Uitspraak
1.[gedaagde 1] , (hierna: [gedaagde 1] )
2.
[gedaagde 2], (hierna: [gedaagde 2] )
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met 9 producties;
- het tussenvonnis van 12 maart 2025;
- de mondelinge behandeling van 14 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
De conclusie bestaat uit een pak papier van enkele honderden pagina’s. Daarin heeft [eiser] zijn inhoudelijke stellingen steeds afgewisseld met een grote hoeveelheid producties opgenomen. Een duidelijke verwijzing naar producties ontbreekt veelal en van veel ingediende producties is de relevantie voor de beoordeling van het geschil niet duidelijk. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] , kort samengevat, gezegd dat de kantonrechter beschikt over alle stukken. Dat mag zo zijn, maar het is niet de taak van de kantonrechter om alle producties van voor naar achter na te pluizen op zoek naar eventuele relevante aanknopingspunten voor de beoordeling van een geschil. De kantonrechter heeft slechts te letten op de feiten waarop een partij ter ondersteuning van zijn/ haar standpunt een beroep heeft gedaan, en de enkele omstandigheid dat uit door een partij overgelegde stukken een bepaald feit blijkt, impliceert niet dat hij/ zij zich ter ondersteuning van haar standpunt op dat feit beroept.
Het enkel in het geding brengen van stukken volstaat niet. Een partij – in voorkomend geval diens gemachtigde - zal duidelijk moeten maken op welk in die stukken genoemd feit een partij zich ter ondersteuning van haar standpunt beroept.
in conventie
(i) Gebruik Hyster Heftruck € 300,00
(ii) Gebruik Kubota Tracker € 300,00
(iii) Kosten heftruck Toyota, [Firma 1] € 95,00
(iv) Verrichte werkzaamheden februari 2023 € 250,00
(v) Financiële afwikkeling [naam 4] - € 625,00
[gedaagden] stellen hier tegenover dat partijen hebben afgesproken dat zij elk € 100,00 per maand in een potje zouden doen om daaruit onderhoud en brandstof te betalen. [gedaagden] hebben desondanks in de betreffende periode van zes maanden alle diesel betaald, wat neerkomt op € 169,94 per maand. Zij hebben dus al meer betaald dan zij verschuldigd zijn, aldus [gedaagden] .
[gedaagden] brengen daar tegenin dat het door [Firma 1] in rekening gebrachte bedrag ziet op het vervangen van bouchies. Dat is regulier onderhoud van de heftruck en de kosten van regulier onderhoud dienen voor rekening van [eiser] te komen, aldus [gedaagden] .
Dit artikel luidt als volgt: “Bruikleening is eene overeenkomst, waarbij de eene partij aan de andere eene zaak om niet ten gebruike geeft, onder voorwaarde dat degene die deze zaak ontvangt, dezelve, na daarvan gebruik te hebben gemaakt, of na eenen bepaalden tijd, zal terug geven.”
De afspraken tussen partijen over het gebruik van de heftruck voldoen aan de in genoemd wetsartikel gegeven omschrijving.
7A: 1785 BW een bepaling die ziet op de vraag voor wiens rekening de kosten komen die de gebruiker ( [gedaagden] ) maken om van de geleende zaak (heftruck) gebruik te mogen maken.
Dit artikel luidt als volgt: “Indien de gebruiker, om van de geleende zaak gebruik te kunnen maken, eenige onkosten gemaakt heeft, kan hij dezelve niet terug vorderen.”
(iv) Verrichte werkzaamheden februari 20234.12. [eiser] voert aan dat hij in februari 2023 diverse werkzaamheden voor [gedaagden] heeft uitgevoerd tegen een afgesproken uurtarief van € 25,00.
[gedaagden] brengen daar tegenin dat zij [eiser] geen opdracht hebben gegeven tot het uitvoeren van werkzaamheden. Bij de aankoop van de stalling door [gedaagde 2] heeft [eiser] aan [gedaagden] aangeboden te helpen. Dit is aanvaard, maar dat hier een vergoeding tegenover zou staan, is niet afgesproken, aldus [gedaagden] .
