ECLI:NL:RBNHO:2025:12718

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
363636
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verrekening in bouwprojecten tussen Dutch Design Totaalafbouw B.V. en gedaagden

In deze civiele zaak vordert Dutch Design Totaalafbouw B.V. betaling van openstaande facturen van gedaagden, die zich beroepen op verrekening van bedragen die zij nog van Dutch Design te vorderen hebben. De partijen hebben gedurende langere tijd samengewerkt aan verschillende bouwprojecten. Dutch Design heeft facturen gestuurd voor verrichte werkzaamheden, maar gedaagden betwisten de hoogte van de openstaande bedragen en stellen dat er minder openstaat dan Dutch Design beweert. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden € 17.989,84 aan Dutch Design moeten betalen, terwijl de tegenvorderingen van gedaagden zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook de procedure en de feiten rondom de samenwerking en de facturering tussen partijen uitvoerig behandeld, inclusief de communicatie over de kwaliteit van het werk en de betalingsgeschiedenis. De rechtbank heeft geoordeeld dat Dutch Design voldoende bewijs heeft geleverd voor de openstaande vorderingen, maar dat gedaagden ook recht hebben op verrekening van bepaalde bedragen. De vordering van gedaagden tot opheffing van de gelegde beslagen is afgewezen, omdat het beslag gerechtvaardigd is gezien de uitkomst van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/363636 / HA ZA 25-173
Vonnis van 29 oktober 2025
in de zaak van
DUTCH DESIGN TOTAALAFBOUW B.V.,
te Emmeloord,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Dutch Design,
advocaat: mr. J.R.M. Schravenmade,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1],

te [plaats],
hierna te noemen: [gedaagde 1] V.O.F.,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats],
hierna te noemen: [gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
te [plaats],
hierna te noemen: [gedaagde 3],
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
advocaat: mr. P.H. Visser.
Zaak in het kort
Partijen hebben langere tijd bij verschillende bouwprojecten met elkaar samengewerkt. Dutch Design vordert betaling van facturen die zij [gedaagden] heeft gezonden voor verrichte werkzaamheden. [gedaagden] zeggen dat er minder openstaat dan Dutch Design zegt. Ook beroepen [gedaagden] zich op verrekening. Zij zeggen dat Dutch Design nog bedragen aan hen moet betalen voor werkzaamheden die zij voor Dutch Design hebben verricht, maar ook voor schade die zij zeggen te hebben geleden doordat Dutch Design de aan haar opgedragen werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat [gedaagden] € 17.989,84 aan Dutch Design moeten betalen. Zij wijst de tegenvorderingen van [gedaagden] af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 maart 2025 met producties 1 tot en met 13
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie met producties A tot en met H
- de conclusie van antwoord in reconventie van Dutch Design
- het tussenvonnis van 13 augustus 2025 waarin de mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van [gedaagden] met producties H tot en met L
- de mondelinge behandeling van 17 september 2025, waarbij Dutch Design haar eis heeft verminderd en waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Dutch Design houdt zich bezig met stukadoren en wand-, plafond en vloerafwerking.
2.2.
[gedaagde 1] V.O.F. houdt zich bezig met stukadoren en algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn de beherend vennoten van de vennootschap onder firma [gedaagde 1] V.O.F.
2.3.
[gedaagde 1] V.O.F. heeft Dutch Design in de afgelopen jaren voor verschillende bouwprojecten ingeschakeld als onderaannemer om door [gedaagde 1] V.O.F. aangenomen werkzaamheden te verrichten. Dutch Design heeft [gedaagde 1] V.O.F. tevoren offertes gezonden. In 2023 en 2024 heeft [gedaagde 1] V.O.F. Dutch Design opdracht gegeven om werkzaamheden te verrichten voor (in ieder geval) projecten te Nieuwegein, Den Haag, Bosch en Duin, Emmeloord, Waddinxveen, Amsterdam, Utrecht en Assendelft.
2.4.
Dutch Design heeft [gedaagde 1] V.O.F. daarvoor facturen gestuurd. [gedaagden] hebben deze facturen niet allemaal betaald.
2.5.
Soms werkten [gedaagden] ook in opdracht van Dutch Design. Dat is gebeurd bij het project in Emmeloord. Op 8 november 2023 heeft [gedaagde 1] V.O.F. voor deze werkzaamheden een factuur gestuurd aan Dutch Design. Met deze factuur brengt zij € 4.467,70 bij Dutch Design in rekening als “voorschotnota inhuren [gedaagde 3]”. Op 10 november 2023 heeft Dutch Design aan [gedaagden] meegedeeld dat het door [gedaagde 1] V.O.F. voor deze werkzaamheden te factureren bedrag € 4.225,63 is. Daarop heeft [gedaagde 1] V.O.F. op 15 november 2023 € 242,07 gecrediteerd.
2.6.
In 2024 is er discussie ontstaan over de kwaliteit en de voortgang van de door [gedaagden] aan Dutch Design opgedragen werkzaamheden. [gedaagde 1] V.O.F. heeft Dutch Design op 16 juli 2024 een e-mail gestuurd over werkzaamheden te Waddinxveen. Daarin zegt zij dat [gedaagde 1] V.O.F. de tijd die het werk langer dan tien weken zal duren, in mindering zal brengen op de betaling, omdat zij bij een juiste voortgang geld had overgehouden aan huurkosten voor de steiger.
