ECLI:NL:RBNHO:2025:12912

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
11639197 \ CV EXPL 25-1029
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitbetaling depotbedrag bij tekortkomingen in depotovereenkomst en koopovereenkomst woning

In deze zaak vorderen zowel de koper als de verkoper van een woning uitbetaling van een bedrag uit een depotovereenkomst, die is gesloten in verband met nog uit te voeren werkzaamheden door de verkoper. De kantonrechter oordeelt dat het bedrag aan de koper moet worden uitbetaald, omdat de verkoper zijn verplichtingen niet tijdig is nagekomen. De koper moet echter ook schadevergoeding aan de verkoper betalen. De procedure omvat een dagvaarding, verschillende producties, en een mondelinge behandeling. De feiten zijn dat partijen op 26 februari 2024 een koopovereenkomst hebben gesloten voor een woning, met een koopsom van € 345.000,00. De verkoper heeft echter niet alle afgesproken werkzaamheden uitgevoerd voor de eigendomsoverdracht op 3 februari 2025. De depotovereenkomst bevatte afspraken over de uitbetaling van een depotbedrag van € 5.000,00, afhankelijk van de uitvoering van de werkzaamheden. De kantonrechter concludeert dat de verkoper tekort is geschoten in zijn verplichtingen, maar dat de koper ook schadevergoeding moet betalen voor tekortkomingen in de uitvoering van de koopovereenkomst. Uiteindelijk wordt de vordering van de koper afgewezen en wordt de verkoper veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de koper, na verrekening van het depotbedrag.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11639197 \ CV EXPL 25-1029 WD
Vonnis van 13 november 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [nummer] ,
2.
[eiser 2],
te [nummer] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. L.A.H.M. Creemers,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C.A. Gentile Martin.
De zaak in het kort
In deze zaak maken zowel de koper als de verkoper van een woning aanspraak op uitbetaling van een bedrag uit een depotovereenkomst die is gesloten in verband met de nog door de verkoper te verrichten werkzaamheden aan die woning. De kantonrechter oordeelt dat het bedrag aan de koper moet worden uitbetaald, omdat de verkoper het afgesproken werk niet op tijd heeft verricht en dat dat voor zijn rekening komt. Daarnaast moet de koper nog nadere schade aan de verkoper vergoeden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met 8 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met 12 producties;
- het tussenvonnis van 3 juli 2025;
- de op 20 oktober 2025 van de zijde van [gedaagde] ingekomen akte vermeerdering van eis in reconventie tevens akte overlegging producties, met 3 producties;
- de op 23 oktober 2025 van de zijde van [eisers] ingekomen reactie op de eis in reconventie;
- de op 27 oktober 2025 van de zijde van [eisers] ingekomen akte wijziging eis in conventie;
- de mondelinge behandeling van 28 oktober 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 26 februari 2024 hebben partijen een schriftelijke overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] van [eisers] de aan [eisers] toebehorende woning aan het [adres] te [plaats] heeft gekocht. De overeengekomen koopsom is € 345.000,00.
2.2.
Voorafgaande en na 26 februari 2024 hebben partijen overleg gevoerd over de staat van de woning en over door en voor rekening van [eisers] (die een eigen onderhoudsbedrijf heeft) uit te voeren werkzaamheden. Partijen hebben hier in april 2024 nadere afspraken over gemaakt.
2.3.
Op 3 februari 2025 heeft [eisers] de woning aan [gedaagde] in eigendom overgedragen.
2.4.
Voorafgaande aan deze juridische levering hebben partijen gezamenlijk een rondgang door de woning gemaakt. Hierbij hebben zij vastgesteld dat [eisers] een aantal door hem uit te voeren werkzaamheden niet heeft uitgevoerd.
2.5.
Eveneens op 3 februari 2025 hebben partijen een schriftelijke depotovereenkomst gesloten. De depotovereenkomst bevat, voor zover van belang, de volgende passages:
“ IN AANMERKING NEMENDE1. (…)3. Dat Verkoper(lees: [eisers] ; toevoeging kantonrechter)
verklaart de volgende werkzaamheden alsnog te zullen verrichten:a. het schilderwerk aan de buitenzijde wordt afgeschilderd opgeleverd dat wil zeggen:(…)b. traptreden worden gerepareerd en taupe/ grijs geschilderd met antislip traplak;c. de aftimmering van de vlizotrap wordt afgemaakt en de beschadiging wordt gerepareerd en geschilderd;d. (…)e. (…)f. het gat in het plafond van de slaapkamer wordt gerepareerd.
