ECLI:NL:RBNHO:2025:12741

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
C/15/370497 / KG ZA 25-643 (tussenvonnis)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in kort geding over opzegging plaatsingsovereenkomst van een hond met medische complicaties

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een tussenvonnis gewezen in een kort geding dat draait om de opzegging van een plaatsingsovereenkomst met betrekking tot een hond. De eigenaar, aangeduid als [eiser], heeft de hond, genaamd Sofie, geplaatst bij de co-owner, aangeduid als [gedaagde], met de afspraak dat de eigenaar de mogelijkheid had om met de hond te fokken. De verstandhouding tussen partijen is echter verhard, vooral nadat [gedaagde] de hond heeft laten steriliseren zonder voorafgaande toestemming van [eiser], onder het voorwendsel van een medische noodzaak. [Eiser] betwist de noodzaak van de sterilisatie en wil de hond terug, onder meer om deze door haar eigen dierenarts te laten onderzoeken. De voorzieningenrechter heeft in het tussenvonnis bepaald dat beide partijen verklaringen van hun dierenartsen moeten overleggen om duidelijkheid te krijgen over de medische toestand van de hond en de noodzaak van de sterilisatie. De verdere beslissing is aangehouden, en de hond moet gedurende de procedure bij [eiser] verblijven.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/370497 / KG ZA 25-643
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. L.C.G.M. Joosten,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: [gemachtigde].
De zaak in het kort
Dit geschil ziet op de vraag of een tussen partijen gesloten plaatsingsovereenkomst met betrekking tot een hond opgezegd of ontbonden kan worden. Afgesproken is dat de hond (een teef) bij [gedaagde] verblijft, maar [eiser] als eigenaar de mogelijkheid heeft om twee tot drie keer met de hond te fokken. Op enig moment is de verstandhouding tussen partijen verhard geraakt. [gedaagde] meent dat zij vanwege een medische noodzaak de hond heeft moeten laten steriliseren. Zij weigert de hond aan [eiser] af te geven, omdat fokken niet meer mogelijk is. [eiser] betwijfelt – wegens eerdere uitlatingen van [gedaagde] – of de hond daadwerkelijk gesteriliseerd is en wil de hond terug, onder meer om deze door haar eigen dierenarts te laten onderzoeken.
De voorzieningenrechter wijst een tussenvonnis waarbij partijen de gelegenheid krijgen om verklaringen van hun dierenartsen in de procedure te overleggen, zodat duidelijkheid kan worden verkregen op de vraag óf de hond gesteriliseerd is en zo ja, of sprake was van een medische noodsituatie waardoor het niet mogelijk was om vooraf toestemming aan [eiser] (als eigenaar van de hond) te vragen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 12
- de conclusie van antwoord in conventie met producties 1 t/m 13
- de mondelinge behandeling van 23 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- [eiser], bijgestaan door mr. Joosten voornoemd
- [gedaagde], bijgestaan door [gemachtigde] voornoemd.
1.3.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter laten weten dat hij een tussenvonnis zal wijzen, met bewijsinstructie.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is een fokker van Berner Sennenhonden. [gedaagde] heeft in 2018 een pup bij [eiser] aangeschaft. Partijen hielden daarna contact met elkaar.
2.2.
In juni 2021 werd er een nestje pups geboren. [eiser] wilde uit dit nest een teefje, genaamd Sofie, (hierna: de hond) aanhouden om mee te fokken om de bloedlijnen in stand te houden.
2.3.
Partijen hebben in goed overleg besloten de hond bij [gedaagde] te plaatsen, waarbij [eiser] als eigenaar de mogelijkheid zou krijgen om minimaal twee en mogelijk drie nesten te fokken met de hond. De gemaakte afspraken zijn op 28 juli 2021 vastgelegd in een plaatsingsovereenkomst.
2.4.
