ECLI:NL:RBNHO:2025:12684

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
15/056459-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewapende woningoverval met geweld en diefstal

Op 29 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende woningoverval. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 februari 2025 in Egmond aan den Hoef, waar de verdachte samen met een medeverdachte de woning van een slachtoffer binnendrong met bivakmutsen en een mes. De verdachte heeft de aangever bedreigd en geweld gebruikt, waarbij hij de aangever heeft vastgebonden en goederen heeft gestolen, waaronder een laptop en een digitale ontvanger. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarbij de ernst van de feiten en het recidivegevaar van de verdachte zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor de geleden materiële en immateriële schade. De vordering van [slachtoffer 2] werd niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan onderbouwing. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte gehandhaafd en de vordering tot opheffing afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/056459-25 (P)
Uitspraakdatum: 29 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A. Zwinkels en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.S. Dallinga, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 18 februari 2025 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), althans in het arrondissement Noord-Holland, in een woning gelegen op het adres [adres] omstreeks 06:30 uur, in elk geval in een woning gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een portemonnee, pinpassen, contant geld en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmuts op de woning van die [slachtoffer 1] te betreden en/of;
- ( dreigend) met een mes op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of;
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of hem tegen de linker zij, althans het lichaam, te schoppen en/of;
- die [slachtoffer 1] (met tape) aan armen en benen vast te binden en/of;
- onderwijl tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "maak hem kapot" en/of “ik maak je
kapot”, althans woorden gelijke dreigende aard en/of strekking.
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 15 tot en met 18 februari 2025 te Egmond aan den
Hoef, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een laptop van het merk MSI en/of
- een digitale ontvanger/router van het merk Starlink,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Bewijsoverweging
De vastgestelde feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 18 februari 2025 omstreeks 06.30 uur twee personen met bivakmutsen de woning van [slachtoffer 1] (hierna: aangever) zijn binnengedrongen. Een van de twee personen had een mes bij zich en liep met het mes in de richting van de aangever. De aangever werd vrijwel direct op de grond gegooid en in zijn linkerzij geschopt. Daarna moest hij op zijn buik gaan liggen en bleef een van de twee personen roepen “waar is het geld, waar is het geld”. De andere persoon zei tegen de medeverdachte dat hij hem kapot moest maken. De aangever is vervolgens met zijn armen en benen vastgebonden aan een tafelpoot. Zijn portemonnee is vervolgens uit zijn broekzak gehaald en uit die portemonnee is contant geld en een pinpas gehaald en meegenomen. Toen aangever werd gevraagd om zijn pincode te noemen heeft hij dit uit angst direct gedaan. Nadat de personen het huis hadden doorzocht, hebben zij de woning verlaten. De aangever heeft zichzelf daarna weten los te krijgen en is naar zijn broer gereden om de politie te bellen. De melding kwam om 7:26 uur binnen bij de politie. Om 07:28 uur is met de pinpas van aangever € 500,- gepind bij de Geldmaat op de Van Ostadelaan in Alkmaar.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat in diezelfde nacht ook een laptop en een digitale ontvanger zijn gestolen uit de camper van de zoon van de aangever, die naast de woning van de aangever in een loods geparkeerd stond. Daarbij is de deur van de camper en een deur van de opbergruimte opengebroken.
Was de verdachte betrokken bij de woningoverval en inbraak?
De verdachte heeft ontkend bij de woningoverval en de inbraak in de camper betrokken te zijn geweest. Uit de bewijsmiddelen kan echter het volgende worden vastgesteld.
Camerabeelden en lichtblauwe fiets met roze krat
Op 18 februari om 07:15 uur fietsen er twee personen op de [straatnaam] in Egmond in de richting van Alkmaar. Dit is op 8 minuten fietsafstand van de woning van de aangever. Eén persoon fietst op een rode fiets, de andere persoon draagt een lichte broek en een donkere jas. Om 07:23 uur zijn bij de Meent in Alkmaar opnieuw twee personen op de fiets te zien. De voorste persoon is donker gekleed en de achterste persoon heeft een lichte broek en een donkere jas aan en fietst op een fiets met een roze krat voorop. Om 07:24 zijn twee personen met dezelfde kleding te zien bij de Geldmaat op de Van Ostadelaan in Alkmaar. De persoon met de lichte broek en donkere jas rijdt op een lichtblauwe fiets met een roze krat voorop en zet deze fiets op de standaard. Vervolgens is te zien dat de andere persoon, die later wordt herkend als de medeverdachte, zoekt in de roze krat van die fiets. Om 07:28 uur wordt er gepind met de pinpas van de aangever. De verdachte heeft verklaard dat hij de persoon op de beelden is die eerst bij de fiets met roze krat en vervolgens naast de persoon staat die aan het pinnen is. Op de beelden van de Geldmaat is te zien dat de persoon die aan het pinnen is zijn gezicht probeert te bedekken. Uit de rugzak van de verdachte steekt een op een breekijzer gelijkend voorwerp.
