ECLI:NL:RBNHO:2025:12887

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
15/007333-25 en 13/235420-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf opgelegd voor medeplegen reeks woninginbraken

Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte, geboren in 2005, werd beschuldigd van het medeplegen van een reeks woninginbraken in de gemeenten Bloemendaal, Velsen en Nijkerk, waarbij hij samen met anderen goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De tenlastelegging omvatte vijf feiten, waaronder diefstal met geweld tegen een minderjarige bewoner. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank achtte de diefstal met geweld bewezen, waarbij de verdachte een mes had getoond aan een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen aan enkele slachtoffers van de woninginbraken. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/007333-25 en 13/235420-22 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 28 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Hermans en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. R.C. Fransen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) op de zitting van 7 april 2025, ten laste gelegd dat hij:
feit 1op of omstreeks 6 januari 2025 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] , een gouden armband en/of een tas (merk Vuitton), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 2op of omstreeks 9 december 2024 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] , 500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of flesjes parfum en/of sieraden en/of kleding van het merk Stronger en/of Ralph Lauren en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 3 primair
op of omstreeks 11 december 2024 te Santpoort-Noord, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] , diverse sieraden en/of een JBL muziekbox en/of een autosleutel en/of een motorhelm en/of een trui en/of een geldkistje met geld en/of een I-phone 16, in elk geval enige goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of een ander(en) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- in de woning tegen die [slachtoffer 4] te zeggen, dat hij de deur open moest doen en/of
- (daarbij) te dreigen met een mes, althans een mes aan die [slachtoffer 4] te tonen;
subsidiairop of omstreeks 11 december 2024 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] , diverse sieraden en/of een JBL muziekbox en/of een autosleutel en/of een motorhelm en/of een trui en/of een geldkistje met geld en/of een I-phone 16, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 4op of omstreeks 9 december 2024 te Nijkerk, in/uit een woning aan de [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid goederen, waaronder sieraden en/of tassen en/of zonnebrillen en/of schoenen en/of kleding, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 5op of omstreeks 24 december 2024 te Wassenaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] sieraden en/of een glazen kistje en/of een leren rugtas (merk Ted Baker) en/of een zonnebril (merk Rayban) en/of (een flesje) Chanel en/of een tas (merk Madame Coco) en/of 7000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 primair bepleit dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het bestanddeel met geweld of bedreiging met geweld. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen geweld heeft gebruikt en dat ook geen sprake is geweest van een bedreigende situatie. Ook het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren kan niet worden bewezen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen. Daaruit blijkt dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde woninginbraken. De rechtbank acht ook de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal uit een woning met bedreiging van geweld bewezen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij samen met een ander een diefstal uit een woning heeft gepleegd. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij in de hal van de woning stond met zijn handen vol met spullen die afkomstig waren uit de woning. Hij had ook een mes met een hoes eromheen in zijn hand. Dat mes was ook afkomstig uit de woning. Op dat moment kwam een jongen de woning binnen.
De verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens aan de jongen heeft gevraagd of hij de deur voor hem wilde openen, zonder hem daarbij te bedreigen. De verdachte heeft ook ontkend dat hij met het mes naar de jongen of de deur heeft gewezen.
Tegenover deze ontkennende verklaring van de verdachte staan de bij de politie en de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van de minderjarige zoon des huizes. Kort samengevat houden die verklaringen in dat de verdachte het mes aan hem toonde en vervolgens met het mes in zijn hand richting de deur bewoog. De verdachte zei daarbij dat hij de deur moest openen. De minderjarige zoon voelde zich hierdoor bedreigd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verklaringen voldoende concreet en consistent. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen en gaat bij de bewijsvoering daarom uit van deze verklaringen.