In de plaatsingsovereenkomst staat onder meer:
Artikel 3: Fokkerij en voortplanting
(…)
b. De co-owner zal geen ingrepen aan de hond verrichten, laten verrichten, of toestaan te verrichten, die de geschiktheid voor de fokkerij kunnen beïnvloeden, zonder toestemming van de eigenaar.
c. Slechts in het geval van levensgevaarlijke en/of ernstige gezondheidsbedreigende situaties en als de omstandigheden dusdanig van aard zijn, dat toestemming van de eigenaar niet redelijkerwijs verkregen kon worden, kan van punt b afgeweken worden, dit echter ter beoordeling van de behandeld dierenarts.
(…)
e. wanneer de hond niet geschikt blijkt te zijn voor de fokkerij, dan zal de hond gesteriliseerd worden op kosten van de eigenaar. (…)
(…)
6.2.
Behandeling
De co-owner verplicht zich jegens eigenaar zorg te dragen voor een voor de hond passende en behoorlijke behandeling. Indien partijen verschillen van mening over de vraag of aan de hond voldoende zorg wordt onthouden, zal deze vraag aan een door de eigenaar aan te wijzen dierenarts worden voorgelegd. De co-owner verplicht zich aan het onderzoek van de
dierenarts mee te werken en de hond ter beschikking te stellen. De kosten van de dierenarts worden in eerste instantie voldaan door de eigenaar. Mocht echter blijken dat aan de hond de nodige zorg is onthouden, dan heeft de eigenaar het recht om de hond terug te nemen. Co-owner verplicht zich aan de teruggave van de hond (de voorzieningenrechter vult aan:
mee te werken).
2.5.
In de zomer van 2023 verslechterde het contact tussen partijen nadat [eiser] waarnam dat de hond er slecht uitzag en [gedaagde] weigerde om informatie over de hond met [eiser] te delen.
2.6.
In de periode december 2023 tot en met februari 2024 ontstonden wederom problemen. [eiser] wilde de hond laten onderzoeken, omdat deze volgens [gedaagde] niet loops werd (terwijl dit wel in de lijn der verwachting lag). De loopsheid van de hond bleek door [gedaagde] te zijn verzwegen, omdat zij de hond niet zo lang wilde missen. De hond is vervolgens op 29 februari 2024 door [eiser] opgehaald.
2.7.
Op 12 maart 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat de hond niet naar haar zal terugkeren, omdat zij [gedaagde] niet meer kan vertrouwen.
2.8.
In april 2024 hebben partijen – bijgestaan door hun gemachtigden – aanvullende afspraken gemaakt, zodat de hond toch weer bij [gedaagde] geplaatst kon worden.
Voor zover in dit geding van belang, zijn deze namens [eiser] als volgt bevestigd:
  • Gezien Sofie naar verwachting jaarlijks in juni en december loops wordt op basis van haar historische loopsheid, zal Sofie 31 mei en 7 december terugkeren naar cliënte en bij haar blijven tot na de loopsheid, de dekking en de drachtecho. Mocht Sofie eerder loops worden dan zal uw cliënte hierover diezelfde dag contact opnemen met cliënte. (…)
  • Cliënte wil op de hoogte blijven van Sofie’s gezondheid na de drachtecho. Uw cliënte wenst evengoed op de hoogte gehouden te worden tijdens de periode dat ze voor de dekking bij cliënte verblijft.
  • De exacte datum van Sofie’s vachtverlies dient door uw cliënte direct aan cliënte te worden gemeld.
  • De exacte datum van Sofie haar loopsheid dient door uw cliënte direct aan cliënte te worden gemeld. Dit zal diezelfde dag gemeld worden door uw cliënte aan cliënte. In principe zal uw cliënte er zorg voor dragen dat Sofie diezelfde dag naar cliënte gebracht wordt. Indien die niet mogelijk is, kan in overleg cliënte Sofie ophalen bij uw cliënte.
(…)
 Als cliënte toegang wil tot Sofie’s medische dossier bij de dierenarts, moet ze altijd toestemming krijgen van uw cliënte.