KOMEN OVEREEN1. De Notaris houdt, een bedrag vanvijfduizend euro (€ 5.000,00)hierna te noemen het depotbedrag, ten laste van Verkoper, onder zijn berusting wegens de hiervoor omschreven nog door de Verkoper te verrichten werkzaamheden.2. Verkoper zal – uiterlijk maandag 10 februari 2025 – zorgdragen (…) voor deugdelijke verrichting van de betreffende de hiervoor omschreven werkzaamheden volgens de regels van goed vakmanschap.3. Partijen verkrijgen ten gevolge hiervan een voorwaardelijke vordering op de Notaris. Deze vordering wordt op één van de hierna vermelde wijzen onvoorwaardelijk:- na ondubbelzinnige gelijkluidende schriftelijke opdracht van beide partijen dan wel;- na een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.Alsdan zal het depotbedrag door de notaris worden uitgekeerd overeenkomstig die opdracht of dat vonnis.”
2.6.
[eisers] heeft de in de depotovereenkomst omschreven werkzaamheden niet allemaal uitgevoerd.
2.7.
De in de depotovereenkomst bedoelde notaris heeft het in depot gestelde bedrag van € 5.000,00 nog steeds onder zich.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vordert, na wijziging van eis, , - samengevat - dat de kantonrechter:
(i) verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de op 3 februari 2025 gesloten depotovereenkomst en jegens [eisers] schadeplichtig is;
(ii) [gedaagde] veroordeelt om aan de notaris de opdracht te geven het depotbedrag van
€ 5.000,00 aan [eisers] uit te keren.
3.2.
[eisers] voert daartoe thans, kort gezegd, het volgende aan. Ondanks verzoeken en sommaties heeft [gedaagde] [eisers] niet in de gelegenheid gesteld om, zoals afgesproken, de in de depotovereenkomst omschreven werkzaamheden binnen de afgesproken termijn uit te voeren. [gedaagde] schiet daarom toerekenbaar tekort in de nakoming van de depotovereenkomst en er is sprake van (schuldeisers)verzuim aan de zijde van [gedaagde] . [gedaagde] is schadeplichtig jegens [eisers] Onder de gegeven omstandigheden komt het door de notaris in depot gehouden bedrag toe aan [eisers] , aldus [eisers] .
3.3.
[gedaagde] voert - kort samengevat - het volgende verweer. Niet [gedaagde] , maar [eisers] is tekortgeschoten in de nakoming van de depotovereenkomst. Ondanks de door [gedaagde] geboden gelegenheid heeft [eisers] de afgesproken werkzaamheden niet tijdig uitgevoerd. Omdat [eisers] niet tijdig aan zijn verplichtingen heeft voldaan, komt het in depot staande bedrag toe aan [gedaagde] , aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert, na haar eis te hebben vermeerderd, - samengevat - dat de kantonrechter:
(i) verklaart voor recht dat [eisers] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en de depotovereenkomst;
(ii) verklaart voor recht dat [eisers] vanwege deze tekortkomingen schadeplichtig is;
(iii) [eisers] veroordeelt om aan de notaris de opdracht te geven het depotbedrag van
€ 5.000,00 aan [gedaagde] uit te betalen, op straffe van een dwangsom;
(iv) [eisers] veroordeelt tot het vergoeden van de door [gedaagde] geleden schade, na uitbetaling van en verrekening met het depotbedrag te begroten op € 1.596,10, te vermeerderen met een bedrag van € 1.777,91 aan bijkomende schade.
3.6.
[gedaagde] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eisers] schiet tekort in de nakoming van de koopovereenkomst en de depotovereenkomst. Het door [gedaagde] van [eisers] gekochte woonhuis is behept met verborgen gebreken. Daarnaast komt [eisers] de in de depotovereenkomst gemaakte afspraken niet na. [eisers] is gehouden de hierdoor door [gedaagde] geleden schade van € 6.596,10, te vermeerderen met € 1.777,91, te vergoeden. Dit brengt mee dat [gedaagde] recht heeft op uitbetaling van het depotbedrag van
€ 5.000,00 en op betaling door [eisers] van de bedragen € 1.596,10 en € 1.777,91, aldus [gedaagde] .