Het tonen van een mes aan de bewoner die de verdachte totaal onverwacht op heterdaad betrapt tijdens het stelen van spullen uit de woning, het met het mes bewegen van de bewoner naar de deur en zeggen dat hij de deur moest openen kan niet anders dan als een bedreiging met geweld worden opgevat. Dat het hoesje nog om het mes heen zat, doet daar niet aan af. Zowel de verdachte als de bewoner wisten dat in het hoesje een groot mes (totale lengte ca. 32 cm) zat.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte worden afgeleid dat hij een bedreigende situatie heeft veroorzaakt met het oogmerk om de woning (de plaats van het misdrijf) te verlaten nadat hij op heterdaad was betrapt. De rechtbank acht feit 3 primair dan ook wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat hij
feit 1op 6 januari 2025 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] , een gouden armband en een tas (merk Louis Vuitton), die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 2op 9 december 2024 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] .500 euro en flesjes parfum en sieraden en kleding van het merk Stronger en Ralph Lauren en een horloge, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 3 primair
op 11 december 2024 te Santpoort-Noord, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] , diverse sieraden en een JBL muziekbox en een autosleutel en een motorhelm en een trui en geld en een iPhone 16, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken door
- in de woning tegen die [slachtoffer 4] te zeggen, dat hij de deur open moest doen en
- daarbij een mes aan die [slachtoffer 4] te tonen;
feit 4op 9 december 2024 te Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] , sieraden en tassen en zonnebrillen en schoenen en kleding, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 5op 24 december 2024 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] , sieraden en een glazen kistje en een leren rugtas (merk Ted Baker) en een zonnebril (merk Rayban) en een flesje Chanel en een tas (merk Madame Coco) en 7.000 euro, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1, 2, 4 en 5:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoon van de verdachte. Zo heeft hij sinds kort een baan, wat het herhalingsgevaar verlaagt. De raadsman heeft verzocht om te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een taakstraf. De raadsman heeft verder gewezen op het feit dat de verdachte bereid is zich te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, waarbij de duur van de geadviseerde enkelband zou moeten worden gemaximeerd tot vier maanden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de maanden december 2024 en januari 2025 samen met een ander schuldig gemaakt aan vier woninginbraken. Ook hebben de verdachte en zijn mededader een diefstal uit een woning gepleegd, waarbij door de verdachte geweld is gebruikt door aan een minderjarige bewoner een mes te tonen. Omdat de verdachte en zijn mededader veel kostbare voorwerpen hebben weggenomen, hebben zij voor de slachtoffers veel overlast en financiële schade veroorzaakt. Daarnaast wordt met het plegen van dit soort feiten een forse inbreuk gemaakt op de privacy. Een woning is immers bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. De diefstal met geweld moet voor de minderjarige jongen zeer angstig zijn geweest, omdat dit in zijn eigen woning plaatsvond en hij plotseling werd geconfronteerd met de aanwezigheid van de verdachte in de woning die hem met een mes bedreigde. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen zich nog lang onveilig voelen in hun eigen woning. Woninginbraken kunnen bovendien in het algemeen ook in de samenleving, onder andere bij buurtbewoners, gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. De verdachte heeft zich tijdens het plegen van de feiten kennelijk steeds laten leiden door financieel gewin, zonder stil te staan bij de gevolgen en de impact ervan voor de slachtoffers en hun omgeving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 oktober 2025. Daaruit blijkt dat hij in de afgelopen jaren meerdere keren voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dat in het nadeel van de verdachte mee.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 9 oktober 2025. Hieruit volgt dat de reclassering risicofactoren ziet op vrijwel alle leefgebieden, maar met name op de gebieden van dagbesteding, financiën, sociaal netwerk en psychosociaal functioneren. Het risico op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Uit het reclasseringsrapport blijkt verder dat de verdachte eerder onder toezicht stond bij de jeugdreclassering, maar dat dit traject in november 2024 negatief is beëindigd, nadat vele kansen en waarschuwingen geen gedragsverandering teweeg hadden gebracht. Ook in het huidige toezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in deze zaak stelt de verdachte zich volgens de reclassering onvoldoende begeleidbaar op. Toch heeft de verdachte bij de reclassering te kennen gegeven graag hulp te ontvangen. Gelet hierop en op de problemen die in het leven van de verdachte spelen, heeft de reclassering geadviseerd aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en aan het voorwaardelijke strafdeel als bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht, deelname aan een gedragsinterventie, verblijf bij begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod met enkelband, en de verplichtingen een dagbesteding te vinden en mee te werken aan schuldhulpverlening.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de impact daarvan op slachtoffers en de recidive van de verdachte, zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigen. Daarbij heeft de rechtbank, naast wat hiervoor is overwogen, ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het plegen van een woninginbraak waarbij geen geweld wordt gebruikt is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder de onder 3 primair bewezen verklaarde diefstal met geweld in vereniging. Gelet op het reclasseringsrapport van 9 oktober 2025 ziet de rechtbank bovendien – in tegenstelling tot wat de reclassering adviseert – geen heil in het nog een keer opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden of een taakstraf als alternatieve strafmodaliteit. Uit dat rapport blijkt immers dat de verdachte reeds vele kansen heeft gekregen om een gedragsverandering in gang te zetten maar dat hij die kansen telkenmale niet heeft benut. Ook tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in deze zaak heeft hij zich onvoldoende begeleidbaar opgesteld en de schorsingsvoorwaarden meerdere keren overtreden. Dat alles maakt dat de rechtbank er geen vertrouwen in heeft dat de verdachte nu wel bereid en in staat is om met de reclassering samen te werken.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in deze zaak tot slot acht geslagen op de straf die aan de medeverdachte wordt opgelegd. De rechtbank heeft bij vonnis van heden deze medeverdachte ook veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, passend en geboden is. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Vorderingen benadeelde partijen en oplegging schadevergoedingsmaatregel

7.1
Beoordeling van de vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstallen (door middel van braak) uit woningen. Van alle personen die hierdoor zijn getroffen, hebben drie benadeelden tegen de verdachte vorderingen tot betaling van schadevergoeding ingediend, wegens de schade die zij als gevolg van de diefstal zouden hebben geleden. Het gaat om de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 3] (feit 3) en [slachtoffer 6] (feit 5).