De verdachte heeft verklaard ter zitting dat hij na het pinnen op die lichtblauwe fiets met roze krat naar de woning van de moeder van de medeverdachte is gefietst en daar door de politie in de steeg is aangesproken. Hij is vervolgens weggegaan. Diezelfde ochtend is de lichtblauwe fiets met roze krat bij de woning van de moeder van de medeverdachte aangetroffen. In de roze krat zijn de laptop en de router die op 18 februari 2025 uit de camper zijn gestolen gevonden.
De rechtbank concludeert op grond van het korte tijdsverloop tussen de verschillende momenten en de overeenkomende kleding dat de persoon met de lichte broek en donkere jas op de lichtblauwe fiets met de roze krat bij de Geldmaat aan de Van Ostadelaan dezelfde persoon is geweest als één van de twee fietsende personen, te zien op de beelden op de [straatnaam] en de Meent. Die persoon is dus de verdachte. De verklaring van de verdachte dat hij had afgesproken bij de Geldmaat voor een drugsafspraak en daar de medeverdachte pas voor het eerst ontmoette, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Daarvoor is van belang dat de verdachte wisselende en op onderdelen tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en zijn verklaring over waar en wanneer hij de fiets zou hebben geleend, gelet op de tijdstippen waarop de fiets eerder die ochtend op de camerabeelden is te zien, niet kan kloppen.
Sporenonderzoek braaksporen camper
Bij de inbraak in de camper is schade ontstaan aan de loopdeur en een deur van de opbergruimte van de camper. De diverse braaksporen zijn onderzocht en daarbij is geconcludeerd dat (een deel van) de braaksporen zijn veroorzaakt door een breekijzer (“breekijzer A”). Dit breekijzer is aangetroffen in een van de fietstassen van de rode fiets. De rode fiets is aangetroffen in de tuin van de moeder van de medeverdachte en is op de ochtend van de overval op de camerabeelden te zien. Van het breekijzer werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering is een DNA-mengprofiel van minimaal 4 donoren verkregen. Het DNA-profiel van de verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is 70.000 keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – de verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de verdachte donor is van een deel van het celmateriaal op het bij de inbraak in de camper gebruikte breekijzer.
Conclusie
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen en alle voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, af dat de verdachte, samen met de medeverdachte, in de nacht van 17 op 18 februari met gezichtsbedekkende (bivak)mutsen op en een mes in de hand, het huis van de aangever binnen is gegaan en daar spullen heeft weggenomen. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in diezelfde nacht samen met de medeverdachte een laptop en een digitale ontvanger uit de camper heeft weggenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 18 februari 2025 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), in een woning gelegen op het adres [adres] omstreeks 06:30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander een pinpas, contant geld en een mobiele telefoon die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- met bivakmuts op de woning van die [slachtoffer 1] te betreden en
- dreigend met een mes op die [slachtoffer 1] af te lopen en
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien en hem tegen de linker zij te schoppen en
- die [slachtoffer 1] met tape aan armen en benen vast te binden en
- onderwijl te zeggen: "maak hem kapot" en “ik maak je kapot”;
Feit 2
hij op 18 februari 2025 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met een ander,
- een laptop van het merk MSI en
- een digitale ontvanger/router van het merk Starlink,
die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat. Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval en een diefstal met braak in vereniging. De verdachte heeft in de nacht van 17 op 18 februari 2025 samen met een ander ingebroken in een camper en daar een laptop en een digitale ontvanger gestolen en is binnengedrongen in de woning op hetzelfde adres. De bewoner zag zich in de vroege ochtend plotseling geconfronteerd met twee mannen met bivakmutsen en een mes. De bewoner is vastgebonden terwijl de verdachte en zijn medeverdachte de woning gedurende een half uur hebben doorzocht. Dergelijke delicten bezorgen de slachtoffers, naast financiële schade en hinder, ernstige gevoelens van angst en onveiligheid. De eigen woning is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Ook dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft met zijn handelen enkel oog gehad voor eigen financieel gewin, zonder zich te bekommeren over de nadelige gevolgen voor het slachtoffer.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het omvangrijke strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 6 september 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder diverse malen is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting. De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 24 februari 2025. De verdachte heeft tot december 2023 enkele maanden onder toezicht gestaan van de reclassering, maar dit toezicht is voortijdig negatief beëindigd, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden hield. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheid om het recidivegevaar door middel van toezicht en voorwaarden in te perken. Het recidivegevaar wordt door de reclassering als hoog ingeschat.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de gepleegde feiten, in het bijzonder de woningoverval, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in soortgelijke zaken en zij heeft daarbij betrokken de mate van geweld die is gebruikt bij de overval in de woning. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) noemen voor een overval in een woning met licht geweld en/of bedreiging met geweld als uitganspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De rechtbank ziet meerdere strafverzwarende omstandigheden. Allereerst weegt de rechtbank mee dat het feit in vereniging is gepleegd. Daarbij is het slachtoffer niet alleen bedreigd met een mes, maar is hij ook vastgebonden in zijn eigen woning. De gebeurtenis heeft daarbij een half uur geduurd. De combinatie van deze factoren moet ervoor gezorgd hebben dat het slachtoffer zich geruime tijd ontzettend angstig en onveilig moet hebben gevoeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren moet worden opgelegd. De tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt hierop in mindering gebracht.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen wegens het gebrek aan ernstige bezwaren als de rechtbank het standpunt van de verdediging tot integrale vrijspraak zou volgen.