(…)
 Bij gezondheidsproblemen met Sofie wil cliënte onmiddellijk worden geïnformeerd.
(…)
2.9.
Op 31 mei 2024 is de hond door [eiser] opgehaald, waarna deze is gedekt en op 20 augustus is bevallen van vijf pups.
2.10.
Op 22 oktober 2024 is de hond weer naar [gedaagde] gebracht.
2.11.
In maart 2025 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde] verzocht om de hond te mogen ophalen. Een reactie bleef uit. In juni 2025 heeft [eiser] nogmaals verzocht om de hond te mogen ophalen. Afgesproken werd om de hond op 27 juni 2025 over te dragen.
2.12.
Op 26 juni 2025 heeft [gedaagde] per WhatsApp aan [eiser] laten weten dat de hond lusteloos is, er een vermoeden van een baarmoederontsteking is en de hond daarom antibiotica moet krijgen. [eiser] wilde de hond ophalen om deze door haar eigen dierenarts te laten onderzoeken, maar volgens [gedaagde] werd dit door de door haar ingeschakelde [plaats 3] dierenarts afgeraden.
2.13.
Aan de diverse verzoeken van [eiser] om informatie omtrent de toestand van de hond toe te sturen is door [gedaagde] niet onmiddellijk gevolg gegeven.
2.14.
Op 4 juli 2025 heeft [gedaagde] aan [eiser] veterinaire informatie over de hond van de [plaats 3] dierenarts gestuurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – [gedaagde] te veroordelen om binnen één dag na de datum van dit vonnis de hond aan haar af te geven, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) dat zij niet aan deze veroordeling voldoet en [gedaagde] te veroordelen in de werkelijke proceskosten, dan wel een veroordeling in de proceskosten uit te spreken die de voorzieningenrechter juist acht.
3.2.
[eiser] stelt dat zij, als eigenaar, de hond op grond van artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan opeisen van [gedaagde], omdat [gedaagde] de hond zonder recht of titel (vast)houdt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert allereerst aan dat een spoedeisend belang ontbreekt en de vordering niet geschikt is voor behandeling in kort geding. Verder is volgens [gedaagde] niet aan de vereisten van artikel 5:2 BW voldaan en houdt zij de hond in rechte. De plaatsingsovereenkomst is niet opzegbaar of alleen wanneer sprake is van ernstige tekortkomingen door een van partijen. Hiervan is in dit geval geen sprake. De medische noodzaak tot sterilisatie van de hond was dusdanig hoog dat de hond niet terug kon naar [eiser].
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of [eiser] een spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Dat is het geval. Bij de huidige stand van het dossier – waarin betrouwbare informatie omtrent de veterinaire toestand van de hond ontbreekt – is niet uitgesloten dat Sofie nog bruikbaar is voor fokdoeleinden. Gelet op de leeftijd van Sofie kan niet worden verlangd dat een bodemprocedure moet worden gevoerd om teruggave van Sofie te vorderen. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven.
De zaak is geschikt voor behandeling in kort geding
4.2.
[gedaagde] voert aan dat de zaak inhoudelijk te complex is en raakt aan gevoelige onderwerpen, waardoor een zorgvuldige behandeling in een bodemprocedure is vereist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vraag of [eiser] belang heeft bij teruggave van Sofie een overzichtelijk vraagstuk dat zich leent voor behandeling in kort geding. De voorzieningenrechter zal de vordering dan ook inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijk
4.3.
De met de plaatsingsovereenkomst en de aanvullende afspraken vormgegeven rechtsverhouding tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarin geen opzeggingsregeling is opgenomen. De plaatsingsovereenkomst strekt ertoe de zorg voor de hond voor onbepaalde tijd onder te brengen bij een zogenoemde co-owner. De co-owner heeft binnen de grenzen van zijn/haar verplichtingen in de plaatsingsovereenkomst – die in het teken staan van het in staat stellen van de juridische eigenaar om de hond voor fokdoeleinden te gebruiken – het gewone genot van de hond als huisdier, zonder daarvoor een aankoopprijs te hoeven betalen; de hond wordt ter beschikking gesteld.