De raadsman heeft bepleit dat deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, omdat onduidelijk is gebleven of de benadeelde partijen een schadeverzekering hebben afgesloten. De rechtbank verwerpt dit verweer. Nog los van de vraag of de benadeelde partijen in deze zaak een schadeverzekering hebben afgesloten, geldt dat een benadeelde partij niet is verplicht schadevergoeding te verhalen bij zijn verzekeringsmaatschappij. Een benadeelde partij kan namelijk redenen hebben hiervan af te zien, bijvoorbeeld wegens een te betalen eigen risico of het verlies van no-claimkorting. Van de benadeelde partij mag dus niet worden verlangd zich eerst te wenden tot zijn verzekeringsmaatschappij alvorens een vordering tegen een verdachte in te dienen. Het staat de benadeelde partij vrij om ervoor te kiezen alleen bij een verdachte schadevergoeding te vorderen. De rechtbank ziet hierin geen reden de benadeelde partijen niet te ontvangen in hun vorderingen. Dat betekent dat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van die vorderingen toekomt.
De rechtbank overweegt over deze drie vorderingen het volgende.
7.1.1
Vordering van [slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering ingediend tot betaling van € 8.939,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de materiële schade die hij als gevolg van feit 1 zou hebben geleden. De door de benadeelde partij gestelde schade bestaat uit vergoeding van weggenomen eigendommen (namelijk een (i) Louis Vuitton tas ad € 1.500,-, (ii) fles Prada parfum ad € 69,-, (iii) MacBook oplader ad € 140,-, en (iv) gouden schakelarmband ad € 3.230,-) en daarnaast (v) reparatiekosten ad € 4.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van feit 1 materiële schade heeft geleden. De weggenomen tas, parfum en armband (posten i, ii en iv) zijn aan te merken als rechtstreekse schade van dat bewezen verklaarde feit. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank ook billijk voor. De vordering tot schadevergoeding zal voor deze schadeposten worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige posten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij is ten aanzien van de MacBook oplader (post iii) niet-ontvankelijk in de vordering, omdat uit de aangifte niet blijkt dat deze is gestolen en de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. Voor de reparatiekosten (post v) geldt verder dat deze post niet met stukken is onderbouwd.
7.1.2
Vordering van [slachtoffer 3] (feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering ingediend tot betaling van € 7.101,17, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de materiële schade die hij als gevolg van feit 3 zou hebben geleden. De door de benadeelde partij gestelde schade bestaat uit vergoeding van weggenomen eigendommen (namelijk een (i) iPhone ad € 1.099,-, (ii) gouden armband ad € 1.299,-, (iii) reservesleutel ad € 1.693,17, (v) helm ad € 350,-, (vi) JBL box ad € 114,- en (vii) contant geldbedrag ad € 1.750,-) en daarnaast (iv) reparatiekosten voor de stukgetrokken gordijnen ad € 796,-.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van feit 3 materiële schade heeft geleden. De weggenomen iPhone, armband, reservesleutel, helm en JBL box (posten i, ii, iii, v en vi) zijn aan te merken als rechtstreekse schade van dat bewezen verklaarde feit. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank ook billijk voor. Voor de helm en JBL box geldt weliswaar dat de hoogte van de gevorderde bedragen niet met stukken is onderbouwd, maar deze bedragen komen de rechtbank niet onredelijk voor, zodat zij ook deze posten toewijsbaar acht. De vordering tot schadevergoeding zal voor al deze schadeposten worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige posten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Desgewenst kan hij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank is ten aanzien van de gestelde reparatiekosten (post iv) van oordeel dat onvoldoende met stukken is onderbouwd dat dit schade betreft die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Voor het weggenomen contante geldbedrag (post vii) geldt dat deze schadepost, die bovendien door de verdediging is betwist, niet met stukken is onderbouwd. De benadeelde partij wordt voor deze twee schadeposten niet ontvangen in de vordering en kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.1.3
Vordering van [slachtoffer 6] (feit 5)
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering ingediend tot betaling van € 7,730,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de materiële schade die zij als gevolg van feit 5 zou hebben geleden. De door de benadeelde partij gestelde schade bestaat uit vergoeding van weggenomen (i en ii) geldbedragen ad € 6.500,- en (iii en iv) juwelen ad € 700,- en daarnaast (v) reparatiekosten ad € 530,-.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat de vordering niet met stukken is onderbouwd.
