ECLI:NL:RBNHO:2025:12382

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
15/218470-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en een automatisch vuurwapen met munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 juli 2025 te Haarlem opzettelijk ongeveer 44,48 gram heroïne en 19,1 gram cocaïne aanwezig heeft gehad, alsook een automatisch vuurwapen van het merk Glock, model 17, met bijbehorende munitie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 24 maanden eiste, terwijl de verdediging pleitte voor een straf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en eerdere veroordelingen. Uiteindelijk is er een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tevens is bepaald dat in beslag genomen geld aan de verdachte moet worden teruggegeven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de risico's voor de samenleving in haar overwegingen meegenomen, evenals de noodzaak om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/218470-25
Uitspraakdatum: 23 oktober 2025
Tegenspraak
Verkort strafvonnis(art. 138b Wetboek van Strafvordering (Sv))
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres], nu gedetineerd in PI Alphen aan de Rijn, locatie Maatschapslaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. J.A. Zwinkels en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 16 juli 2025 te Haarlem, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 44,48 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 19,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:hij op of omstreeks 16 juli 2025 te Haarlem, in elk geval in Nederland
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens, te weten een (automatisch) pistool, van het merk Glock, model 17, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 scherpe patronen, te weten scherpe centraalvuur volmantel kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.
De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 16 juli 2025 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad 44,48 gram heroïne en 19,1 gram cocaïne;
Feit 2
hij op 16 juli 2025 te Haarlem
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (automatisch) pistool, van het merk Glock, model 17, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 scherpe patronen, te weten scherpe centraalvuur volmantel kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

6.Motivering van de hoofdstraf

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een gevangenisstraf op te leggen van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk. De raadsman heeft aangevoerd dat het hier gaat om een jonge verdachte die zich niet gehoord voelt en de indruk heeft gekregen dat het nergens heen gaat met zijn leven. In de afgelopen jaren is de verdachte een aantal keer onterecht aangehouden door de politie en heeft de reclassering onvoldoende rekening gehouden met zijn werktijden, waardoor hij zijn baan is verloren. Hierdoor is de verdachte het vertrouwen in de reclassering verloren. De raadsman heeft verzocht om met deze omstandigheden rekening te houden bij de straftoemeting.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in totaal 63,58 gram cocaïne en heroïne aanwezig gehad. Gelet op de hoeveelheid hiervan, moeten deze harddrugs bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne en heroïne zijn voor de gebruikers ervan zeer schadelijke stoffen, die levens kunnen ontwrichten. De handel in deze middelen leidt vaak, direct en indirect, tot allerlei vormen van criminaliteit, waaronder (ernstige) geweldscriminaliteit. Daarnaast heeft drugscriminaliteit een grote en groeiende ondermijnende werking in de samenleving. De verdachte heeft met zijn gedrag bijgedragen aan deze keten van criminele activiteiten.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie. Het vuurwapen is in half geladen toestand, met in het magazijn minimaal tien scherpe patronen, aangetroffen. Op de achterzijde van de slede is een zogeheten Automatic Gun Switch aangebracht – een schakelaar die omgezet kan worden om automatisch te kunnen schieten – en het patroonmagazijn betrof een verlengd magazijn voor minimaal dertig patronen. De gevaarzetting die hiervan uitgaat is groot en daarmee strafverzwarend. Dat van geweld niet is gebleken, maakt dit niet anders. Verder brengt het bezit van vuurwapens onaanvaardbare risico’s met zich voor de veiligheid van de samenleving als geheel en personen in het bijzonder.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 2 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder, namelijk op 17 september 2024, voor een soortgelijk feit onherroepelijk tot een gevangenisstraf is veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich, vlak nadat hij uit detentie was gekomen, opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft hiernaast kennis genomen van het reclasseringsrapport van 17 juli 2025, waarin is beschreven dat zij op dit moment geen mogelijkheden zien om de risico’s te beperken met bijzondere voorwaarden, gelet op de proceshouding van de verdachte.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank ziet in de namens de verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden, anders dan de officier van justitie, wél aanleiding om een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Op die wijze krijgt de verdachte de kans om te laten zien dat hij na het uitzitten van zijn straf in positieve zin iets van zijn leven wil en kan maken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van achttien maanden moet worden opgelegd met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk zes maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. De verdachte is, ondanks zijn jonge leeftijd, diverse malen in aanraking gekomen met politie en justitie en hij heeft snel na het uitzitten van de eerder opgelegde gevangenisstraf weer een strafbaar feit gepleegd. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om aan het voorwaardelijk deel een proeftijd van drie jaar te verbinden, om op die manier het recidiverisico in te perken en ervoor te zorgen dat de algemene voorwaarde voor langere tijd geldt.

7.Beslag

De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. EUR Geld – PL1100-2025096478-G1752414 – IBG 16 juli 2025 en
2. 399,50 EUR Geld – PL1100-2025096478-G1752571 – IBG 16 juli 2025,
dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 [achttien] maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
6 [zes] maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. EUR Geld Euro – PL1100-2025096478-G1752414 – IBG 16 juli 2025 en
2. 399,50 EUR Geld Euro – PL1100-2025096478-G1752571 – IBG 16 juli 2025.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Saelens
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2025.