ECLI:NL:RBNHO:2025:12626

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
11587056
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding wegens gebrekkige uitvoering van aanneming van werk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een aannemingsovereenkomst. [eiser] had [gedaagde] ingehuurd voor verschillende werkzaamheden aan haar woning, waaronder het aanbrengen van Keralit gevelbekleding. Na betaling van een aanzienlijk bedrag, heeft [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld omdat de werkzaamheden niet naar behoren waren uitgevoerd. Een deskundige heeft vastgesteld dat de gevelbekleding niet goed was aangebracht en dat er nog diverse werkzaamheden niet waren afgerond. Na herhaaldelijke verzoeken om herstel, heeft [eiser] haar vordering omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft de vordering van [eiser] toegewezen. [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van de herstelkosten, deskundigenkosten en buitengerechtelijke kosten, in totaal € 11.133,00, vermeerderd met rente. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van € 1.353,71. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 6:96 en 7:750 van het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11587056 \ CV EXPL 25-728
Vonnis van 6 november 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. T. Steenbeek,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n.
[bedrijf]
te Tilburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 mei 2025
- de mondelinge behandeling van 8 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
In de zomer van 2023 hebben [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst gesloten op basis waarvan [gedaagde] voor rekening van [eiser] verschillende werkzaamheden zou verrichten aan haar woning in [plaats] . Tot deze werkzaamheden behoorden onder meer het aanbrengen van nieuw Keralit (gevelbekleding) op de zijgevel van de woning van [eiser] en het verrichten van diverse aftimmerwerkzaamheden binnenshuis. [gedaagde] heeft de werkzaamheden in delen bij [eiser] in rekening gebracht en zij heeft in totaal een bedrag van € 37.181,41 voldaan. De betaling van een bedrag van € 2.783,00 heeft [eiser] opgeschort totdat [gedaagde] de zijgevel goed en deugdelijk heeft hersteld en overige openstaande werkzaamheden heeft afgerond. Daartoe heeft zij [gedaagde] onder meer op 29 december 2023 en 25 maart 2024 in gebreke gesteld.
2.2
Op 1 mei 2024 heeft [gedaagde] herstelwerkzaamheden aan de zijgevel verricht, waarna [eiser] hem op 3 mei 2024 heeft bericht dat het Keralit nog altijd niet goed is aangebracht.
2.3.
[eiser] heeft besloten een deskundige in te schakelen om de door [gedaagde] verrichte (herstel)werkzaamheden te laten beoordelen. Voor het onderzoek door deze deskundige, ing. S. den Ouden van Bureau voor Bouwpathologie uit Montfoort, is ook [gedaagde] uitgenodigd, maar deze heeft niet gereageerd. In een rapport van 16 september 2024 heeft de deskundige – samengevat – geconcludeerd dat de Keralit gevelbekleding niet goed is aangebracht en niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk en de montagevoorschriften van de fabrikant. De deskundige heeft onder meer geconstateerd dat het regelwerk onder de bekleding niet is behandeld tegen vocht en niet vlak is uitgelijnd, dat de waterkerendheid, dampremming en luchtdichtheid niet in orde zijn, dat de constructieve sterkte twijfelachtig is en dat de loodslabbe aan de onderzijde van de gevelbekleding niet juist is aangebracht. Verder dienen er binnenshuis nog verschillende werkzaamheden te worden afgemaakt, zoals het gipsbeplatingswerk. Er is volgens de deskundige sprake van een onjuiste en ondeskundige uitvoering, voornamelijk waar het de verwerking van het Keralit betreft, en er moeten diverse herstelwerkzaamheden worden verricht die de deskundige begroot op een totaalbedrag van € 10.860,00.
2.4.
Bij brief van 25 september 2024 heeft [eiser] [gedaagde] op de hoogte gesteld van de bevindingen van de deskundige en hem gesommeerd om nogmaals tot herstel over te gaan. Daarbij heeft [eiser] [gedaagde] erop gewezen dat zij inmiddels ook wordt geconfronteerd met vochtschade ter hoogte van de zijgevel. Omdat [gedaagde] op deze brief niet heeft gereageerd, heeft [eiser] bij brief van 13 november 2024 haar vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding, waarbij zij ook aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van de kosten van de deskundige.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 11.133,00, vermeerderd met rente en kosten. Dit betreft de door de deskundige begrote herstelkosten van € 10.860,00, de deskundigenkosten van € 2.178,00 en de buitengerechtelijke kosten van € 878,00, waarop in mindering is gebracht het opgeschorte bedrag van € 2.783,00. [eiser] beroept zich ter zake op verrekening.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de door hen gesloten overeenkomst tot aanneming van werk [1] door het werk niet af te maken en door geen goed en deugdelijk werk te verrichten. Omdat een eerdere herstelpoging ondeugdelijk is uitgevoerd en [gedaagde] niet heeft gereageerd op de sommatie naar aanleiding van het deskundigenrapport, was [eiser] gerechtigd om haar vordering tot nakoming om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Daarbij moet [gedaagde] ook de kosten van de deskundige betalen [2] en de buitengerechtelijke kosten [3] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser] . Hij stelt dat de kozijnen en het dak van de woning van [eiser] door achterstallig onderhoud al in slechte staat waren en zorgden voor lekkage, dat hij [eiser] daar meermalen op heeft gewezen en dat de schade aan de zijgevel naar zijn overtuiging daarvan het gevolg is. [gedaagde] acht zich daarom niet aansprakelijk voor de gevorderde schade en begrijpt niet waarop het gevorderde bedrag is gebaseerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de herstelkosten
4.1.