7.2
Veroordeling in de kosten van de benadeelde partijen
De verdachte wordt veroordeeld in de kosten die door of namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en die ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog zijn te maken.
De rechtbank zal voorts bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij [slachtoffer 6] ieder de eigen proceskosten zal dragen.
7.3
Schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank ziet verder reden om in het belang van de benadeelde partijen, als extra waarborg voor betaling, aan de verdachte op te leggen de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte de feiten 1 en 3 samen met een ander heeft begaan. De rechtbank zal daarom voor zowel de vordering als de op te leggen schadevergoedingsmaatregel bepalen dat als het schadebedrag of een deel daarvan al door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die betalingsverplichtingen zal zijn bevrijd.

8.Beslag

Tijdens het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten heeft de politie onder de verdachte twee tassen (een Louis Vuitton tas (nummer 1 op de beslaglijst) en een Chanel tas (nummer 3 op de beslaglijst)) en een Rolex horloge (nummer 4 op de beslaglijst) in beslag genomen.
Standpunten officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze voorwerpen moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden, nu op basis van de stukken niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wie de rechthebbenden daarvan zijn.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 11 april 2023 in de zaak met parketnummer 13/235420-22 heeft de kinderrechter te Amsterdam de verdachte voor het plegen van diefstal en eenvoudige belediging veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 35 uren. De proeftijd bij die voorwaardelijke straf is op twee jaren bepaald onder (onder meer) de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 25 april 2023. De mededeling van deze voorwaardelijke veroordeling, als bedoeld in artikel 366a Sv, is op 9 mei 2023 aan de verdachte toegezonden.
De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de hiervoor genoemde voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Op de zitting heeft de officier van justitie haar vordering bijgesteld en de rechtbank gevorderd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen. De rechtbank heeft verder bevonden dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering, aangezien de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf reeds is bevolen en ook is geëxecuteerd. Het Openbaar Ministerie wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 6] (feit 5) niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Wijst gedeeltelijk toede vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1] (feit 1)geleden schade tot een bedrag van € 4.799,-, betreffende materiële schadevergoeding (posten i, ii en iv), en veroordeelt de verdachte tot hoofdelijke betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst gedeeltelijk toede vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3] (feit 3)geleden schade tot een bedrag van € 4.555,17 betreffende materiële schadevergoeding (posten i, ii, iii, v en vi), en veroordeelt de verdachte tot hoofdelijke betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte ten behoeve van
[slachtoffer 1] (feit 1)als
schadevergoedingsmaatregelde verplichting op tot hoofdelijke betaling aan de staat van een bedrag van € 4.799,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 57 dagen gijzeling.
Legt de verdachte ten behoeve van
[slachtoffer 3] (feit 3)als
schadevergoedingsmaatregelde verplichting op tot hoofdelijke betaling aan de staat van een bedrag van € 4.555,17, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebrek aan betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen gijzeling.
De toepassing van de hiervoor genoemde dagen gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen van de verdachte ten aanzien van de benadeelde partijen niet op.
Bepaalt dat als de toegewezen schadebedragen of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of de Staat (in het kader van de schadevergoedingsmaatregel) zijn betaald, de verdachte in zoverre van die betalingsverplichtingen zal zijn bevrijd.
Bepaalt verder dat betalingen van de verdachte aan de benadeelde partijen in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en omgekeerd dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen.
Gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbenden van de in beslag genomen Louis Vuitton tas (nummer 1 op de beslaglijst met goednummer 1688786), de Chanel tas (nummer 3 op de beslaglijst met goednummer 1688832) en het Rolex horloge (nummer 4 op de beslaglijst met goednummer 1688758).
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/235420-22.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. J.F. van Halderen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. P.H. Boersma en mr. J.J. van der Velden,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2025.
[bewijsbijlage]