Een dag later deelt [gedaagde 1] V.O.F. aan Dutch Design mee dat partijen een paar dagen eerder een zeer teleurstellende vooroplevering hebben gehad van de twaalf woningen, waarbij een schrikbarende lijst met punten naar voren is gekomen. Daarop heeft Dutch Design gereageerd dat het om kleine puntjes gaat die maandag 22 juli 2024 zullen worden opgelost.
Met een e-mail van 30 augustus 2024 heeft [gedaagde 1] V.O.F. het volgende aan Dutch Design meegedeeld. Het is [gedaagde 3] en [gedaagde 2] gebleken dat op de werken in Waddinxveen, Utrecht en Amsterdam het schilder- en stucwerk niet overeenkomstig de afspraken is uitgevoerd en afgerond. Deze werkzaamheden moeten alsnog in een door [gedaagde 1] V.O.F. aangegeven volgorde worden uitgevoerd. Daarbij zal [gedaagde 2] aanwezig zijn om het werk te begeleiden en te controleren. De kosten van deze werkbegeleiding bedragen € 500,00 per dag en zullen voor rekening van Dutch Design komen. Dutch Design heeft niet meegedeeld daarmee in te stemmen.
2.7.
Partijen hebben ook per WhatsApp gecommuniceerd. Zo vraagt [gedaagde 1] V.O.F. op 9 oktober 2024 aan Dutch Design hoe Dutch Design nu een factuur voor het werk aan de Sigmund Rombergstraat (Utrecht) kan sturen als dat werk voor de derde keer is afgekeurd. Nadat Dutch Design eerder al per WhatsApp aan [gedaagde 2] meedeelde dat de laatste punten voor Waddinxveen volledig zijn opgelost en dat het werk daarmee is afgerond, meldt Dutch Design op 8 november 2024 aan [gedaagde 2] dat de strippen en matten in Utrecht klaar zijn en dat daarmee alles volledig klaar en opgeleverd is. [gedaagde 2] reageert met: “Super”. Op 13 november 2024 deelt [gedaagde 2] mee dat [gedaagden] zeker gaan betalen.
2.8.
Tijdens deze discussie heeft [gedaagde 1] V.O.F. facturen aan Dutch Design gezonden, onder meer voor extra werk “in verband met het ondermaats uitvoeren” van werkzaamheden door Dutch Design. Dutch Design heeft geen betalingen gedaan op deze facturen.
2.9.
Nadat [gedaagden] ook na betalingsherinneringen niet betaalden, heeft de rechtsbijstandverzekeraar van Dutch Design op 29 november 2024 het volgende aan [gedaagde 1] V.O.F. geschreven. Uit de meest recente debiteurenkaart van Dutch Design blijkt dat er een bedrag van € 51.913,15 openstaat. Er zijn mogelijk wat onduidelijkheden en disputen over een aantal klussen, maar [gedaagde 1] V.O.F. moet terstond betalen wat wordt erkend. Daarnaast wordt [gedaagde 1] V.O.F. verzocht onderbouwd aan te geven wat zij precies betwist en waarom.
2.10.
[gedaagden] hebben de volgende dag gereageerd. Zij hebben daarbij onder meer het volgende aangegeven. [gedaagden] moeten nog een aanzienlijk bedrag van € 22.968,02 van Dutch Design ontvangen. Daarbij komt dat de werkzaamheden in Amsterdam en Waddinxveen nog niet naar tevredenheid zijn afgerond, zodat voor die werken de betaaltermijn nog niet is gaan lopen. Om dezelfde reden hebben de opdrachtgevers [gedaagde 1] V.O.F. nog niet betaald.
2.11.
Verdere correspondentie tussen (de advocaten van) partijen, waarin partijen over en weer ook hebben getracht meer duidelijkheid te verschaffen over hun facturen, heeft niet tot een oplossing geleid. Wel hebben [gedaagden] op 8 december 2024 aan Dutch Design meegedeeld dat de daaropvolgende dinsdag de oplevering aan de nieuwe eigenaren van de woningen in Waddinxveen zal plaatsvinden. Op 19 december 2024 heeft de advocaat van [gedaagden] aan Dutch Design gezegd dat Dutch Design al eerder akkoord is gegaan met verrekening en dat na verrekening nog een bedrag van € 26.072,29 resteert dat [gedaagden] zo spoedig mogelijk zullen voldoen, waarbij zij verwacht dat de zaak voor 31 december 2024 afgerond zal zijn.
2.12.
[gedaagde 1] V.O.F. heeft op 25 december 2024 € 5.000,00 aan Dutch Design betaald.
2.13.
Op 16 januari 2025 heeft Dutch Design aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof gevraagd voor het leggen van (repeterend) conservatoir derdenbeslag ten laste van [gedaagde 1] V.O.F. onder de ABN AMRO N.V.
2.14.
Op 20 januari 2025 hebben [gedaagden] nogmaals € 5.000,00 aan Dutch Design betaald.
