ECLI:NL:RBNHO:2025:12951

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
HAA 25/3584
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening inzake een omgevingsvergunning voor flora- en fauna-activiteit met betrekking tot de gewone dwergvleermuis

Op 11 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening vroeg tegen de verleende omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit. De vergunning was verleend door het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland aan vergunninghouder voor het uitvoeren van werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de gewone dwergvleermuis. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis al ongeschikt waren gemaakt en dat de eerstvolgende werkzaamheden pas in april 2026 zouden plaatsvinden. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de vergunning, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat er op dat moment niets te bereiken viel voor verzoeker. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en partijen zijn erop gewezen dat er geen hoger beroep mogelijk is tegen deze mondelinge uitspraak. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker zijn stelling over onherstelbare schade aan beschermde soorten niet had onderbouwd, wat bijdroeg aan de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/3584

proces-verbaal van mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[verzoeker] , uit [adres 2] , verzoeker

en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, het college
(gemachtigde: mr. E.M. Drouen-Gemser, werkzaam bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD)).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam stichting]uit [adres 2] , vergunninghouder
(gemachtigde: mr. M.A. Grapperhaus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de door het college aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit voor de volgende schadelijke handelingen en soorten: het opzettelijk verstoren en het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van exemplaren van de gewone dwergvleermuis (
Pipistrellus pipistrellus).
1.1.
Met het besluit van 26 juni 2025, gepubliceerd op 1 juli 2025, heeft de OD namens het college deze omgevingsvergunning verleend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 28 juli 2025 en op 14 augustus 2025 de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Het college heeft op 8 september 2025 op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook op 8 september 2025 schriftelijk gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van het college bijgestaan door [naam 1] en de gemachtigde van vergunninghouder bijgestaan door
[naam 2] en [naam 3] .
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

De beslissing

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af bij gebrek aan spoedeisend belang. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat daarbij geen aanleiding. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt. Zijn oordeel heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Wettelijk kader

3.1.
Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de habitatrichtlijnsoort ‘gewone dwergvleermuis’. Habitatrichtlijnsoorten zijn soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Voor deze habitatrichtlijnsoorten geldt dat het verboden is ze in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden, vangen of verstoren, hun eieren te vernielen of rapen en de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen. Essentiële migratieroutes en foerageergebieden die van belang zijn voor de instandhouding van een voortplantings- of rustplaats van de soort op populatieniveau vallen hier ook onder.
3.2.
Voor deze soorten is het op grond van artikel 8.74k, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) alleen mogelijk een omgevingsvergunning af te geven als er geen andere bevredigende oplossing voor het verrichten van de activiteit bestaat, de activiteit nodig is op grond van een in de wet genoemd belang en de activiteit geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Totstandkoming van het bestreden besluit

