Overige verzoeken
4.14.
[verzoeker] heeft ook een vergoeding gevorderd omdat hij gebitsschade heeft opgelopen tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het Crematie Centrum erkend als werkgever aansprakelijk te zijn voor de gestelde schade aan het gebit van [verzoeker]. De kantonrechter zal de vordering, ter hoogte van het gevorderde bedrag ad € 1.842,41 netto, om die reden toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.15.
[verzoeker] vordert daarnaast twee netto bedragen die door het Crematie Centrum zijn ingehouden op de eindafrekening tussen partijen. Dit betreft bedragen ter hoogte van
€ 627,66 en € 457,50. Deze bedragen heeft het Crematie Centrum op de eindafrekening ingehouden wegens ‘
kosten herstel van de schades aan de dienstwoning’ en ‘
misgelopen inkomsten omdat ik een uitvaartverzorger na klachten over u financieel heb moeten compenseren’. Het Crematie Centrum heeft, tegenover de betwisting door [verzoeker], onvoldoende onderbouwd dat [verzoeker] aansprakelijk is voor deze schade. Daarom wordt de vordering van € 1.085,16 netto toegewezen.
4.16.
[verzoeker] maakt voorts aanspraak op vakantietoeslag over de periode 1 juni 2024 tot 6 mei 2025 ter hoogte van € 2.811,35 bruto. Nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd en door het Crematie Centrum wordt betwist, wijst de kantonrechter deze vordering af.
4.17.
Tot slot maakt [verzoeker] aanspraak op 179,92 niet opgenomen vakantie-uren. Bij de eindafrekening heeft het Crematie Centrum reeds 141,63 niet opgenomen vakantie-uren uitgekeerd. Dit levert een verschil op van 38,29 uur waartegen geen steekhoudend verweer is gevoerd door het Crematie Centrum. Een zo goed mogelijke benadering van de waarde van deze uren (38,29 uren x € 18,20 bruto x 1,08 =) van € 752,63 bruto wordt toegewezen.
Proceskosten
4.18.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten dragen, omdat beide partijen op punten ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt het Crematie Centrum om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 6.237,82 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 mei 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,
5.2.
veroordeelt het Crematie Centrum om aan [verzoeker] een vergoeding te betalen voor gebitsschade van € 1.842,41 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 juli 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,
5.3.
veroordeelt het Crematie Centrum om aan [verzoeker] om de ingehouden bedragen op de eindafrekening ter hoogte van € 1.085,16 netto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 juli 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,
5.4.
veroordeelt het Crematie Centrum om aan [verzoeker] een vergoeding voor niet opgenomen vakantie-uren te betalen van € 752,63 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 juli 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, [6]
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.L. Grosheide en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW.
2.HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187.
3.Artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW.
4.Artikel 7:673 lid 8 BW.
5.Artikel 7:672 lid 11 BW.
6.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.