2.15.
Op 12 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter aan Dutch Design verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag onder de bank met begroting van de vordering van Dutch Design (inclusief rente en kosten) op € 24.600,00. Daarbij heeft de voorzieningenrechter overwogen dat Dutch Design onvoldoende heeft toegelicht dat de tegenvordering van [gedaagden] is verzonnen en niet berust op een rechtsgrond of afspraak.
2.16.
Dutch Design heeft op 24 februari 2025 conservatoir beslag gelegd op de bankrekeningen van [gedaagden] (privé en zakelijk) bij ABN Amro. Dit beslag heeft doel getroffen voor een totaalbedrag van € 21.507,52.
2.17.
[gedaagden] hebben vervolgens op 14 mei 2025 € 2.500,00 en op 21 mei 2025 € 13.572,29 aan Dutch Design betaald.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
Dutch Design vordert – na vermindering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt € 27.034,99 aan Dutch Design te betalen;
II. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot voldoening van primair de wettelijke handelsrente over de openstaande facturen en subsidiair de wettelijke rente, zulks primair vanaf de vervaldatum van de respectievelijke factuur en subsidiair vanaf de datum van 29 november 2024 (de datum dat [gedaagden] voor alle facturen tot betaling gesommeerd is) en meer subsidiair een door de rechtbank vast te stellen datum;
III. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot voldoening van de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.194,13 vanaf het moment van dagvaarding;
IV. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding;
V. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten voor de conservatoire maatregelen voor het beslagverlof, daaronder begrepen deurwaarderskosten, griffierecht en de kosten van de advocaat van Dutch Design;
VI. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt de wettelijke rente over de proceskosten te betalen vanaf het moment van dagvaarding.
3.2.
Dutch Design brengt het volgende naar voren. Zij heeft in 2023 en 2024 als aannemer in opdracht van [gedaagden] meerdere bouwwerkzaamheden verricht in meerdere bouwprojecten. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd op basis van door Dutch Design uitgebrachte offertes die [gedaagden] steeds hebben geaccepteerd. Voor de werkzaamheden heeft Dutch Design facturen gezonden aan [gedaagden] Van deze facturen stond nog een totaalbedrag van € 51.913,15 open. Na de betalingen die [gedaagden] in december 2024 en januari en mei 2025 hebben gedaan, heeft Dutch Design nog € 25.840,86 onbetaald gelaten. Inclusief € 1.194,13 aan buitengerechtelijke incassokosten is dat € 27.034,99. De buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd geraakt omdat Dutch Design meermaals buiten rechte heeft geprobeerd om de vorderingen bij [gedaagden] te incasseren. Verder vordert Dutch Design dat [gedaagden] als te doen gebruikelijk veroordeeld worden in de kosten van de conservatoire maatregelen. Dutch Design heeft conservatoir beslag gelegd omdat de berichten en het betaalgedrag van [gedaagden] tot de conclusie leidden dat er onvoldoende geld beschikbaar was om de vorderingen van Dutch Design te voldoen en dat snel handelen noodzakelijk was.
3.3.
Dutch Design legt aan het door haar uiteengezette totaalbedrag van € 51.913,15 de volgende uitdraai met openstaande facturen ten grondslag:

{AFBEELDING 1}

3.4.
[gedaagden] verzoeken Dutch Design niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, dan wel deze vorderingen af te wijzen, althans de gevorderde kostenveroordeling af te wijzen, dan wel te matigen en Dutch Design te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.5.
[gedaagden] voeren daarbij het volgende aan. Voordat [gedaagden] in december 2024 de betaling van € 5.000,00 aan Dutch Design deden, stond er niet € 51.913,15 aan facturen van Dutch Design open maar € 49.040,31. Het hogere bedrag volgt niet uit de opdrachten van [gedaagden] aan Dutch Design. [gedaagden] hebben daarop – inclusief een betaling van € 3.000,00 op 31 juli 2024 – al voor € 29.072,29 aan deelbetalingen gedaan. Dit bedrag moet in mindering worden gebracht op het eerder genoemde totaal van € 49.040,31. Voor het overige doen [gedaagden] een beroep op compensatie. [gedaagden] hebben meerdere vorderingen op Dutch Design, in totaal voor € 22.968,02. Deze vorderingen houden verband met projecten die door Dutch Design aan [gedaagden] zijn opgedragen en met projecten die door [betrokkene 1] (een opdrachtgever van [gedaagden]) aan [gedaagden] en Dutch Design zijn opgedragen. Dutch Design heeft de facturen die [gedaagden] hiervoor hebben gezonden onbetaald gelaten, terwijl zij wel akkoord is gegaan met verrekening. Met de betalingen die [gedaagden] inmiddels gedaan hebben en verrekening van hun openstaande facturen hebben zij in totaal € 51.913,15 aan Dutch Design voldaan, waar de erkende openstaande vordering van Dutch Design maar € 49.040,31 was. [gedaagden] geven het volgende overzicht van te verrekenen facturen:

{AFBEELDING 2}

[gedaagden] menen verder dat het niet aangaat om wettelijke (handels)rente toe te kennen over een periode dat de werkzaamheden nog niet waren afgerond. Dutch Design moest de werkzaamheden vanaf maart 2024 binnen achttien weken afronden, maar het heeft ruim zestig weken geduurd voordat Dutch Design haar werkzaamheden goed heeft opgeleverd. Opdrachtgever [betrokkene 1] had in die tijd het werk afgekeurd en alle betalingen opgeschort. Omdat [betrokkene 1] niet betaalde, konden [gedaagden] eenvoudigweg geen betalingen op de facturen van Dutch Design doen. Toen [betrokkene 1] vanaf februari 2025 wel betaalde, stonden de beslagen op de rekeningen van [gedaagden] in de weg aan betaling.