4.1.
Verzoeker woont op de [adres 1] in [adres 2] tegenover het kantoorpand aan de [adres 2] in [adres 2] . Vergunninghouder, eigenaar van het kantoorpand, wil het pand transformeren naar een woon-werkcomplex met 65 sociale en lage middenhuur-woningen en 1600 m2 werkruimte. Hiervoor zullen dwarsbalken op de gevels verwijderd worden, zal de oostelijke kopgevel worden verwijderd ten behoeve van een uitbouw, zullen gevelbekleding en bloembakken op de gevels worden aangebracht, zal er een dakopbouw worden gerealiseerd waarin wooneenheden zullen worden gebouwd en onder de bebouwing zal een parkeerkelder worden gerealiseerd. Naast de functionele aanpassingen zal het pand verduurzaamd en het buitenterrein vergroend worden. Tijdens de transformatie zullen de buitenmuren en de luchtspouw grotendeels behouden blijven. De werkzaamheden zullen gefaseerd worden opgepakt, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de linker- en de rechtervleugel. Allereerst worden de werkzaamheden aan de linkervleugel uitgevoerd en aansluitend worden de werkzaamheden aan de rechtervleugel opgepakt.
4.2.
Om te bepalen of met het project ‘ [adres 2] te [adres 2] ’ negatieve effecten optreden ten aanzien van de eventueel in het gebied voorkomende beschermde diersoorten heeft vergunninghouder ecologisch onderzoek laten uitvoeren [1] en is gebleken dat de volgende verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis in de bebouwing aanwezig zijn:
  • twee kleine zomerverblijfplaatsen;
  • één grote zomerverblijfplaats (>10 individuen);
  • één kraamverblijfplaats;
  • twee kleine winterverblijfplaatsen; en
  • twee massawinterverblijfplaatsen.
Essentieel foerageergebied of essentiële vliegroutes voor vleermuizen zijn niet aanwezig. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling resulteert in het opheffen van vaste rust- en verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis, maar zal door het nemen van maatregelen geen wezenlijke invloed hebben op de instandhouding van het soort. Maatregelen bestaan onder anderen uit het realiseren van tijdelijke en permanente mitigatie voor de gewone dwergvleermuis en het werken buiten kwetsbare perioden van de gewone dwergvleermuis.
4.3.
Vergunninghouder heeft op 25 februari 2025, aangevuld op 19 mei 2025, een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit [2] voor de volgende schadelijke handelingen en soorten: het opzettelijk verstoren en het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van exemplaren van de gewone dwergvleermuis (
Pipistrellus pipistrellus). [3] De werkzaamheden waarop de omgevingsvergunning betrekking zal hebben lopen van 1 september 2025 tot circa mei 2027. De startdatum van de omgevingsvergunning zal gezet worden op 1 september 2025 en de einddatum op 1 juni 2028, waarbij rekening is gehouden met een onvoorziene uitloop van één jaar. Bij de aanvraag heeft vergunninghouder de volgende informatie overgelegd:
  • Activiteitenplan Soortenbescherming van 17 februari 2025;
  • Quickscan Wet natuurbescherming van 8 augustus 2022;
  • Nader Onderzoek Vleermuizen van 16 oktober 2023;
  • Gebiedspaspoort, Addendum Beeldkwaliteitsplan Ontwikkellocaties 1221 Hilversum, van 24 januari 2023; en
  • Bouwtekeningen van 15 juni 2023.
4.4.
Namens het college heeft de OD de aanvraag beoordeeld en op 9 mei 2025 en
2 juni 2025 aan vergunninghouder aanvullende vragen gesteld. Op 19 mei 2025 en 4 juni 2025 heeft vergunninghouder op deze aanvullende vragen gereageerd. Uit de overgelegde informatie volgt onder meer dat door vergunninghouder maatregelen worden getroffen om negatieve effecten van het project op de gewone dwergvleermuis zoveel mogelijk te beperken. De huidige verblijfplaatsen zijn gedurende de werkzaamheden (tijdelijk) ongeschikt voor de gewone dwergvleermuis. De werkzaamheden worden gefaseerd uitgevoerd, zodat iedere winterperiode één van de twee massawinterverblijfplaatsen beschikbaar blijft en hiervoor geen tijdelijke alternatieve verblijfplaats nodig is. Voor de andere verblijfplaatsen zijn tijdelijke alternatieve kasten gerealiseerd. Na afronding van de werkzaamheden worden de verblijfplaatsen weer vergelijkbaar beschikbaar gemaakt en worden extra inbouwkasten gerealiseerd in de nieuwe gevelbekleding. Vergunninghouder heeft op verzoek van de OD de planning aangepast, zodat het ongeschikt maken van de massawinterverblijfplaatsen in de linkervleugel eerder, namelijk tussen 1 en 15 augustus 2025, plaatsvindt. De ingangsdatum van de omgevingsvergunning is daarom op 19 mei 2025 door vergunninghouder vervroegd naar 1 juli 2025.
4.5.
Met het besluit van 26 juni 2025 heeft de OD namens het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Er zijn voorschriften verbonden aan dit besluit die zich richten op het ongeschikt maken van de huidige verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis buiten de meest kwetsbare perioden van deze soort, op het realiseren van tijdelijke en permanente alternatieve verblijfplaatsen in (de omgeving van) de projectlocatie en op het faseren van de werkzaamheden in verband met de aanwezige massawinterverblijfplaatsen. Het bestreden besluit is geldig vanaf 1 september 2025 tot en met 1 juni 2028.
4.6.
In reactie op het verzoek om een voorlopige voorziening heeft vergunninghouder de volgende aanvullende informatie overgelegd:
  • Ecologisch logboek;
  • Tijdelijke migratie (2025);
  • Controleronde linkervleugel;
  • Aangepaste planning.
4.7.
Uit deze aanvullende informatie volgt dat vergunninghouder in het kader van het realiseren van alternatieve verblijfvoorzieningen op 25 april 2024 tijdelijke vleermuiskasten heeft geplaatst in de omgeving van de projectlocatie. Het gaat om acht kleine en twee grote vleermuiskasten en vier kleine en twee grote kraamkasten. Tussen 4 en 7 augustus 2025 heeft vergunninghouder zogenaamde exclusion flaps aangebracht om de linkervleugel van de bebouwing ongeschikt te maken voor in- en uitvliegen van de gewone dwergvleermuis. De voorgeschreven controle(s) zijn op 12 en 14 augustus 2025 uitgevoerd en er zijn geen in- of uitvliegende vleermuizen waargenomen. Op basis van de controlerondes wordt geacht dat de linkervleugel geen verblijfplaatsen van vleermuizen meer bevat. De eerstvolgende vergunde werkzaamheden met gevolgen voor de gewone dwergvleermuis zijn voorzien in de tweede helft van april 2026, conform de planning volgens de aanvraag. Deze werkzaamheden zien op het ongeschikt maken van de rechtervleugel van de bebouwing voor de gewone dwergvleermuis.