De belangrijkste vraag die de kantonrechter in deze zaak moet beantwoorden is of [gedaagde] de door [eiser] gevorderde vervangende schadevergoeding van € 10.860,00 moet betalen. Die vraag beantwoordt de kantonrechter bevestigend: [gedaagde] moet die kosten inderdaad betalen. Hierna legt zij uit waarom dat zo is.
4.2.
Op grond van de aannemingsovereenkomst die partijen hebben gesloten moest [gedaagde] aan de woning van [eiser] onder meer Keralit gevelbekleding aanbrengen. [gedaagde] was als aannemer niet alleen verplicht om deze werkzaamheden volledig uit te voeren, maar was ook verplicht om dat te doen met inachtneming van de eisen van goed en deugdelijk werk. [eiser] heeft met het rapport van deskundige goed onderbouwd dat het werk van [gedaagde] aan de zijgevel niet aan deze eisen heeft voldaan, en dat daarbij ook niet aan de montagevoorschriften is voldaan. Ook heeft zij met het rapport goed onderbouwd dat [gedaagde] het werk binnenshuis niet helemaal heeft afgemaakt. [gedaagde] heeft de stellingen van [eiser] , met inbegrip van het rapport van de deskundige, niet gemotiveerd betwist. Integendeel, hij stelt in zijn verweer “als de expert zegt dat het keralit niet goed is geplaatst dan zal dat zo zijn”. Daarmee erkent hij dat hij zijn werk niet goed heeft gedaan. Dat hij het werk binnenshuis niet heeft afgerond, heeft [gedaagde] helemaal niet weersproken. Dat betekent dat hij tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst.
4.3.
[eiser] heeft [gedaagde] herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om het werk alsnog goed te doen en af te ronden, maar dat is niet gebeurd, ook na het rapport van de deskundige niet. Dat betekent dat [eiser] bevoegd was om haar vordering op [gedaagde] tot nakoming van de overeenkomst om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding [4] . Zij verlangt van [gedaagde] dus niet langer dat hij zelf (herstel)werkzaamheden verricht, maar dat wil zij nu door een derde laten doen op kosten van [gedaagde] . Dat mag zij ook laten doen.
4.4.
In zijn verweer wijst [gedaagde] erop dat de schade is ontstaan door gebrekkig onderhoud en lekkage aan het dak en de kozijnen, maar dat is niet waar het in deze zaak om gaat. [eiser] vordert van [gedaagde] geen schade als gevolg van slecht onderhoud of lekkage, maar zij vordert de kosten van herstel en afronding van het werk dat [gedaagde] niet goed en niet volledig heeft gedaan. De te verrichten herstelwerkzaamheden zijn uiteengezet in het rapport van de deskundige [5] en omvatten onder meer het demonteren en opnieuw aanbrengen van het Keralit, het regelwerk, de boeiranden en het loodwerk en het plaatsen van waterkerende en dampremmende folie. In datzelfde rapport heeft de deskundige de gevorderde herstelkosten van € 10.860,00 toegelicht [6] . Deze toelichting is toereikend en de gevorderde herstelkosten komen de kantonrechter ook niet onredelijk voor. Deze worden dan ook toegewezen.
de deskundigenkosten en de buitengerechtelijke kosten
4.5.
De kosten van het in opdracht van [eiser] opgestelde deskundigenrapport van Bureau voor Bouwpathologie van € 2.178,00 worden ook toegewezen. Deze kosten zijn redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid van [gedaagde] en hij heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Dat geldt ook voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 878,00. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en heeft recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden.
conclusie en proceskosten
4.6.
Het voorgaande betekent dat een totaalbedrag van € 13.916,00 toewijsbaar is. Dit bedrag zal worden verrekend met het opgeschorte bedrag van € 2.783,00, zodat een bedrag van € 11.133,00 wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is niet betwist en wordt daarom eveneens toegewezen.
4.7.
[gedaagde] heeft nog naar voren gebracht dat hij gestopt is met zijn bedrijf en inmiddels in loondienst werkt, zodat hij maar een bepaald bedrag per maand kan missen. Bij toewijzing van de vordering kan hij alleen in termijnen betalen. De kantonrechter is echter niet bevoegd om een betalingsregeling op te leggen. De wet biedt die mogelijkheid niet. Als [gedaagde] in termijnen wil betalen, zal hij zich tot (de gemachtigde van) [eiser] moeten wenden en daarover afspraken moeten maken.
4.8.
[gedaagde] krijgt in deze zaak ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief de nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
149,71
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.353,71

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.255,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 27 november 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 878,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 20 februari 2025 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.353,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 6:96 lid 2 onder b BW.
3.Artikel 6:96 lid 2 onder c BW.
4.Artikel 6:87 BW.
5.Pagina 9 en 10.
6.P. 10 onderaan.