3.7.
[eisers] voert als verweer aan dat hij niet tekort is geschoten in de tussen partijen gesloten koopovereenkomst en depotovereenkomst.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De vordering in conventie en de vordering in reconventie vertonen samenhang. Beide over en weer ingestelde vorderingen zijn (voor een groot deel) gegrond op de stelling dat de respectieve wederpartij tekort is geschoten in de nakoming van de depotovereenkomst. Gelet op deze samenhang zullen de vordering in conventie en in reconventie hieronder gelijktijdig worden beoordeeld.
4.2.
Op de mondelinge behandeling heeft (de gemachtigde van) [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging in conventie van [eisers] . [gedaagde] heeft daarbij erop gewezen dat de eiswijziging daags voor de mondelinge behandeling is ingediend. Daarnaast heeft [gedaagde] aangevoerd dat het eventueel toelaten van de eiswijziging gevolgen heeft voor de beoordeling van het door [gedaagde] in de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie gevoerde ontvankelijkheidsverweer.
4.3.
De kantonrechter gaat voorbij aan het (formele) bezwaar van [gedaagde] . De kantonrechter overweegt daartoe dat, zolang de kantonrechter geen eindvonnis heeft gewezen, een eiswijziging is toegestaan, behoudens wanneer dit in strijd is met de eisen van de goede procesorde [1] .
De kantonrechter is niet van oordeel dat eiswijziging in strijd is met de eisen van de goede procesorde. Hoewel de eiswijziging kort voor de zitting is ingediend, vindt de kantonrechter in dit geval niet dat [gedaagde] door het tijdstip van het indienen in haar processuele belangen is geschaad. De eiswijziging is overzichtelijk en de gewijzigde eis is gegrond op de reeds in de dagvaarding door [eisers] aangedragen feiten en omstandigheden, waarmee [gedaagde] al bekend was. Dat, zoals ter zitting door de gemachtigde van [gedaagde] is uitgelegd, de relevantie aan een eerder in de procedure gevoerd verweer is komen te ontvallen, doet aan het voorgaande niet af.
4.4.
Deze zaak gaat onder meer over de vraag wie recht heeft op uitbetaling van het onder de notaris in depot staande bedrag van € 5.000,00. Het antwoord op deze vraag hangt, onder meer, af van de inhoud van de in de depotovereenkomst gemaakte afspraken.
Partijen zijn het erover eens, en dit is ter zitting desgevraagd ook bevestigd, dat de depotovereenkomst zodanig moet worden uitgelegd dat, (i) als [eisers] de afgesproken werkzaamheden binnen de afgesproken termijn volledig en deugdelijk zou hebben verricht, [eisers] aanspraak zou hebben op uitbetaling van het depotbedrag en dat (ii) als hij de werkzaamheden niet tijdig heeft verricht, [gedaagde] in beginsel recht heeft op uitbetaling van dat bedrag.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat [eisers] niet alle in de depotovereenkomst opgenomen werkzaamheden binnen de daarin gestelde termijn heeft voltooid. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het er over eens zijn dat [eisers] niet (tijdig) is toegekomen aan de voltooiing van de volgende werkzaamheden:
- schilderwerk (beschreven onder a in de depotovereenkomst);
- reparatie en schilderen van traptreden ( beschreven onder b van de depotovereenkomst);
- aftimmering en reparatie vlizotrap (beschreven onder c van de depotovereenkomst);
- repareren gat plafond slaapkamer (beschreven onder f van de depotovereenkomst).
4.6.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag voor wiens risico het komt dat [eisers] niet tijdig aan de voltooiing van de hiervoor genoemde werkzaamheden is toegekomen.
4.7.
[eisers] stelt dat het hem niet kan worden verweten dat hij niet tijdig tot voltooiing van de werkzaamheden is toegekomen. Immers, [gedaagde] heeft herhaaldelijk geweigerd om [eisers] de tijd en ruimte te geven en daarmee in de gelegenheid te stellen de afgesproken werkzaamheden uit te (laten) voeren, aldus [eisers] .
