ECLI:NL:RBNHO:2025:12888

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
15/007314-25 en 23/003305-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf opgelegd voor medeplegen reeks woninginbraken en bezit van harddrugs

Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken en het bezit van harddrugs. De verdachte, geboren in 2003 en momenteel gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, werd beschuldigd van het medeplegen van een reeks woninginbraken in de gemeenten Bloemendaal, Velsen, Nijkerk en Wassenaar, waarbij waardevolle goederen werden gestolen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA en metamfetamine. Tijdens de zitting op 14 oktober 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. I. Hermans, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. T. de Wit, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft alle ten laste gelegde feiten bewezen verklaard, met uitzondering van enkele strafverzwarende bestanddelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door benadeelde partijen, die gedeeltelijk zijn toegewezen. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de teruggave van bepaalde in beslag genomen voorwerpen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/007314-25 en 23/003305-21 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 28 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad en aldaar ingeschreven op het adres
Smeet 1, 1551 NG te Westzaan,
met als opgegeven [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Hermans en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T. de Wit, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) op de zitting van 7 april 2025, ten laste gelegd dat hij:
feit 1
op of omstreeks 6 januari 2025 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] , een gouden armband en/of een tas (merk Vuitton), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 2
op of omstreeks 9 december 2024 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] , 500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of flesjes parfum en/of sieraden en/of kleding van het merk Stronger en/of Ralph Lauren en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 3
op of omstreeks 11 december 2024 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] , diverse sieraden en/of een JBL muziekbox en/of een autosleutel en/of een motorhelm en/of een trui en/of een geldkistje met geld en/of een I-phone 16, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 4
op of omstreeks 9 december 2024 te Nijkerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] , een hoeveelheid goederen, waaronder sieraden en/of tassen en/of zonnebrillen en/of schoenen en/of kleding, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 5
op of omstreeks 24 december 2024 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres] ,sieraden en/of een glazen kistje en/of een leren rugtas (merk Ted Baker) en/of een zonnebril (merk Rayban) en/of (een flesje) Chanel en/of een tas (merk Madame Coco) en/of 7000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 6
op of omstreeks 8 januari 2025 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 13,69 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 135,96 gram bevattende MDMA, in elk geval een hoeveelheid bevattende MDMA en/of 3,99 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of metamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de onder 3 ten laste gelegde strafverzwarende bestanddelen braak, verbreking en/of inklimming. Ten aanzien van feit 3 acht de officier van justitie wel bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal. .
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting, geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de onder 3 ten laste gelegde strafverzwarende bestanddelen. De raadsvrouw heeft, in navolging van de officier van justitie, bepleit dat hiervoor partiële vrijspraak moet volgen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit vonnis, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting. Daaruit blijkt dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde woninginbraken en aan het onder 6 ten laste gelegde voorhanden hebben van verschillende soorten harddrugs. Over de onder 3 ten laste gelegde diefstal uit een woning overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 3 kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan de diefstal uit de woning aan de [adres] . De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat de bestanddelen braak, verbreking en/of inklimming niet kunnen worden bewezen. De verdachte wordt daarom partieel vrijgesproken van die onderdelen van de tenlastelegging.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat hij
feit 1
op 6 januari 2025 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] , een gouden armband en een tas (merk Louis Vuitton), die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 2
op 9 december 2024 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] .500 euro en flesjes parfum en sieraden en kleding van het merk Stronger en Ralph Lauren en een horloge, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 3
op 11 december 2024 te Santpoort-Noord tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] , diverse sieraden en een JBL muziekbox en een autosleutel en een motorhelm en een trui en geld en een iPhone 16, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
op 9 december 2024 te Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] , sieraden en tassen en zonnebrillen en schoenen en kleding, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit5