3.6.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover nodig, nader ingaan.
In reconventie
3.7.
[gedaagden] stellen ook een tegenvordering (een vordering in reconventie) in. Zij vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • bepaalt dat Dutch Design de door haar gelegde beslagen op de bankrekeningen – zowel zakelijk als privé – van [gedaagden] moet opheffen binnen vierentwintig uur na datum van betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag;
  • Dutch Design veroordeelt € 22.968,02 aan [gedaagden] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025, met veroordeling van Dutch Design in de kosten van het geding.
3.8.
[gedaagden] brengen daarbij het volgende naar voren. [gedaagden] hebben in opdracht en voor rekening van Dutch Design de nodige werkzaamheden verricht. [gedaagden] hebben (ook onder druk van [betrokkene 1]) werkzaamheden van Dutch Design moeten overnemen. Dutch Design heeft voor € 22.968,02 aan facturen van [gedaagden] onbetaald gelaten. Indien en voor zover het beroep van [gedaagden] op verrekening niet slaagt, hebben zij recht op de betaling van dit bedrag. Verder hebben zij recht en belang bij de opheffing van de beslagen op hun zakelijke rekeningen en privérekeningen. Deze beslagen belemmeren hen in het voeren van hun onderneming, maar ook privé.
3.9.
Dutch Design voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagden], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.10.
Dutch Design zegt dat met uitzondering van de factuur van € 297,07 de facturen van [gedaagden] ten onrechte zijn verzonden. Er is geen enkele rechtsgrond voor. Voor zover [gedaagden] stellen dat zij gerechtigd waren tot vergoeding voor het verrichten van herstelwerkzaamheden of coördinatie wegens gebrekkig werk, ligt daar geen afspraak aan ten grondslag. Dutch Design heeft dergelijke voorstellen juist bij herhaling afgewezen. Zij betwist dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht van Dutch Design, dat de werkzaamheden noodzakelijk waren wegens tekortschieten van Dutch Design, dat de werkzaamheden tegen de opgevoerde tarieven zijn overeengekomen en dat [gedaagden] enige schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij komt dat [gedaagden] niet eerder dan in deze procedure hebben aangegeven dat sprake zou zijn van schade door vertragingen. Misschien is niet alles goed gegaan, maar alle projecten zijn nu goed afgerond.
3.11.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover nodig, nader ingaan.
Tekst
Tekst

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
Omdat de (voorwaardelijke) vordering in reconventie om Dutch Design te veroordelen om € 22.986,02 aan [gedaagden] te betalen nauw samenhangt met het verrekeningsverweer dat [gedaagden] voeren tegen de vorderingen van Dutch Design in conventie, zullen deze vorderingen hierna gezamenlijk behandeld worden.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat Dutch Design voor haar werkzaamheden facturen mocht sturen aan [gedaagden] Partijen verschillen wel van mening over het bedrag aan facturen dat (begin december 2024) nog openstond en over de vraag of [gedaagden] nog een bedrag aan Dutch Design moeten betalen.
4.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [gedaagden] in hoofdsom nog € 17.989,84 aan Dutch Design moeten voldoen en zal hieronder uitleggen hoe zij tot dit bedrag is gekomen. Hierbij zal zij eerst uiteenzetten welk bedrag aan facturen van Dutch Design begin december 2024 nog openstond en daarna toelichten welke bedragen – door de betalingen die Dutch Design gedaan heeft en door verrekening – daarop in mindering komen.
Uitgangspunt dat per december 2024 een bedrag van € 49.040,31 openstond
4.4.
Dutch Design legt aan haar vordering het bij 3.3. opgenomen overzicht ten grondslag. Die uitdraai geeft een totaalbedrag van € 51.913,15 aan openstaande facturen. [gedaagden] betwisten dit bedrag. Zij hebben als productie 1 een eigen uitdraai overgelegd van door Dutch Design aan [gedaagde 1] V.O.F. gefactureerde bedragen, die op 19 december 2024 nog (deels) openstonden. Dit overzicht geeft een totaal openstaand bedrag van € 49.040,31.
4.5.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet Dutch Design voldoende feiten en omstandigheden stellen, en zo nodig bewijzen, waaruit haar vordering volgt.
4.6.
De rechtbank oordeelt dat Dutch Design, bij de betwisting door [gedaagden], onvoldoende heeft onderbouwd dat – vóór de betalingen door [gedaagden] in december 2024 – voor € 51.913,15 aan door [gedaagden] te betalen facturen openstond.
