ECLI:NL:RBNHO:2025:12881

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
15/076104-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door rood licht rijden met zware letsels als gevolg

Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 maart 2024 in Vijfhuizen door rood licht reed en daarbij een verkeersongeval veroorzaakte. De verdachte, bestuurder van een personenauto, negeerde een rood verkeerslicht op de Drie Merenweg en botste met hoge snelheid tegen een motorfiets die met groen licht de kruising overstak. De bestuurder van de motorfiets liep zware lichamelijke letsels op, waaronder meerdere gecompliceerde beenbreuken, terwijl de passagier een schedelbasisfractuur en gezichtfracturen opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend had gedragen, wat leidde tot de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 100 uren op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingehouden was. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schuldbewustzijn en de gevolgen van het ongeval voor hem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/076104-24
Uitspraakdatum: 28 oktober 2025
Tegenspraak
Dit verkort strafvonnis (art. 138b Sv) is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. M.A. Hobbelink, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 3 maart 2024 te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Drie Merenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met (onverminderde, niet toegestane) hoge snelheid een voor hem bestemd, al enige tijd rood licht uitstralend verkeerslicht te negeren, althans niet op te merken, in elk geval daar niet voor te stoppen en met grote impact aan te rijden tegen een van links vanaf de Schipholweg komende, bij groen licht, de kruising overstekende motorfiets,
waardoor aan de bestuurder van die motorfiets (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gecompliceerde beenbreuken, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of aan de opzittende van die motorfiets (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en fracturen in het gezicht, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
subsidiair
hij op of omstreeks 3 maart 2024 te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Drie Merenweg, een voor hem bestemd al enige tijd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd, althans niet heeft opgemerkt, in elk geval daar niet voor is gestopt en is aangereden tegen een van links vanaf de Schipholweg komende, bij groen licht, de kruising overstekende motorfiets, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht en/of door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, namelijk dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. De verdachte is weliswaar door rood gereden, maar deze enkele verkeersfout levert geen schuld op in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte primair ten laste gelegde feit heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging
Inleiding
Op 3 maart 2024 heeft omstreeks 17.10 uur in Vijfhuizen op de Drie Merenweg ter hoogte van de kruising met de Schipholweg een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de verdachte met zijn personenauto tegen een motorfiets is aangereden. Op de motorfiets zaten een bestuurder en een passagier. Als gevolg van dit ongeval heeft zowel de bestuurder als de passagier zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De bestuurder had meerdere gecompliceerde beenbreuken en de passagier liep onder meer een schedelbasisfractuur en fracturen in het gezicht op.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte door zijn gedragingen schuld in de zin van artikel 6 WVW aan het verkeersongeval heeft. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van het primaire feit. De rechtbank zet hieronder uiteen hoe zij tot deze conclusie is gekomen. Daarbij zal de rechtbank ook ingaan op de mate van schuld die de verdachte aan het ongeval heeft.
Juridisch kader
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het begrip “schuld” houdt in dat minimaal sprake moet zijn geweest van een aanmerkelijke mate van verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. Wanneer sprake is van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid, kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. Bij de beoordeling van de vraag of het verkeersgedrag van de verdachte aanmerkelijk dan wel zeer onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, gaat het om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid en dus van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Tot slot kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Aanmerkelijk onoplettend rijgedrag
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte op de kruising van de Drie Merenweg met de Schipholweg op de middelste van de drie rijstroken voor rechtdoor door rood licht is gereden. Ter plekke werd het zicht op de kruising niet belemmerd door vaste objecten. Ook het zicht op de verkeerslichten werd niet belemmerd. De verdachte had kunnen en moeten opmerken dat de drie verkeerslichten van zijn rijrichting rood licht uitstraalden. De verkeerslichten waren namelijk op een afstand van in ieder geval 100 meter voor de stopstreep goed zichtbaar voor de weggebruikers en straalden al minimaal 9,8 seconden rood licht uit op het moment dat de verdachte de stopstreep van zijn rijstrook passeerde. De verkeerslichten voor de twee andere rijrichtingen, voor linksaf en rechtsaf, straalden op dat moment bovendien ook rood licht uit. De verdachte heeft onvoldoende aandacht gehad voor de rood licht uitstralende verkeerslichten.