op 24 december 2024 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan de [adres] , sieraden en een glazen kistje en een leren rugtas (merk Ted Baker) en een zonnebril (merk Rayban) en een flesje Chanel en een tas (merk Madame Coco) en 7.000 euro, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 6
op 8 januari 2025 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 13,69 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 135,96 gram bevattende MDMA en 3,99 gram van een materiaal bevattende metamfetamine.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1, 2, 4 en 5:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoon van de verdachte, in het bijzonder de omstandigheden dat het verblijf in detentie de verdachte zwaar valt en dat hij graag in vrijheid zou worden gesteld om een betaalde baan te verkrijgen en aan zijn toekomst te werken. In het verlengde daarvan heeft de raadsvrouw verzocht om ten aanzien van de overtreding van de Opiumwet (feit 6) af te wijken van de oriëntatiepunten en de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf op te leggen, zodat hij direct een dagbesteding heeft op het moment dat zijn detentie eindigt. Gelet hierop heeft de raadsvrouw verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van maximaal vijftien maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, in combinatie met een forse taakstraf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de maanden december 2024 en januari 2025 samen met een ander schuldig gemaakt aan vier woninginbraken. Ook hebben de verdachte en zijn mededader een diefstal uit een woning gepleegd, waarbij door de mededader geweld is gebruikt door aan een minderjarige bewoner een mes te tonen. Omdat de verdachte en zijn mededader veel kostbare voorwerpen hebben weggenomen, hebben zij voor de slachtoffers veel overlast en financiële schade veroorzaakt. Daarnaast wordt met het plegen van dit soort feiten een forse inbreuk gemaakt op de privacy. Een woning is immers bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. De diefstal met geweld moet voor de minderjarige jongen zeer angstig zijn geweest. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen zich nog lang onveilig voelen in hun eigen woning. Woninginbraken kunnen bovendien in het algemeen ook in de samenleving, onder andere bij buurtbewoners, gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een moeilijke tijd doormaakte, maar ondanks vragen daarover van de rechtbank heeft hij niet willen uitleggen wat er dan precies speelde en waarom dat hem tot het plegen van de woninginbraken heeft gebracht. De verdachte heeft zich tijdens het plegen van de feiten kennelijk steeds laten leiden door financieel gewin, zonder stil te staan bij de gevolgen en de impact ervan voor de slachtoffers en hun omgeving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van handelshoeveelheden harddrugs. Harddrugs bevatten zeer schadelijke stoffen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs en kan leiden tot verslaving. De handel in harddrugs lokt voorts andere vormen van criminaliteit uit. De handel in harddrugs en het bezit ervan worden daarom stevig bestraft.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 maart 2025. Daaruit blijkt dat hij in de afgelopen jaren meerdere keren voor soortgelijke vermogensfeiten (gekwalificeerde diefstallen) is veroordeeld. De rechtbank weegt dat in het nadeel van de verdachte mee.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 8 oktober 2025. Hieruit volgt dat de verdachte op verschillende leefgebieden problemen heeft, zoals dagbesteding, financiën, schulden en negatief sociaal netwerk. In de afgelopen jaren hebben al meerdere interventies plaatsgevonden, maar die hebben niet geleid tot gedragsverandering. Gelet op de huidige instabiliteit wordt het risico op recidive daarom als hoog ingeschat. De reclassering vindt het daarnaast zeer zorgelijk dat de verdachte, ondanks het verplichte toezicht in andere zaken, door lijkt te gaan met het plegen van strafbare feiten. De reclassering ziet gelet op dit alles geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert daarom aan de verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de bewezen feiten, de impact daarvan op slachtoffers en de recidive van de verdachte, zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigen. Daarbij heeft de rechtbank, naast wat hiervoor is overwogen, ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het plegen van een woninginbraak bij recidive is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. Voor het voorhanden hebben van de bewezen verklaarde hoeveelheden verdovende middelen heeft een forse taakstraf als uitgangspunt te gelden.
In wat de raadsvrouw heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een andersoortige strafoplegging dan enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur te komen. Artikel 9, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) biedt immers geen mogelijkheid voor het opleggen van een taakstraf naast een gevangenisstraf die langer is dan zes maanden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, passend en geboden is. Tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Beoordeling van de vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstallen (door middel van braak) uit woningen. Van alle personen die hierdoor zijn getroffen, hebben drie benadeelden tegen de verdachte vorderingen tot betaling van schadevergoeding ingediend, wegens de schade die zij als gevolg van de diefstal zouden hebben geleden. Het gaat om de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 3] (feit 3) en [slachtoffer 5] (feit 5).