4.7.
Dutch Design heeft weliswaar verwezen naar een aantal door haar overgelegde offertes, maar zij heeft niet toegelicht hoe deze offertes aansluiten bij de door Dutch Design uitgebrachte facturen. Daarbij komt dat een aantal facturen op de uitdraai van Dutch Design zien op projecten waarvoor geen offerte is overgelegd. Ook heeft Dutch Design niet gespecificeerd welke werkzaamheden zijn verricht. Dat maakt dat de rechtbank de facturen niet kan aansluiten bij de offertes of verrichte werkzaamheden.
4.8.
De facturen op het overzicht van Dutch Design zijn ook maar een deel van de facturen die Dutch Design aan [gedaagden] heeft uitgebracht. Dutch Design heeft niet aangegeven hoe de betalingen die [gedaagden] eerder al heeft gedaan zijn verwerkt. De onduidelijkheid neemt verder toe doordat de uitdraai van Dutch Design begint met een creditfactuur van -€ 498,04, waarop [gedaagden] € 3.129,20 te weinig betaald zouden hebben. Omdat niet duidelijk is hoe [gedaagden] te weinig kunnen hebben betaald op een creditnota, heeft de rechtbank daarover bij de mondelinge behandeling navraag gedaan. Dutch Design heeft daarop aangegeven dat het te weinig betaalde bedrag ziet op een (niet overgelegde) factuur die niet in de uitdraai is opgenomen.
4.9.
Gelet op deze onduidelijkheden en onvolkomenheden zijn het door Dutch Design overgelegde overzicht en de door Dutch Design overgelegde facturen onvoldoende onderbouwing van de omvang van de openstaande posten voor de betaling die van [gedaagden] in december 2024 heeft gedaan.
4.10.
[gedaagden] erkennen in hun verweer echter (onder overlegging van een eigen overzicht) dat per 19 december 2024 nog € 49.040,31 openstond van de door Dutch Design gefactureerde bedragen. Gelet op deze erkenning zal de rechtbank hierna van dit bedrag uitgaan als het bedrag dat openstond voor de betalingen die [gedaagden] in december 2024 en daarna deden.
4.11.
Op dit bedrag van € 49.040,31 moeten de betalingen die [gedaagden] daarop hebben gedaan in mindering worden gebracht. Ook moet worden beoordeeld of het beroep van [gedaagden] op verrekening met een of meer van hun facturen slaagt (en de vordering van Dutch Design vermindert).
[gedaagden] hebben € 26.072,29 betaald op het bedrag van € 49.040,31
4.12.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagden] vanaf december 2024 € 26.072,29 hebben betaald. Zij zijn het er ook over eens dat (ten minste) dit bedrag in mindering moet komen op het bedrag dat in december 2024 openstond. Dutch Design heeft haar eis ook met dit bedrag verminderd.
4.13.
[gedaagden] stellen dat ook de betaling van € 3.000,00 die zij op 31 juli 2024 hebben gedaan in mindering moet komen op het openstaande bedrag. Dutch Design betwist dat deze betaling in mindering kan komen. Zij voert aan dat deze betaling al in het openstaande bedrag is verwerkt.
4.14.
De rechtbank volgt [gedaagden] hierin niet. Zij hebben immers zelf een lijst aangeleverd van openstaande posten per 19 december 2024. Het totaal van die openstaande posten was € 49.040,31. Omdat dat het bedrag per 19 december 2024 was, is het niet juist een betaling die maanden eerder al is gedaan daarop in mindering te brengen.
4.15.
De rechtbank zal daarom voor de door [gedaagden] gedane betalingen € 26.072,29 in mindering brengen op het totaalbedrag van € 49.040,31. Dan resteert in beginsel nog een door [gedaagden] te betalen bedrag van € 22.968,02. Omdat het beroep van [gedaagden] op verrekening (deels) slaagt, is dat echter niet de hoofdsom die [gedaagden] aan Dutch Design zullen moeten betalen.
Het beroep van [gedaagden] op verrekening slaagt deels
4.16.
[gedaagden] doen een beroep op verrekening. Zij stellen dat zij in totaal € 22.968,02 van Dutch Design te vorderen hebben. [gedaagde 1] V.O.F. heeft voor dit bedrag facturen aan Dutch Design gestuurd. Dutch Design heeft die niet voldaan.
4.17.
Dutch Design betwist de juistheid van deze facturen. Zij voert aan dat de facturen niet gebaseerd zijn op enige tussen partijen gesloten overeenkomst, noch op een wettelijke verplichting. Daarbij maakt zij een uitzondering voor de facturen van [gedaagden] van 4 oktober 2024 voor € 455,48 en van 1 november 2024 voor € 297,07. Deze facturen zien allebei op een commissie van 10% die [gedaagden] in rekening mocht brengen.
4.18.
Een schuldenaar heeft de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering (artikel 6:127 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Dit betekent dat voor een geslaagd beroep op verrekening van [gedaagden] vast moet komen te staan dat [gedaagden] een prestatie van Dutch Design te vorderen hebben.
Facturen voor provisie
4.19.