4.4.
De plaatsingsovereenkomst voorziet erin dat de eigenaar de hond (voor zover, zoals hier, van het vrouwelijk geslacht) voor maximaal drie nesten voor fokdoeleinden kan gebruiken. Indien de hond niet geschikt is als fokdier zal deze op kosten van de eigenaar gesteriliseerd worden. Indien de eigenaar de hond wenst te verkopen krijgt de co-owner als eerste de gelegenheid om kosteloos eigenaar te worden.
4.5.
Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat de eigenaar bij correcte nakoming van de plaatsingsovereenkomst geen teruggave van de hond kan verlangen.
Dat laat onverlet dat opzegging van de plaatsingsovereenkomst door de eigenaar mogelijk moet zijn indien de plaatsingsovereenkomst door de co-owner niet of niet behoorlijk wordt nagekomen. In dat geval zal immers op grond van artikel 6:265 BW in beginsel ook een grond voor ontbinding aanwezig zijn. Waar de bevoegdheid tot ontbinding contractueel niet is uitgesloten zullen de feiten die ontbinding rechtvaardigen eveneens een opzeggingsgrond kunnen vormen.
4.6.
De vraag die in dit geding dus moet worden beantwoord is of voldoende aannemelijk is dat in een bodemgeschil zal worden geoordeeld dat de door [eiser] daartoe ingeroepen gedragingen van [gedaagde] een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging van de plaatsingsovereenkomst vormen.
4.7.
Uit de plaatsingsovereenkomst volgt dat het [gedaagde] niet is toegestaan om zonder instemming van [eiser] ingrepen aan de hond te laten verrichten, tenzij dit om gezondheidsredenen noodzakelijk is. De beoordeling daarvan berust bij de behandelend dierenarts. [gedaagde] heeft verklaard dat de hond op haar verzoek is gesteriliseerd en dat de sterilisatie op diergeneeskundige gronden onmiddellijk diende te worden uitgevoerd. De voorzieningenrechter acht dit bij gebreke van een overgelegde diergeneeskundige verklaring van de behandelend dierenarts vooralsnog niet voldoende aangetoond.
4.8.
Zoals de voorzieningenrechter op de zitting heeft laten weten acht hij met het oog op de verdere behandeling van deze zaak, de belangen van beide partijen, waaronder ook de gehechtheid van [gedaagde] aan de hond in aanmerking genomen, van belang dat er meer duidelijkheid komt op twee cruciale punten:
  • Wat was de veterinaire toestand van de hond toen de dierenarts die de sterilisatie heeft uitgevoerd het dier onderzocht?
  • Is de hond inderdaad gesteriliseerd en kan (ook) overigens worden vastgesteld dat de hond behoorlijk is verzorgd, of heeft die verzorging te wensen overgelaten?
De voorzieningenrechter zal partijen in de gelegenheid stellen om meer duidelijkheid te verkrijgen over de medische gesteldheid van de hond. Daartoe zal de voorzieningenrechter het navolgende bepalen.
4.9.
[gedaagde] moet zich inspannen om een verklaring van de dierenarts in [plaats 2] (die de sterilisatie zou hebben uitgevoerd) te krijgen waarin bevestigd wordt:
  • dat er op een bepaalde datum met betrekking tot de hond sprake was van een zodanige noodsituatie dat het niet verantwoord was om deze door een dierenarts op grotere afstand (in [plaats 3]) te laten behandelen;
  • dat het uit diergeneeskundig oogpunt noodzakelijk/wenselijk was om de hond onmiddellijk te steriliseren.
Ook doet [gedaagde] er verstandig aan duidelijkheid te verkrijgen over de echtheid van de stukken die beweerdelijk afkomstig zijn van de [plaats 3] dierenarts. Klopt de datering van de vermeldingen op 27, 28 en 30 juli 2025 of moet dat juni zijn? Hoe komt de foto in het dossier [1] ?