Uit de bewezenverklaring en de veroordeling tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur volgt dat de rechtbank ernstige bezwaren aanwezig acht voor de voorlopige hechtenis voor de in het vonnis van heden bewezenverklaarde feiten. Daarnaast zijn de gronden (twaalfjaarsgrond en de recidivegrond) als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot de voorlopige hechtenis hebben geleid onverkort aanwezig. Het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Breekijzer (Omschrijving: PL1100-2025035892-1703528)
dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien niet gebleken is dat dit voorwerp is gebruikt bij de bewezenverklaarde ten laste gelegde feiten en tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.693,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
  • Contant geld € 250,-
  • Mobiele telefoon € 553,99
  • Opgenomen geld met gestolen pinpas € 590,-
De gestelde immateriële schade bedraagt € 2.300,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de verdachte hoofdelijk tot vergoeding van de schade moeten worden veroordeeld.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vorderingen omtrent het contante geld en de telefoon afgewezen dienen te worden. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 940,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit, bestaande uit:
  • Contant geld € 250,-
  • Mobiele telefoon € 100,-
  • Opgenomen geld met gestolen pinpas € 590,-.
Ten aanzien van de mobiele telefoon neemt de rechtbank in aanmerking dat bij de benadeelde partij een iPhone 7 is weggenomen. De rechtbank dient rekening te houden met afschrijving en de waarde van het goed ten tijde van het strafbare feit. De waarde van de weggenomen mobiele telefoon wordt geschat op € 100,- en daarom zal ten aanzien van deze post naar maatstaven van billijkheid dit bedrag worden toegewezen. Voor het overige wordt de vordering ten aanzien van deze post afgewezen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
In deze zaak is sprake van een gewapende woningoverval. Uit de stukken en de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij geen lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, bijvoorbeeld omdat sprake is van geestelijk letsel. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de overval grote impact heeft gehad op de benadeelde partij. Hij durfde in het donker geen post meer te pakken en als hij in bed lag hoorde hij elk geluid, waarvan hij schrok. Ook ervaarde hij dromen met veel agressie als gevolg van het misdrijf. Daarnaast kon hij zich bij de werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf de eerste anderhalve maand niet concentreren. De benadeelde partij dacht elke dag aan het misdrijf en voelde zich depressief en lusteloos. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken gevoelens van onrust veroorzaken bij de slachtoffers en in een zaak als deze liggen de nadelige gevolgen zo voor de hand dat de rechtbank een aantasting in de persoon aanneemt, zonder dat de benadeelde partij daar nadere gegevens voor dient over te leggen.
De rechtbank acht vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.300,- billijk, gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering en de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend. De vordering ter zake van immateriële schade zal tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: diefstal met geweld, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Nadere onderbouwing van de gestelde schade levert een onevenredige belasting voor het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet in zijn vordering zal kunnen worden ontvangen. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 57, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 [vier] jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 3.240,-, bestaande uit € 940,- als vergoeding voor de materiële en € 2.300,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af de overige gevorderde materiële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.240,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Beslag
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- 1 STK Breekijzer (Omschrijving: PL1100-2025035892-1703528).
Voorlopige hechtenis
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. J.O. Rutten en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.B.A.F. Burggraaf,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)