Met de erkenning door Dutch Design van de juistheid van de facturen van 4 oktober en 1 november 2024, staat vast dat [gedaagden] ter zake van die facturen € 752,55 van Dutch Design te vorderen hebben. Het beroep van [gedaagden] op verrekening slaagt, zodat dit bedrag in mindering moet worden gebracht op de vordering van Dutch Design.
4.20.
[gedaagden] zeggen ook dat Dutch Design nog € 2.000,00 aan commissie moet betalen die [gedaagde 1] V.O.F. met een factuur van 20 december 2023 in rekening hebben gebracht. Dutch Design betwist dit. Zij zegt dat deze factuur niet juist was. De commissie van 10% was namelijk voor een project ten bedrage van € 17.000,00. Dutch Design heeft [gedaagden] hierop gewezen. Vervolgens heeft Dutch Design de juiste factuur van € 1.700,00 gekregen en betaald. Haar advocaat heeft bij de mondelinge behandeling aangegeven dat hij deze correctie gezien heeft. [gedaagden] hebben het relaas van Dutch Design niet weersproken.
4.21.
De rechtbank oordeelt dan ook dat [gedaagden] tegenover de gemotiveerde betwisting van Dutch Design onvoldoende hebben onderbouwd dat zij nog € 2.000,00 aan commissie, die met de factuur van 20 december 2023 in rekening is gebracht, van Dutch Design te vorderen hebben. Dit bedrag komt daarom niet voor verrekening in aanmerking.
Facturen voor werkzaamheden [gedaagde 3]
4.22.
[gedaagden] kunnen ook € 4.225,63 verrekenen met de vordering van Dutch Design. Dit bedrag volgt uit de factuur van Van Hout V.O.F. van 8 november 2023 (€ 4.467,70) en de daarop volgende creditfactuur (-€ 242,07).
4.23.
Dutch Design betwist (met de hiervoor genoemde uitzonderingen) de juistheid van de facturen van [gedaagden] hebben de juistheid van deze twee facturen echter voldoende onderbouwd. Uit de door [gedaagden] overgelegde stukken komt naar voren dat deze facturen zien op werkzaamheden die (met name) [gedaagde 3] voor Dutch Design heeft verricht. Dutch Design heeft niet weersproken dat [gedaagde 3] die werkzaamheden heeft verricht. Daarbij komt dat het juist Dutch Design is die met de e-mail van 10 november 2024 aan [gedaagden] heeft meegedeeld dat [gedaagde 1] V.O.F. voor deze werkzaamheden € 4.225,63 aan Dutch Design mag factureren.
4.24.
Daarmee hebben [gedaagden] voldoende onderbouwd (en Dutch Design niet voldoende betwist) dat Dutch Design het bedrag van € 4.225,63 aan [gedaagden] moest betalen.
4.25.
Dutch Design zegt echter dat dit bedrag al is verrekend. [gedaagden] betwisten dit. Zij hebben een uitdraai gemaakt van de openstaande, door Van Hout V.O.F. aan Dutch Design gezonden facturen. Op deze uitdraai staat de factuur voor de werkzaamheden van [gedaagde 3] als openstaand. Voor deze uitdraai is dezelfde peildatum aangehouden als voor de uitdraai die [gedaagden] hebben aangeleverd van de openstaande facturen van Dutch Design: 19 december 2024. Dat brengt in beginsel met zich dat in het bedrag van € 49.040,31 dat de rechtbank als uitgangspunt heeft genomen, de factuur voor de werkzaamheden van [gedaagde 3] nog niet is verrekend. Dutch Design heeft ook niet gezegd dat dit (voor het bedrag van € 49.040,31) anders zou zijn.
4.26.
Omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat [gedaagden] voldoende hebben onderbouwd dat zij deze vordering nog op Dutch Design hebben, slaagt ook voor dit deel het beroep op verrekening. De rechtbank zal daarom ook het bedrag van € 4.225,63 in mindering brengen op het door [gedaagden] aan Dutch Design te betalen bedrag.
Facturen voor (extra) werk en kosten [gedaagden]
4.27.
De andere door [gedaagden] voor verrekening aangedragen facturen met nummers 240136, 240217, 240275, 240274 en 240287 komen niet voor verrekening in aanmerking. Tegenover de betwisting van Dutch Design hebben [gedaagden] niet (of onvoldoende) onderbouwd dat zij deze bedragen bij Dutch Design in rekening mochten brengen.
4.28.
[gedaagden] hebben de factuur met nummer 240136 in de conclusie van antwoord en ter zitting niet toegelicht. In de producties wordt er wel iets over deze factuur gezegd, maar dat is niet voldoende. Bij de betwisting van verschuldigdheid door Dutch Design komt het met deze factuur in rekening gebrachte bedrag van € 235,00 daarom niet voor verrekening in aanmerking.
4.29.