[gedaagde] brengt hiertegen in dat zij voldoende in de gelegenheid heeft geboden om de werkzaamheden binnen de afgesproken termijn uit te voeren. Volgens [gedaagde] is het [eisers] zelf geweest die meermalen te laat kwam of helemaal niet kwam opdagen om de werkzaamheden te verrichten.
4.8.
Gelet op de hiervoor onder 4.4. weergegeven uitleg van de depotovereenkomst geldt in dit geval als hoofdregel dat het niet tijdig voltooien van de overeengekomen werkzaamheden, voor risico van [eisers] komt. Op deze hoofdregel dient een uitzondering te worden gemaakt, als komt vast te staan dat [gedaagde] heeft geweigerd om [eisers] gelegenheid te bieden zijn verplichtingen tijdig na te komen.
4.9.
[eisers] beroept zich op de hiervoor beschreven uitzondering op de hoofdregel. Dat betekent dat [eisers] de stelplicht heeft en dat bij voldoende betwisting door [gedaagde] [eisers] de bewijslast draagt ten aanzien van de feiten en omstandigheden die zien op de vermeende weigering van [gedaagde] om [eisers] voldoende gelegenheid te bieden [2] . De partij ( [eisers] dus) die de bewijslast heeft van een bepaald feit, draagt het risico dat hij niet in dat bewijs slaagt en dat, in voorkomend geval, zijn vordering daarom wordt afgewezen. Het is dus aan [eisers] om zijn stelling dat [gedaagde] hem onvoldoende gelegenheid heeft geboden te onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat hij dat onvoldoende heeft gedaan.
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat, in tegenstelling tot wat in vergelijkbare zaken gebruikelijk is, partijen geen relevante e-mail- of WhatsAppcorrespondentie hebben overgelegd, die uit de betreffende periode dateert [3] . Hierdoor is het voor de kantonrechter niet mogelijk om op basis hiervan uit te maken aan welke partij het (in overwegende mate) valt toe te rekenen dat de deadline van 10 februari 2025 voor het voltooien van de werkzaamheden niet is gehaald. In ieder geval kan hierdoor niet worden vastgesteld dat het [gedaagde] is geweest die aan de voltooiing van de werkzaamheden in de weg heeft gestaan, zoals [eisers] heeft gesteld. Weliswaar hebben beide partijen ter onderbouwing van hun standpunten schriftelijke verklaringen van derden overgelegd, maar al deze verklaringen zijn achteraf opgesteld, ter voorbereiding op of na aanvang van deze juridische procedure. Bij gebrek aan ondersteunend objectief bewijsmateriaal kan aan geen van deze verklaringen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Ander bewijsmateriaal is door partijen niet overgelegd.
4.11.
Het voorgaande brengt mee dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] heeft geweigerd om [eisers] in de gelegenheid te stellen zijn verplichtingen tijdig na te komen. Dit komt, zoals overwogen, voor risico van [eisers] . [eisers] heeft ter zitting nog expliciet aangeboden om zijn stellingen te bewijzen door het horen van getuigen. De kantonrechter gaat voorbij aan dit bewijsaanbod. Omdat [eisers] zijn stelling onvoldoende heeft weten te onderbouwen, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
4.12.
De kantonrechter zal de vordering in conventie van [eisers] afwijzen.
De vordering in reconventie onder (iii) van [gedaagde] is toewijsbaar. De kantonrechter zal [eisers] veroordelen om aan de notaris de opdracht te geven het depotbedrag aan [gedaagde] uit te betalen. Na te melden termijn komt de kantonrechter daarbij redelijk voor. De kantonrechter zal aan deze veroordeling, zoals gevorderd, een dwangsom verbinden. De kantonrechter zal de gevorderde dwangsom matigen en maximeren als na te melden.
4.13.
Over de door [gedaagde] ingestelde vordering in reconventie tot vergoeding van schade overweegt de kantonrechter als volgt. Nu het tegendeel niet is gesteld of is gebleken, gaat de kantonrechter ervan uit dat de in de depotovereenkomst neergelegde afspraken niet afdoen aan de mogelijkheid van [gedaagde] om aanspraak te maken op nadere schadevergoeding vanwege tekortschieten van [eisers] in de nakoming van de koopovereenkomst.
4.14.
