ECLI:NL:RBNHO:2025:12686

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
15/053358-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende woningoverval en andere delicten met gevangenisstraf en TBS

Op 29 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder een gewapende woningoverval, diefstal met braak, fietsendiefstallen, en het bezit van een stroomstootwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De feiten vonden plaats in februari 2025, waarbij de verdachte samen met een mededader een woning binnendrong en de bewoner bedreigde met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn bipolaire stoornis en antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding toegewezen, evenals de schadevergoedingsmaatregel. De vorderingen van andere benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze geen toegevoegde waarde heeft in het licht van de opgelegde gevangenisstraf en TBS.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/053358-25, 15/044775-25 (ttz gev), 15/248909-25 (ttz gev), 15/125817-25 (ttz gev), 15/272579-22 (vord. tul) (P)
Uitspraakdatum: 29 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2025 in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
thans gedetineerd in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A. Zwinkels en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De rechtbank heeft de feiten van de ter terechtzitting gevoegde dagvaardingen hieronder ten behoeve van de leesbaarheid voorzien van een doorlopende nummering.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 15/053358-25:
Feit 1
hij op of omstreeks 18 februari 2025 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), althans in het arrondissement Noord-Holland, in een woning gelegen op het adres [adres] omstreeks 06:30 uur, in elk geval in een woning gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een portemonnee, pinpassen, contant geld en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmuts op de woning van die [slachtoffer 1] te betreden en/of;
- (dreigend) met een mes op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of;
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of hem tegen de linker zij, althans het lichaam, te schoppen en/of;
- die [slachtoffer 1] (met tape) aan armen en benen vast te binden en/of;
- onderwijl tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "maak hem kapot" en/of “ik maak je kapot”, althans woorden gelijke dreigende aard en/of strekking;
In de zaak met parketnummer 15/044775-25:
Feit 2hij op of omstreeks 10 februari 2025 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, althans in Nederland, een lokfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan politie Eenheid
Noord-Holland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen lokfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 3hij op of omstreeks 10 februari 2025 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
Feit 4hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2025 tot en met 9 februari 2025 te Alkmaar, althans in Nederland, een bakfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen bakfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 februari 2025 te Heerhugowaard, althans in Nederland, een bakfiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
In de zaak met parketnummer 15/248909-25:
Feit 5
hij in of omstreeks de periode van 15 tot en met 18 februari 2025 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een laptop van het merk MSI en/of
- een digitale ontvanger/router van het merk Starlink,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
In de zaak met parketnummer 15/125817-25:
Feit 6
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2024 tot en met 29 november 2024, te Alkmaar (van) een of meer geldbedragen, althans een of meer voorwerpen
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 28 november 2024 tot en met 29 november 2024, te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één ander of anderen, althans alleen, één of meer voorwerp(en), te weten meerdere dan wel enig (groot) geldbedrag, althans enig voorwerp,
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl die één of meer (onbekend gebleven) personen, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 28 november 2024 tot en met 29 november 2024 te Alkmaar, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (telkens)
- Opzettelijk zijn bankpas (met pincode), bijbehorende rekeningnummer(s) en/of (bijbehorende) bank(inlog)gegevens aan die één of meer ander (onbekend gebleven) personen te verstrekken of te doen toekomen, althans ter beschikking te stellen, en/of
- Toe te staan dat die bankpas(sen), bijbehorende rekeningnummer(s) en/of bank(inlog)gegevens werd(en) gebruikt door één of meer ander (onbekend gebleven) personen.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 subsidiair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat de diefstal zou zijn gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal van de tweede pinpas, de portemonnee, het contante geld en de telefoon. Ten aanzien van feit 6 primair heeft de raadsvrouw ook vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de onder 2, 3, 4 primair, 5 en 6 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 6 primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het primair onder 6 ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 subsidiair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3.
Bewijsmotivering feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte op 18 februari 2025 omstreeks 06.30 uur zijn binnengedrongen in de woning van [slachtoffer 1] (hierna: aangever) om te stelen. De verdachte dacht dat de aangever op dat moment zou slapen en niet wakker zou worden. Toen de aangever ineens toch voor hen stond, heeft de verdachte hem bedreigd met een mes en samen met de medeverdachte vastgebonden. De portemonnee van aangever is uit zijn broekzak gehaald en daaruit is contant geld en een pinpas meegenomen. De aangever heeft zijn pincode uit angst direct gegeven. Ook de mobiele telefoon van de aangever is meegenomen. Nadat de verdachte en zijn medeverdachte de woning hadden verlaten heeft de aangever zichzelf bevrijd en is naar zijn broer gereden om de politie te bellen.