Met de andere facturen 240217, 240275, 240274 en 240287 brengt [gedaagde 1] V.O.F. vanaf 24 juli 2024 kosten in rekening die samenhangen met uitloop van werkzaamheden, begeleiding bij werk en herstel van werk. Zij brengt met name kosten in rekening voor:
- wachtdagen voor drie mensen, het afmelden en opnieuw inplannen transport containers (240217);
- extra werk (bezoeken, overleggen en aanrijtijden) en extra huur steiger wegens ondermaats en niet tijdig uitvoeren van werk (240275);
- voor extra werk als verwijderen lijmresten en verfspatten en werkbezoeken en voor huur materieel (240274); en
- voor extra kosten huur materieel wegens uitlopen werkzaamheden (240287).
4.30.
Bij de mondelinge behandeling hebben [gedaagden] bevestigd dat zij geen afspraken hebben gemaakt met Dutch Design over het doorberekenen van deze kosten aan Dutch Design. Zij hebben Dutch Design alleen meegedeeld dat zij deze kosten in rekening zouden brengen. Dutch Design heeft daarmee niet ingestemd.
4.31.
Omdat partijen geen afspraken hebben gemaakt over doorberekening van deze kosten en [gedaagden] geen andere grond hebben aangevoerd die maakt dat Dutch Design verplicht is deze kosten voor haar rekening te nemen, hoeft Dutch Design deze facturen niet te betalen. De bedragen van deze facturen komen dan ook niet voor verrekening in aanmerking.
Tussenconclusie
4.32.
Nadat de betalingen die [gedaagden] hebben gedaan en de te verrekenen bedragen van het (in december 2024 openstaande) uitgangsbedrag van € 49.040,31 zijn afgetrokken, resteert een bedrag van (49.040,31 – 26.072,29 – 752,55 – 4.225,63 =) € 17.989,84. De rechtbank zal [gedaagden] veroordelen dit bedrag aan Dutch Design te betalen.
4.33.
[gedaagden] hebben hun tegenvordering om Dutch Design te veroordelen € 22.968,02 aan [gedaagden] te voldoen, ingesteld
indien en voor zover in conventie hun beroep op verrekening wordt afgewezen. Omdat het beroep op verrekening in conventie deels is afgewezen, is aan deze voorwaarde voldaan en moet de rechtbank op de tegenvordering van [gedaagden] beslissen. Na de verrekening als in 4.32. beschreven hebben [gedaagden] ter zake van de door hen naar voren gebrachte facturen echter niets meer van Dutch Design te vorderen. De rechtbank zal daarom de tegenvordering om Dutch Design te veroordelen € 22.968,02 aan [gedaagden] te voldoen afwijzen.
In conventie
Wettelijke handelsrente
4.34.
Dutch Design vordert primair de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Deze rente moet volgens haar worden toegekend vanaf de vervaldatum van elke factuur, dan wel vanaf 29 november 2024 omdat [gedaagden] op die datum een sommatie hebben ontvangen voor alle facturen.
4.35.
De overeenkomsten die partijen met elkaar zijn aangegaan, zijn aan te merken als handelsovereenkomsten. Bij te late betaling kan daarom in beginsel de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW worden toegekend.
4.36.
[gedaagden] vinden echter dat er geen wettelijke rente kan worden toegekend. Zij zeggen dat het niet aangaat om wettelijke rente te rekenen over werkzaamheden die nog niet zijn afgerond. Daarbij komt dat opdrachtgever [betrokkene 1] de betalingen van de werkzaamheden had opgeschort omdat Dutch Design haar werkzaamheden niet goed uitvoerde. [betrokkene 1] is de facturen pas weer eind februari 2025 gaan betalen en pas begin mei 2025 heeft Dutch Design de (herstel)werkzaamheden voor het [betrokkene 1]-project in Waddinxveen afgerond. De facturen van Dutch Design waren daarom te vroeg.
4.37.
Dutch Design zegt daarover dat dat de heer [betrokkene 2], de contactpersoon van [betrokkene 1] voor partijen, aan haar heeft laten weten dat alle betalingen aan [gedaagden] al in augustus 2024 zijn voldaan.
4.38.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagden] niet voldoende onderbouwd hebben betwist dat Dutch Design op de factuurdata de bedragen bij [gedaagden] in rekening mocht brengen. Dutch Design heeft terecht op gewezen dat in haar offertes niet staat dat de werkzaamheden pas na oplevering in rekening worden gebracht. Daarin staat (veelal) dat betaling binnen dertig dagen na factuurdatum moet plaatsvinden. Naar de rechtbank heeft begrepen is betaling bij oplevering ook niet hoe partijen in de praktijk werkten. Daarbij komt dat [gedaagden] in de e-mail van 13 november 2024 aan Dutch Design meedelen dat zij de facturen zeker gaan betalen (en dus niet het standpunt innemen dat de facturen te vroeg zijn verzonden). Ook zien de facturen waar het hier over gaat niet allemaal op het werk in Waddinxveen. Het gaat – zowel in het overzicht van [gedaagden] als het overzicht van Dutch Design – ook om andere werken. Die werken, zo hebben [gedaagden] ook aangegeven, zijn eerder afgerond. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat Dutch Design de facturen niet te vroeg heeft verzonden.
4.39.