[gedaagden] hebben hier, kort gezegd, het volgende tegen ingebracht. Bij de aankoop van het hooi door [gedaagden] van [eiser] , hebben partijen afgesproken dat, zolang als [gedaagden] nog beschikten over de balen hooi, [eiser] deze mocht terugkopen. Partijen hebben niet afgesproken dat [eiser] onbeperkt of tot in lengte van dagen hooi, mocht terugkopen. Op een gegeven moment hadden [gedaagden] de van [eiser] gekochte hooibalen opgevoerd aan hun eigen paarden en kon [eiser] niet meer terugkopen, aldus [gedaagden] .
Als partijen een verschillende uitleg geven aan gemaakte afspraken, dan moet de kantonrechter de vraag beantwoorden wat voor zin (betekenis) partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze afspraken mochten toekennen en op wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten [3] . Om die vraag te beantwoorden moet in dit geval vooral gekeken worden naar de context van de ter discussie staande afspraak, dat wil zeggen hoe die past binnen de rest van de overeenkomst, en hoe die past binnen het kader van wat partijen met elkaar wilden afspreken.
[gedaagden] brengen daar tegenin dat het door [eiser] gevorderde bedrag niet ziet op herstel van een hek maar op het opnieuw inrichten van zijn voortuin. [gedaagden] betwisten daarnaast dat [eiser] vooraf heeft aangekondigd tot herstel over te gaan. [gedaagden] zijn daardoor niet in de gelegenheid gesteld om zelf tot herstel over te gaan van het beschadigde hek, aldus [gedaagden] .
[gedaagden] stellen hier tegenover dat de gevorderde kosten zien op het aanhelen van een beukenhaag, waar [gedaagden] het nut niet van inzagen en niet mee akkoord waren. [eiser] is hiertoe overgegaan tijdens afwezigheid van [gedaagde 1] c.s, aldus [gedaagden] .
[gedaagden] voeren verweer.
€ 1.258,75 [4] aan [eiser] te betalen.
[eiser] heeft hier tegen ingebracht dat partijen al onderling tot verrekening zijn overgegaan. Reden voor deze verrekening was dat een andere door [gedaagden] terug geleverde baal hooi, was afgekeurd, aldus [eiser] .
[gedaagden] hebben hierop niet inhoudelijk gereageerd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat partijen deze vordering inmiddels onderling hebben verrekend. De kantonrechter zal dit deel van de vordering afwijzen.
€ 3.600,00 wegens rentederving.
[eiser] voert verweer.
[eiser] voert verweer.
[eiser] voert verweer.
[gedaagden] hebben aangevoerd dat [eiser] in 2022 in totaal een bedrag van € 1.250,00 hebben ontvangen. Omdat [gedaagden] (althans [gedaagde 2] ) vanaf 1 september 2022 eigenaar zijn geworden van het betreffende stuk land, komt naar rato over 2022 aan [gedaagden] een vergoeding toe van € 235,25, aldus [gedaagden] .
[eiser] heeft daar tegen ingebracht dat de door [naam 4] betaalde vergoeding zag op het mestseizoen 2022 en dat dat mestseizoen is geëindigd op 31 augustus van dat jaar. Omdat [gedaagden] (althans [gedaagde 2] ) pas op 1 september 2022 eigenaar zijn geworden, dus na einde van het mestseizoen, komt [gedaagden] geen vergoeding toe over dat jaar, aldus [eiser] .
€ 1.041,75 [7] aan [gedaagden] te betalen. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente, waartegen geen verweer is gevoerd, zal de kantonrechter toewijzen met ingang van de roldag waarop [gedaagden] hun eis in reconventie hebben ingediend. Een eerdere verzuimdatum hebben [gedaagden] niet gesteld.
5.De beslissing
€ 228,46 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke kosten;