Gelet op het tijdstip van de woningoverval en de eigen verklaring van de verdachte dat hij ervan uitging dat de aangever zou slapen, komt de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, tot de conclusie dat sprake is van de strafverzwarende omstandigheid dat de diefstal is gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. De rechtbank acht daarnaast op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte één pinpas, contant geld uit de portemonnee van de aangever en de mobiele telefoon van aangever hebben gestolen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de aangifte en neemt daarbij in aanmerking dat de aangever na het voorval eerst naar zijn broer heeft moeten gaan om de politie te kunnen bellen en de telefoon ook niet op een later moment in de woning van aangever is aangetroffen. Nu de portemonnee met daarin één pinpas van de Rabobank door de politie naderhand wel is aangetroffen in de woning van aangever, zal de rechtbank de verdachte van die onderdelen in de tenlastelegging vrijspreken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 18 februari 2025 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH) in een woning gelegen op het adres [adres] omstreeks 06:30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander, een pinpas, contant geld en een mobiele telefoon, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstalgemakkelijk te maken door
- met bivakmuts op de woning van die [slachtoffer 1] te betreden en;
- dreigend met een mes op die [slachtoffer 1] af te lopen en;
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien en hem tegen de linkerzij te schoppen en;
- die [slachtoffer 1] (met tape) aan armen en benen vast te binden en;
- onderwijl te zeggen: "maak hem kapot" en “ik maak je kapot”;
Feit 2hij op 10 februari 2025 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard een lokfiets die aan politie Eenheid Noord-Holland toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen lokfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 3hij op 10 februari 2025 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
Feit 4hij in de periode van 8 februari 2025 tot en met 9 februari 2025 te Alkmaar een bakfiets die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen bakfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 5
hij op 18 februari 2025 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met een ander
- een laptop van het merk MSI en
- een digitale ontvanger/router van het merk Starlink,
die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Feit 6 subsidiair
één onbekend gebleven persoon in de periode van 28 november 2024 tot en met 29 november 2024, te Alkmaar, althans in Nederland, voorwerpen, te weten meerdere geldbedragen
- heeft verworven en voorhanden heeft gehad
- terwijl die persoon wist dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
en
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 28 november 2024 tot en met 29 november 2024 te Alkmaar, althans in Nederland, opzettelijk middelen heeft verschaft, door (telkens)
- Opzettelijk zijn bankpas met pincode en bijbehorend rekeningnummer te verstrekken en
- Toe te staan dat die bankpas en bijbehorend rekeningnummer werd(en) gebruikt door een onbekend gebleven persoon.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 5
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 6
medeplichtigheid aan witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Over de verdachte is een pro Justitia-rapportage opgesteld. Die rapportage komt hierna onder 6 uitgebreider aan bod. Van belang is dat de onderzoekers hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een bipolaire stoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en dat die stoornissen van invloed zijn geweest op het onder feit 1 ten laste gelegde. Geadviseerd is om de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Uit deze rapportage is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte (volledig) uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar. De rechtbank zal de verdachte het strafbare feit onder 1 overeenkomstig het advies in verminderde mate toerekenen.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: met dwangverpleging) zal worden opgelegd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte tbs met voorwaarden, de minder ingrijpende variant van tbs, kan worden opgelegd. De verdachte is er nu van overtuigd dat hij zijn leven moet veranderen en is gemotiveerd om zich hiervoor in te zetten. Mocht de rechtbank toch de maatregel met dwangverpleging opleggen, dan heeft de raadsvrouw verzocht om indien daarnaast een gevangenisstraf wordt opgelegd, deze van beperkte duur te laten zijn.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval in vereniging, een diefstal met braak in vereniging, twee fietsendiefstallen, het bezit van een stroomstootwapen en medeplichtigheid aan witwassen. De verdachte heeft in de nacht van 17 op 18 februari 2025 samen met een ander eerst ingebroken in een camper en een laptop en een digitale ontvanger gestolen en is daarna binnengedrongen in de woning. De bewoner zag zich in de vroege ochtend plotseling geconfronteerd met twee mannen met bivakmutsen en een mes. De bewoner is vastgebonden terwijl de verdachte en zijn medeverdachte de woning gedurende een half uur hebben doorzocht. Dergelijke delicten bezorgen de slachtoffers naast financiële schade en hinder, ernstige gevoelens van angst en onveiligheid. De eigen woning is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Ook dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan (medeplichtigheid aan) witwassen en diverse vermogensdelicten met schade en hinder voor de aangevers tot gevolg. De verdachte heeft met zijn handelen enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin zodat hij zijn drugsverslaving kon financieren, zonder zich te bekommeren over de nadelige gevolgen voor de aangevers. De verdachte was op 10 februari 2025 in het bezit van een stroomstootwapen. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
  • het strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) op naam van de verdachte van 23 september 2025;
  • een pro Justitia-rapportage klinisch multidisciplinair onderzoek van 12 juni 2025, opgesteld door A. Banaei Kashani, psychiater, en van 10 juni 2025, opgesteld door S.J.D. Dijkstra, GZ-psycholoog (hierna: de deskundigen);
  • een reclasseringsadvies tbs met voorwaarden van 4 juli 2025, opgesteld door [naam], reclasseringswerker.
