Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
De bovenverdiepingen van het Verkochte zijn in gebruik en kwalificeren als woning voor wat betreft de overdrachtsbelasting.
Koper stelt zich op het standpunt dat de benedenverdieping van het Verkochte, welke in gebruik is als winkel, voor wat betreft de overdrachtsbelasting een woning betreft, dit aangezien de benedenverdieping in oorsprong is ontworpen en gebouwd met het doel te worden bewoond. Nadien is de benedenverdieping gedeeltelijk verbouwd en aangepast met het oog op gebruik als winkel. Voornoemd standpunt wordt onderbouwd door een afschrift van een bij de gemeente [plaats] ingekomen aanvraag voor een vergunning tot het verbouwen van de onderpui uit negentienhonderd veertien en een kopie van de in dat jaar verleende vergunning welke als bijlagen aan deze Akte worden gehecht (Bijlage-2).
Koper stelt zich verder op het standpunt dat de benedenverdieping geacht moet worden zijn aard van woning te hebben behouden, aangezien niet meer dan beperkte aanpassingen nodig zijn om de benedenverdieping weer voor bewoning geschikt te maken. Voornoemd standpunt wordt onderbouwd door onder meer een e-mail van de technisch adviseur van Koper van achttien november tweeduizend negentien waarin expliciet is opgenomen dat de winkel met beperkte aanpassingen geschikt kan worden gemaakt voor bewoning en van welke e-mail een print aan deze Akte wordt gehecht (Bijlage-3). Voornoemd standpunt wordt verder onderbouwd door plattegronden van de winkelruimte en een specifieke beschrijving van de ingrepen die nodig zijn om de benedenverdieping weer geschikt te maken voor bewoning. Voornoemde plattegronden en een print van de specifieke beschrijving worden eveneens aan deze Akte gehecht (Bijlage-4).”
Geschil12. In geschil is of de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of appartementsrecht 1 ten tijde van de verkrijging kwalificeert als woning in de zin van artikel 14, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wbr) zodat het verlaagde tarief van toepassing is. Niet in geschil is dat verweerder als grondslag van de overdrachtsbelasting voor appartementsrecht 1 terecht een waarde van € 2.100.000 heeft gehanteerd.
woninggebruik. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de begane grond en het souterrain door de vele verbouwingen hun aard als woning definitief verloren. Dat was in ieder geval al zo bij het ontstaan van appartementsrecht 1 door de splitsing in 2001. Er zijn immers al voor die tijd ingrijpende verbouwingen uitgevoerd die hebben geleid tot wijzigingen van fundamentele bouwkundige kenmerken. Al in 1914 is de onderpui vervangen door de plaatsing van een groot etalageraam. Ook is in dat jaar voor de eerste keer de indeling gewijzigd om één grote winkelruimte te creëren. In de jaren daarna is zowel de onderpui aan voor- en achterzijde evenals de indeling verder gewijzigd. Zo is door de uitbreiding aan de achterzijde het daglicht en de ventilatie aan die kant volledig verloren gegaan. Gelet op deze bouwkundige wijzigingen in onderlinge samenhang bezien, zijn de begane grond en het souterrain naar hun aard een bedrijfsruimte geworden. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of het appartementsrecht met slechts beperkte aanpassingen weer geschikt kan worden gemaakt voor bewoning.