De te ontvangen verklaringen dienen aan de voorzieningenrechter en de wederpartij te worden toegezonden.
4.10.
[eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld om de hond door haar eigen dierenarts te laten onderzoeken. Omdat de hond momenteel bij [gedaagde] verblijft zal de voorzieningenrechter bepalen dat de hond daartoe aan [eiser] moet worden afgegeven. Daar zal iets meer ruimte voor worden gegeven dan de op de zitting vermelde 48 uur, zodat partijen een ordelijke afspraak kunnen maken.
4.11.
De voorzieningenrechter draagt [eiser] op om de hond binnen twee weken na het moment van afgifte door dierenarts [betrokkene] in [plaats 4] te laten onderzoeken teneinde een verklaring van deze dierenarts te verkrijgen waarin in ieder geval de volgende vragen worden beantwoord:
Is de hond gesteriliseerd?
Indien de hond is gesteriliseerd, is dan aannemelijk dat die sterilisatie heeft plaatsgevonden in reactie op een medische noodsituatie en op diergeneeskundige gronden niet kon wachten?
Zijn er tekenen dat de verzorging van de hond in enig opzicht te wensen over heeft gelaten?
Indien [gedaagde] [eiser] voorafgaand aan het onderzoek een kopie stuurt van de door de [plaats 2] dierenarts afgegeven diergeneeskundige verklaring dient bij de beantwoording van de hiervoor vermelde drie vragen mede ingegaan te worden op de inhoud van die verklaring.
4.12.
[eiser] moet een afschrift van de antwoorden van de dierenarts op de hiervoor vermelde vragen binnen een week na het onderzoek van de hond aan de voorzieningenrechter en de wederpartij inzenden. Partijen krijgen vervolgens een week de tijd om hun opvattingen over de ontvangen diergeneeskundige informatie aan de voorzieningenrechter kenbaar te maken. Zodra de voorzieningenrechter deze stukken heeft ontvangen zal hij beoordelen of een voortzetting van de mondelinge behandeling zinvol is. Als daartoe wordt besloten zal worden gepoogd de zaak snel op zitting te brengen.
De hond moet, na afgifte, gedurende deze procedure, dus totdat een einduitspraak is gewezen, bij [eiser] blijven.
4.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verzoekt [gedaagde] om de sub 4.9. van dit vonnis omschreven informatie zo spoedig mogelijk ter beschikking te krijgen en die aan de voorzieningenrechter en de wederpartij toe te zenden,
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] de hond binnen een week na betekening van dit vonnis aan [eiser] op een daartoe met [eiser] gemaakte afspraak aan haar ter plaatse van het huidig verblijf van het dier moet afgeven,
5.3.
draagt [eiser] op om de hond binnen twee weken na de onder 5.2. genoemde afgifte door dierenarts [betrokkene] te [plaats 4] te laten onderzoeken ter beantwoording van de volgende vragen:
Is de hond gesteriliseerd?
Indien de hond is gesteriliseerd, is dan aannemelijk dat die sterilisatie heeft plaatsgevonden in reactie op een medische noodsituatie en op diergeneeskundige gronden niet kon wachten?
Zijn er tekenen dat de verzorging van de hond in enig opzicht te wensen over heeft gelaten?
5.4.
draagt [eiser] op om een kopie van de antwoorden van de dierenarts op bovengenoemde vragen binnen twee weken na de onder 5.2. genoemde afgifte in deze procedure te overleggen,
5.5.
bepaalt dat de hond – gedurende deze procedure – bij [eiser] verblijft,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.
1589

Voetnoten

1.De dierenartsen zijn uit hoofde van de behandelovereenkomst verplicht om aan de opdrachtgever tot de behandeling op diens verzoek informatie te verstrekken over de bevindingen, diagnose en uitgevoerde behandeling van het dier. Een wens om buiten een geschil te blijven is geen valide reden voor weigering.