Uit de rapportages is onder meer gebleken dat bij de verdachte sprake is van een bipolaire stoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid en dat sprake is van ernstige verslavingsproblematiek (gokken, alcohol, drugs). Volgens de deskundigen is het aannemelijk dat deze stoornissen een forse negatieve invloed hebben gehad op het gedrag van de verdachte en zijn mogelijkheden om zijn gedrag te controleren ten tijde van het ten laste gelegde en/of in aanloop daartoe. De deskundigen adviseren dan ook om het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte.
De kans op recidive wordt door de deskundigen op hoog ingeschat. Om het recidiverisico te beperken, is intensieve en langdurige behandeling en begeleiding van de verdachte volgens de deskundigen noodzakelijk. Gezien de ernst van het onder 1 ten laste gelegde feit, de mate van doorwerking van de stoornissen, de hoog ingeschatte kans op recidive en een benodigde mate van beveiliging, zijn de deskundigen van mening dat behandeling in het kader van een tbs-maatregel noodzakelijk is ter beperking van het recidivegevaar. Tbs met voorwaarden wordt niet geadviseerd, omdat de verdachte behandeling en begeleiding afhoudt en hij niet in staat wordt geacht om zich aan voorwaarden te houden. Hiervoor is zijn problematiek volgens de deskundigen te ernstig en te complex.
Ook de reclassering adviseert negatief over tbs met voorwaarden. Gezien de eerder opgedane reclasseringscontacten, waaruit gebleken is dat de verdachte niet in staat is om zich aan bijzondere voorwaarden te houden, de aanwezige
complexe problematiek en het door de deskundigen gegeven advies is de reclassering van
mening dat een tbs-maatregel met voorwaarden niet uitvoerbaar zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de adviezen van de deskundigen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen daarom over en legt die ten grondslag aan haar oordeel dat bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico en dat, teneinde dat risico te verminderen, een intensieve en langdurige behandeling, zoals door de deskundigen geadviseerd, noodzakelijk is. De rechtbank beschouwt de verdachte wat betreft de woningoverval als verminderd toerekeningsvatbaar en zal daar in strafmatigende zin rekening mee houden.
Op te leggen straf
De aard en de ernst van de feiten, de gevolgen daarvan en het gegeven dat de verdachte eerder geweldsdelicten heeft gepleegd, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Alles afwegende en rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de op te leggen tbs-maatregel (zie hierna), is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het hiervoor overwogene ten aanzien van de persoon van de verdachte, een tbs-maatregel met dwangverpleging de enige mogelijkheid is om het door de deskundigen beschreven gevaar voor de veiligheid van personen voldoende te beteugelen en de maatschappij tegen de verdachte te beschermen.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen van de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging is voldaan. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het door de verdachte begane feit 1 betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel. Het bewezen verklaarde feit 1 is een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. De totale duur van de tbs-maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

7.Beslag

Onder de verdachte zijn in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
  • 1 STK Mes (Omschrijving: PL1100-2025035892-1699995, Homey)
  • 1 STK 250,00 EUR Geld Euro (Omschrijving: NH1R025021_845451 IBG 18-02-2025)
  • 3 STK Rookwaar (Omschrijving: PL1100-2025035892-1700540, Marlboro)
  • 1 STK Muts (Omschrijving: PL1100-2025035892-G1700656)
  • 1 STK Slijpmachine
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de € 250,-, de rookwaar, de muts, de slijpmachine en de breekijzers dienen te worden verbeurd verklaard. Ten aanzien van de messen heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
  • 1 STK Mes (Omschrijving: PL1100-2025035892-1699995, Homey)
  • 1 STK Muts (Omschrijving: PL1100-2025035892-G1700656)
  • 1 STK Slijpmachine
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1, 2 en 4 primair bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK 250,00 EUR Geld Euro (Omschrijving: NH1R025021_845451 IBG 18-02-2025)
  • 3 STK Rookwaar ((Omschrijving: PL1100-2025035892-1700540, Marlboro)
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de voorwerpen aan de verdachte toebehoren en die voorwerpen door middel van het onder 1 bewezen verklaarde feit zijn verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Mes (Omschrijving: NH1 R025021_845455 Zelfgemaakte machete van een
snijarm van een papiersnijapparaat)
dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten als het onder 1 bewezen verklaarde feit.