De rechtbank overweegt over deze drie vorderingen het volgende.
7.1.1
Vordering van [slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering ingediend tot betaling van € 8.939,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de materiële schade die hij als gevolg van feit 1 zou hebben geleden. De door de benadeelde partij gestelde schade bestaat uit vergoeding van weggenomen eigendommen (namelijk een (i) Louis Vuitton tas ad € 1.500,-, (ii) fles Prada parfum ad € 69,-, (iii) MacBook oplader ad € 140,-, en (iv) gouden schakelarmband ad € 3.230,-) en daarnaast (v) reparatiekosten ad € 4.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van feit 1 materiële schade heeft geleden. De weggenomen tas, parfum en armband (posten i, ii en iv) zijn aan te merken als rechtstreekse schade van dat bewezen verklaarde feit. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank ook billijk voor. De vordering tot schadevergoeding zal voor deze schadeposten worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige posten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij is ten aanzien van de MacBook oplader (post iii) niet-ontvankelijk in de vordering, omdat uit de aangifte niet blijkt dat deze is gestolen en de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. Voor de reparatiekosten (post v) geldt dat deze post niet met stukken is onderbouwd.
7.1.2
Vordering van [slachtoffer 3] (feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering ingediend tot betaling van € 7.101,17, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de materiële schade die hij als gevolg van feit 3 zou hebben geleden. De door de benadeelde partij gestelde schade bestaat uit vergoeding van weggenomen eigendommen (namelijk een (i) iPhone ad € 1.099,-, (ii) gouden armband ad € 1.299,-, (iii) reservesleutel ad € 1.693,17, (v) helm ad € 350,-, (vi) JBL box ad € 114,- en (vii) contant geldbedrag ad € 1.750,-) en daarnaast (iv) reparatiekosten voor stukgetrokken gordijnen ad € 796,-.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van feit 3 materiële schade heeft geleden. De weggenomen iPhone, armband, reservesleutel, helm en JBL box (posten i, ii, iii, v en vi) zijn aan te merken als rechtstreekse schade van dat bewezen verklaarde feit. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank ook billijk voor. Voor de helm en JBL box geldt weliswaar dat de hoogte van de gevorderde bedragen niet met stukken is onderbouwd, maar deze bedragen komen de rechtbank niet onredelijk voor, zodat zij ook deze posten toewijsbaar acht. De vordering tot schadevergoeding zal voor deze schadeposten worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige twee posten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank is ten aanzien van de gestelde reparatiekosten (post iv) van oordeel dat onvoldoende met stukken is onderbouwd dat dit schade betreft die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Voor het weggenomen contante geldbedrag (post vii) geldt dat deze schadepost, die bovendien door de verdediging is betwist, niet met stukken is onderbouwd.
7.1.3
Vordering van [slachtoffer 5] (feit 5)
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering ingediend tot betaling van € 7,730,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de materiële schade die zij als gevolg van feit 5 zou hebben geleden. De door de benadeelde partij gestelde schade bestaat uit vergoeding van weggenomen (i en ii) geldbedragen ad € 6.500,- en (iii en iv) juwelen ad € 700,- en daarnaast (v) reparatiekosten ad € 530,-.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat de vordering niet met stukken is onderbouwd.
7.2
Veroordeling in de kosten van de benadeelde partijen
De verdachte wordt veroordeeld in de kosten die door of namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en die ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog zijn te maken.
De rechtbank zal voorts bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij [slachtoffer 5] ieder de eigen proceskosten zal dragen.
7.3
Schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank ziet verder reden om in het belang van de benadeelde partijen, als extra waarborg voor betaling, aan de verdachte op te leggen de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f Sr.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte de feiten 1 en 3 samen met een ander heeft begaan. De rechtbank zal daarom voor zowel de vordering als de op te leggen schadevergoedingsmaatregel bepalen dat als het schadebedrag of een deel daarvan al door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die betalingsverplichtingen zal zijn bevrijd.