De verdachte heeft daarnaast ook onvoldoende aandacht gehad voor het overige verkeer. Vanwege de rode verkeerslichten voor recht doorgaand verkeer stond een andere weggebruiker met zijn auto stil op de rijstrook rechts naast de rijstrook waarop de verdachte reed. De verdachte heeft niet opgemerkt dat die auto voor het rode stoplicht stil stond. Verder heeft de weggebruiker die direct achter de verdachte reed verklaard dat zij zag dat de verdachte niet afremde. Zij heeft hierop geclaxonneerd om de verdachte voor het rode verkeerslicht te waarschuwen. De verdachte reageerde hierop niet en reed vervolgens door het rode verkeerslicht, waarna het ongeval met de motorfiets volgde. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het rode verkeerslicht voor de verdachte tijdig zichtbaar is geweest.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel tot slot dat de verdachte de kruising is opgereden met een niet toegestane snelheid. De verdachte heeft verklaard dat hij op de Drie Merenweg met gebruikmaking van cruise control een ter plekke toegestane 100 kilometer per uur reed. Bij het naderen van de kruising schakelde hij de cruise control uit, omdat hij op de verkeersborden zag dat de toegestane snelheid van 100 naar 70 kilometer per uur ging. Hij heeft niet actief verder afgeremd. Vervolgens is de verdachte met een gemiddelde indicatieve snelheid tussen de 75 en 79 kilometer per uur de kruising opgereden.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen en daarom schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. De verdachte heeft niet enkel het voor hem rood licht uitstralende verkeerslicht niet opgemerkt. Hij heeft tevens niet gezien dat een andere auto reeds voor het rode verkeerslicht was gestopt en is met een te hoge snelheid de kruising opgereden. Uit het voorgaande volgt tevens dat de verdachte bewust een geruime afstand – te weten vanaf de plek waar de toegestane snelheid van 100 kilometer per uur tot 70 kilometer per uur wordt beperkt tot aan de betreffende kruising met de Schipholweg – met een niet toegestane hoge snelheid heeft gereden. De verdachte is door aldus te handelen tekort geschoten in de oplettendheid die van hem als bestuurder van een personenauto mocht worden verwacht. Het verweer van de raadsman dat de verdachte een enkele verkeersfout heeft begaan en dat die fout niet voldoende is voor de bewezenverklaring dat sprake is van schuld, wordt daarom verworpen.
Slotsom
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 maart 2024 te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Drie Merenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend, met niet toegestane snelheid een voor hem bestemd, al enige tijd rood licht uitstralend verkeerslicht niet op te merken en daar niet voor te stoppen en met grote impact aan te rijden tegen een van links vanaf de Schipholweg komende, bij groen licht, de kruising overstekende motorfiets,
waardoor de bestuurder van die motorfiets (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gecompliceerde beenbreuken, werd toegebracht, en de opzittende van die motorfiets (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en fracturen in het gezicht, werd toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingehouden is geweest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de omstandigheid dat de verdachte een
first offenderis en dat het ongeval een flinke impact op hem heeft gehad en nog steeds heeft. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de berouwvolle houding van de verdachte en dat hij er alles aan heeft gedaan om in gesprek te komen met de slachtoffers. Gelet hierop zou moeten worden volstaan met de oplegging van een geldboete, eventueel gecombineerd met een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door zich als bestuurder van een auto aanmerkelijk onoplettend in het verkeer te gedragen. De verdachte reed op de Drie Merenweg, met een niet toegestane snelheid, door een rood verkeerslicht. De bestuurder van de motorfiets had op dat moment groen licht en stak de kruising over met zijn motorfiets. De verdachte is met zijn personenauto tegen de motor aangereden. De bestuurder en de passagier van de motorfiets hebben hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dat de gevolgen van deze aanrijding nog steeds groot zijn, blijkt onder andere uit het op de zitting door de bestuurder van de motorfiets uitgeoefende spreekrecht. De bestuurder is sinds het ongeluk arbeidsongeschikt verklaard. Hij is nog altijd slecht ter been en het revalidatieproces is voorlopig nog niet afgerond.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 31 maart 2025. Hieruit volgt dat er stabiliteit is op alle leefgebieden en dat de reclassering geen risicofactoren voor delictgedrag heeft gesignaleerd. Verder blijkt uit het strafblad van de verdachte dat hij niet eerder is veroordeeld. In deze persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft de rechtbank dan ook geen strafverzwarende factoren gezien.
De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij zich schuldbewust heeft opgesteld. Hij heeft uitdrukkelijk spijt betuigd en kwam daarin op de rechtbank oprecht over. De verdachte vindt het verschrikkelijk dat hij het ongeval heeft veroorzaakt en afschuwelijk dat het ongeval deze gevolgen heeft gehad voor de slachtoffers. Hij heeft na het ongeval meerdere keren aangegeven in gesprek te willen gaan met de slachtoffers, maar zij stonden daar op dat moment (nog) niet voor open. De rechtbank heeft op de zitting gezien dat het ongeval niet alleen op de slachtoffers, maar ook op de verdachte een grote impact heeft gehad. Hij heeft, mede naar aanleiding van het ongeval, PTSS ontwikkeld en hiervoor therapie gevolgd.
De op te leggen straffen
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf passend is. Bij het bepalen van de hoogte van de taakstraf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast vindt de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid als bijkomende straf op zijn plaats. De rechtbank beperkt die rijontzegging tot de tijd dat het rijbewijs al ingehouden is geweest. De verdachte is zich namelijk zeer bewust van de gevolgen die zijn onoplettendheid heeft gehad. De rechtbank ziet in dit specifieke geval geen reden om een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
Slotsom
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden opleggen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingehouden is geweest.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
100 uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tevens tot een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. J.F. van Halderen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. P.H. Boersma en mr. J.J. van der Velden,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2025.