De gronden van de beslissing

5. De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [4] In dit geval staat dan ter beoordeling of verzoeker de beslissing op het door hem ingediende bezwaarschrift niet kan afwachten zonder dat er onomkeerbare gevolgen voorvloeien uit het gebruikmaken van de verleende vergunning voor de flora- en fauna-activiteit.
De voorzieningenrechter is met het college en vergunninghouder van oordeel dat van een spoedeisend belang zoals hiervoor omschreven geen sprake is. Zoals uiteengezet door het college en vergunninghouder zijn de verblijfplaatsen in de linkervleugel al ongeschikt gemaakt en zijn deze werkzaamheden afgerond. De eerstvolgende vergunde werkzaamheden met gevolgen (het ongeschikt maken van de rechtervleugel van de bebouwing) gaan eerst in de tweede helft van april 2026 plaatsvinden. Door het college wordt voor die tijd de behandeling van het bezwaarschrift en een beslissing daarop voorzien. Dat betekent volgens het college en vergunninghouder dat er voor verzoeker op dit moment niets is te bereiken. De voorzieningenrechter kan dit volgen. Een schorsing van het besluit hangende de bezwaarfase zal op dit moment geen enkel effect sorteren.
Indien in de aanloop naar april 2026 nog immer sprake is van een geschil, staat het verzoeker vrij opnieuw een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen, indien onverwijlde spoed dat vereist.
Overigens is voor het treffen van een voorziening ter zake van de reeds afgeronde werkzaamheden een belang gesteld noch gebleken. Daarbij is in aanmerking genomen dat verzoeker zijn stelling dat onherstelbare schade aan beschermde soorten wordt aangericht, op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
6. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
De beslissing en een samenvatting van de gronden van de beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2025 door mr. P.H. Lauryssen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Quickscan Wet natuurbescherming van 8 augustus 2022 en Nader Onderzoek Vleermuizen van 16 oktober 2023.
2.Artikel 5.1, tweede lid, onder g, van de Omgevingswet.
3.Deze handelingen zijn verboden ingevolge artikel 11.46, eerste lid, aanhef en onder b en d, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
4.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.