[gedaagde] maakt aanspraak op vergoeding van de volgende bedragen:
(i) schilderwerkzaamheden € 5.782,50;
(ii) werkzaamheden ten behoeve van gasleiding, gasmeter en meterkast € 813,60;
(iii) reparatie dichtgeschroefde kiepramen € 1.777,91,
één en ander onder verrekening van het aan [gedaagde] uit te betalen depotbedrag van
€ 5.000,00.
[eisers] heeft deze schadevergoedingsvorderingen betwist.
4.15.
Volgens de door [eisers] niet weersproken toelichting van [gedaagde] ziet het voor de schilderwerkzaamheden in rekening gebrachte bedrag geheel althans op zijn minst in overwegende mate op herstel van ondeugdelijk door [eisers] uitgevoerd schilderwerk. [gedaagde] heeft dan ook aanspraak op vergoeding van het volledige bedrag van € 5.782,50.
4.16.
Ter onderbouwing van de vordering tot vergoeding van de kosten voor werkzaamheden ten behoeve van de gasleiding etc. heeft [gedaagde] gesteld dat Liander [eisers] heeft geïnformeerd over een verplichting om de gasmeter in de woning te vervangen en te verplaatsen vanuit de keuken naar de meterkast in de gang. [eisers] is jegens [gedaagde] tekortgeschoten, omdat hij geen zorg heeft gedragen voor verplaatsing van de gasmeter op eigen kosten en evenmin [gedaagde] voorafgaande aan de koop op de hoogte heeft gebracht van deze verplichting, aldus nog steeds [gedaagde] .
4.17.
[eisers] betwist het bestaan van de verplichting tot het verplaatsen van de gasmeter en betwist daarnaast dat Liander hem van een eventuele verplichting tot verplaatsing op de hoogte heeft gebracht.
4.18.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eisers] , is niet komen vast te staan dat, voor zover er een verplichting bestond om de gasmeter te verplaatsen, [eisers] hiervan op de hoogte was. Op de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [gedaagde] aangeboden om ter onderbouwing van de vordering een door Liander verzonden e-mail in het geding te brengen. De kantonrechter gaat voorbij aan dit aanbod. [gedaagde] heeft in deze procedure al voldoende gelegenheid gehad om schriftelijke stukken in te dienen en heeft niet uitgelegd waarom het niet mogelijk is geweest de betreffende e-mail eerder in het geding te brengen.
Het gevorderde bedrag van € 813,60 is niet toewijsbaar.
4.19.
Het voor de reparatie van de kiepramen gevorderde bedrag van € 1.777,91, is evenmin toewijsbaar. [gedaagde] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de ramen een verborgen gebrek vertoonden, omdat deze dichtgeschroefd waren. Anders dan [gedaagde] , is de kantonrechter van oordeel dat dit geen verborgen gebrek is. [gedaagde] wordt geacht voorafgaande aan de koop en de levering voldoende de gelegenheid te hebben gehad om de werking van de kiepramen te testen. Het tegendeel is gesteld noch gebleken. Dat zij kennelijk de werking van de kiepramen niet heeft gecontroleerd en daardoor niet heeft gezien dat deze waren dichtgeschroefd dan wel niet functioneerden, komt voor haar risico en de gevolgen daarvan (de kosten van herstel) moeten dan ook voor haar rekening blijven.
4.20.
De totale door [gedaagde] te vergoeden schade bedraagt € 5.782,50. Na aftrek van het uit te keren depotbedrag van € 5.000,00, resteert een door [eisers] te vergoeden bedrag van € 782,50. [eisers] zal tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld. De op de voet van artikel 6:119 BW over dit bedrag gevorderde rente zal, als gevorderd, worden toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.21.
Bij deze stand van zaken heeft [gedaagde] geen afzonderlijk belang meer bij de door haar gevorderde verklaringen voor recht. De kantonrechter zal de hierop ziende vorderingen afwijzen.
in conventie
4.22.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
677,00
in reconventie
4.23.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eisers] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 782,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis,
5.5.
veroordeelt [eisers] om binnen een week na betekening van dit vonnis de notaris (mr. C. Smallegange van Actus Notarissen) schriftelijk en ondubbelzinnig de opdracht te geven om het depotbedrag van € 5.000,00 aan [gedaagde] uit te keren, één en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat [eisers] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000,00;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 13 november 2025.

Voetnoten

1.Zie artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Dit volgt uit artikel 150 Rv
3.3 tot en met 10 februari 2025