8.Beslag

Tijdens het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten heeft de politie onder de verdachte verschillende voorwerpen in beslag genomen. Het gaat om vijftig voorwerpen (genummerd op de beslaglijst van 5 tot en met 54), waaronder een telefoontoestel, sieraden, horloges, tassen, munten, kledingstukken, parfums en speelgoed. De volledige beslaglijst met deze vijftig voorwerpen is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het telefoontoestel, de kledingstukken, de munten en het speelgoed” aan de verdachte moeten worden teruggegeven. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat “de sieraden en de tassen” moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden. De “parfums” moeten volgens de officier van justitie verbeurd worden verklaard, omdat deze van diefstal afkomstig zijn. De officier van justitie heeft haar vordering niet nader gespecificeerd, bijvoorbeeld aan de hand van de itemnummers op de beslaglijst.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft bepleit dat alle voorwerpen die niet in verband kunnen worden gebracht met de ten laste gelegde inbraken, moeten worden teruggeven aan de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoontoestel aan hem moet worden teruggegeven.
De rechtbank kan ten aanzien van de 49 andere in beslag genomen voorwerpen, mede vanwege de omvang van het dossier, niet met zekerheid vaststellen wie de rechthebbenden daarvan zijn. Het bepalen daarvan levert naar het oordeel van de rechtbank een te grote belasting op voor dit strafproces, mede omdat de officier van justitie haar vordering ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen niet heeft gespecificeerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de andere onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 3 november 2022 in de zaak met parketnummer 23/003305-21 heeft het gerechtshof Amsterdam de verdachte voor (kort gezegd) het plegen van meerdere gekwalificeerde diefstallen veroordeeld tot onder andere een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 77 dagen. De proeftijd bij die voorwaardelijke straf is op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit. De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 18 november 2022. De mededeling van deze voorwaardelijke veroordeling, als bedoeld in artikel 366a Sv, is op 23 november 2022 aan de verdachte toegezonden.
De officier van justitie heeft in de schriftelijke vordering gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de hiervoor genoemde voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Op de zitting heeft de officier van justitie haar vordering bijgesteld en de rechtbank gevorderd de vordering af te wijzen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, aangezien op basis van de stukken in het dossier (in het bijzonder het strafblad van de verdachte) niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf is verlengd en dus nog liep op het moment dat de verdachte in december 2024 en januari 2025 de bewezen verklaarde feiten beging.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 5] (feit 5) niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Wijst gedeeltelijk toede vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1] (feit 1)geleden schade tot een bedrag van € 4.799,-, betreffende materiële schadevergoeding (posten i, ii en iv), en veroordeelt de verdachte tot hoofdelijke betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst gedeeltelijk toede vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3] (feit 3)geleden schade tot een bedrag van € 4.555,17 betreffende materiële schadevergoeding (posten i, ii, iii, v en vi), en veroordeelt de verdachte tot hoofdelijke betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte ten behoeve van
[slachtoffer 1] (feit 1)als
schadevergoedingsmaatregelde verplichting op tot hoofdelijke betaling aan de staat van een bedrag van € 4.799,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 57 dagen gijzeling.
Legt de verdachte ten behoeve van
[slachtoffer 3] (feit 3)als
schadevergoedingsmaatregelde verplichting op tot hoofdelijke betaling aan de staat van een bedrag van € 4.555,17, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebrek aan betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen gijzeling.
De toepassing van de hiervoor genoemde dagen gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen van de verdachte ten aanzien van de benadeelde partijen niet op.
Bepaalt dat als de toegewezen schadebedragen of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of de Staat (in het kader van de schadevergoedingsmaatregel) zijn betaald, de verdachte in zoverre van die betalingsverplichtingen zal zijn bevrijd.
Bepaalt verder dat betalingen van de verdachte aan de benadeelde partijen in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en omgekeerd dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen telefoontoestel (nummer 5 op de beslaglijst, met goednummer 1685936).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen vermeld op de (in bijlage 2 opgenomen) beslaglijst onder de nummers 6 tot en met 54.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 23/003305-21.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. J.F. van Halderen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. P.H. Boersma en mr. J.J. van der Velden,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2025.
Bijlage 1
[Bewijsmiddelenbijlage]
Bijlage 2
[Volledige beslaglijst]