8.Vorderingen benadeelde partij

8.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.693,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
  • Contant geld € 250,-
  • Mobiele telefoon € 553,99
  • Opgenomen geld met gestolen pinpas € 590,-
De gestelde immateriële schade bedraagt € 2.300,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de verdachte hoofdelijk tot vergoeding van de schade moeten worden veroordeeld.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vorderingen omtrent het contante geld en de telefoon niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Ten aanzien van het gepinde geldbedrag heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht dit bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 940,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit, bestaande uit:
  • Contant geld € 250,-
  • Mobiele telefoon € 100,-
  • Opgenomen geld met gestolen pinpas € 590,-
Ten aanzien van de mobiele telefoon neemt de rechtbank in aanmerking dat bij de benadeelde partij een iPhone 7 is weggenomen. De rechtbank dient rekening te houden met afschrijving en de waarde van het goed ten tijde van het strafbare feit. De waarde van de weggenomen mobiele telefoon wordt geschat op € 100,- en daarom zal ten aanzien van deze post naar maatstaven van billijkheid dit bedrag worden toegewezen Voor het overige wordt de vordering ten aanzien van deze post afgewezen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
In deze zaak is sprake van een gewapende woningoverval. Uit de stukken en de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij geen lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, bijvoorbeeld omdat sprake is van geestelijk letsel. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de overval grote impact heeft gehad op de benadeelde partij. Hij durfde in het donker geen post meer te pakken en als hij in bed lag hoorde hij elk geluid, waarvan hij schrok. Ook ervaarde hij dromen met veel agressie als gevolg van het misdrijf. Daarnaast kon hij zich bij de werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf de eerste anderhalve maand niet concentreren. De benadeelde partij dacht elke dag aan het misdrijf en voelde zich depressief en lusteloos. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken gevoelens van onrust veroorzaken bij de slachtoffers en in een zaak als deze liggen de nadelige gevolgen zo voor de hand dat de rechtbank een aantasting in de persoon aanneemt, zonder dat de benadeelde partij daar nadere gegevens voor dient over te leggen.
De rechtbank acht vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.300,- billijk, gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering en de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend. De vordering ter zake van immateriële schade zal tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: diefstal met geweld, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Nadere onderbouwing van de gestelde schade levert een onevenredige belasting voor het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet in zijn vordering zal kunnen worden ontvangen. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.3.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.760,45 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 6 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een bedrag toe te wijzen van € 100,-, omdat dat het bedrag is dat de verdachte heeft gekregen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de geleden schade die is ontstaan door de oplichting van de benadeelde partij door een ander dan de verdachte en het onder feit 6 bewezen verklaarde feit, medeplichtigheid aan witwassen. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 6 februari 2023 in de zaak met parketnummer 15-272579-22 heeft de rechtbank te Alkmaar de verdachte voor mishandeling, bedreiging en vernieling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 24 februari 2023 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 21 februari 2023 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen, nu een behandeling prevaleert boven het uitzitten van een voorwaardelijke straf.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de tenuitvoerlegging van deze straf (een gevangenisstraf van drie maanden) geen toegevoegde waarde heeft, gelet op de aan de verdachte op te leggen langdurige gevangenisstraf met daarnaast de tbs-maatregel met dwangverpleging.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 37a, 37b, 48, 49, 57, 311, 312, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 subsidiair tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 [vierentwintig] maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ten aanzien van feit 1
ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Beslag
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK Mes (Omschrijving: PL1100-2025035892-1699995, Homey)
  • 1 STK Muts (Omschrijving: PL1100-2025035892-G1700656)
  • 1 STK Slijpmachine
  • 1 STK 250,00 EUR Geld Euro (Omschrijving: NH1R025021_845451 IBG 18-02-2025)
  • 3 STK Rookwaar ((Omschrijving: PL1100-2025035892-1700540, Marlboro)
Onttrekt aan het verkeer:
1 STK Mes (Omschrijving: NH1 R025021_845455 Zelfgemaakte machete van een
snijarm van een papiersnijapparaat)
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 3.240,-, bestaande uit € 940,- als vergoeding voor de materiële en € 2.300,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af de overige gevorderde materiële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.240,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Alkmaar in de zaak met parketnummer 15-272579-22 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. J.O Rutten en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.B.A.F. Burggraaf,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)