Het is echter niet mogelijk om de wettelijke handelsrente vanaf de verschillende factuurdata toe te kennen. Uit de door hen overgelegde overzichten blijkt dat partijen niet alleen van mening verschillen over welk bedrag eind 2024 openstond, maar ook over welke facturen nog openstonden. Kennelijk hebben zij in hun administratie betalingen op andere facturen afgeboekt. Geen van beide partijen heeft hier duidelijkheid over verstrekt. Daarom zal de rechtbank de wettelijke handelsrente toekennen vanaf 29 november 2024. Dat is de datum waarop de rechtsbijstandverzekeraar van Dutch Design [gedaagden] sommeerde om het openstaande bedrag van (volgens haar) € 51.913,15 te voldoen. De rechtbank zal bij de toekenning van wettelijke handelsrente rekening houden met de betalingen die [gedaagden] inmiddels hebben gedaan.
[gedaagden] moeten buitengerechtelijke incassokosten vergoeden
4.40.
Dutch Design vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De rechtbank zal de hoogte van de vordering toetsen aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank berekent het in het Besluit bepaalde tarief aan de hand van de toegewezen hoofdsom van € 17.989,84 vermeerderd met de door [gedaagden] gedane betalingen na de aanmaning van 29 november 2024. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 1.194,13 is lager dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal dit bedrag daarom toewijzen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
[gedaagden] moeten beslagkosten betalen
4.41.
Dutch Design vordert [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv in beginsel toewijsbaar. In de dagvaarding heeft Dutch Design aangekondigd dat zij deze kosten nog nader zou onderbouwen om haar vordering te verhogen. De rechtbank heeft geen nadere stukken ontvangen en zal de beslagkosten toewijzen aan de hand van de beslagstukken die wel in het dossier aanwezig zijn. De beslagkosten worden vastgesteld op € 714,00 voor griffierecht en € 1.214,00 voor salaris advocaat (1,0 punt x € 1.214,00), totaal € 1.928,00.
[gedaagden] moeten proceskosten vergoeden
4.42.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Dutch Design worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
125,11
- griffierecht
2.281,00
- salaris advocaat
- nakosten
2.428,00
139,00
(2 punten × € 1.214,00)
Totaal
4.973,11
4.43.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
De vordering tot opheffing van de beslagen wordt afgewezen
4.44.
[gedaagden] vorderen opheffing van de door Dutch Design gelegde beslagen op hun zakelijke en privébankrekeningen. Zij stellen dat zij recht en belang hierbij hebben.
4.45.
Uit artikel 705 lid 2 Rv volgt dat opheffing van een conservatoir beslag onder meer kan worden bevolen als summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht.
4.46.
In deze procedure oordeelt de rechtbank dat [gedaagden] aan Dutch Design een bedrag in hoofdsom groot € 17.989,84 moeten betalen. Daarbij komt dat [gedaagden] ook veroordeeld zullen worden kosten te vergoeden. Daarmee is het door de beslaglegger ingeroepen recht in ieder geval voor een deel deugdelijk. [gedaagden] hebben alleen in algemene bewoordingen gezegd dat het bankbeslag hen belemmerd in hun onderneming en in hun leven. Dat is bij de uitkomst van deze procedure – toewijzing van een geldsom aan Dutch Design – echter niet voldoende om het belang van Dutch Design bij handhaving van het beslag opzij te zetten. De rechtbank zal de reconventionele vordering tot opheffing van de beslagen daarom afwijzen.
[gedaagden] moeten ook hier de proceskosten betalen
4.47.
[gedaagden] zijn ook in reconventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De rechtbank begroot de proceskosten van Dutch Design op:
- salaris advocaat
- nakosten
1.214,00
139,00
(2 punten × factor 0,5 x € 1.214,00)
Totaal
1.353,00
4.48.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals vermeld in de beslissing.
Zowel in conventie als reconventie
De rechtbank zal [gedaagden] hoofdelijk tot betaling veroordelen
4.49.
De rechtbank zal in haar beslissing
[gedaagden]hoofdelijk tot betaling van de verschillende bedragen en kosten veroordelen. Zij zal [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordelen in hun hoedanigheid van beherend vennoten van [gedaagde 1] V.O.F. Dat [gedaagden] hoofdelijk worden veroordeeld betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de een (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.50.
De rechtbank zal dit vonnis voor een deel uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing van de rechtbank op dit punt moet worden gevolgd, ook als een van de partijen daartegen in hoger beroep gaat. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval in beginsel totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan Dutch Design van een bedrag van € 17.989,84, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over:
- een bedrag van € 44.062,13 vanaf 29 november 2024 tot 25 december 2024;
- een bedrag van € 39.062,13 vanaf 25 december 2024 tot 11 januari 2025;
- een bedrag van € 34.062,13 vanaf 11 januari 2025 tot 14 mei 2025;
- een bedrag van € 31.562,13 vanaf 14 mei 2025 tot 21 mei 2025;
- een bedrag van € 17.989,84 vanaf 21 mei 2025 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan Dutch Design van een bedrag van € 1.194,13 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 11 maart 2025 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.928,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de kosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 4.973,11, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagden] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
5.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen van [gedaagden] af,
5.9.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.353,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagden] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
5.10.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.11.
verklaart de veroordelingen van 5.9. en 5.10 uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025.
1835