RECHTBANK NOORD-HOLLAND
proces-verbaal van mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
[verzoeker] , uit [adres 2] , verzoeker
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, het college
(gemachtigde: mr. E.M. Drouen-Gemser, werkzaam bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD)).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam stichting]uit [adres 2] , vergunninghouder
(gemachtigde: mr. M.A. Grapperhaus).
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de door het college aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit voor de volgende schadelijke handelingen en soorten: het opzettelijk verstoren en het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van exemplaren van de gewone dwergvleermuis (
Pipistrellus pipistrellus).
1.1.Met het besluit van 26 juni 2025, gepubliceerd op 1 juli 2025, heeft de OD namens het college deze omgevingsvergunning verleend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 28 juli 2025 en op 14 augustus 2025 de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.Het college heeft op 8 september 2025 op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook op 8 september 2025 schriftelijk gereageerd.
1.3.De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van het college bijgestaan door [naam 1] en de gemachtigde van vergunninghouder bijgestaan door
[naam 2] en [naam 3] .
1.4.Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De beslissing
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af bij gebrek aan spoedeisend belang. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat daarbij geen aanleiding. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt. Zijn oordeel heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Wettelijk kader
3.1.Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de habitatrichtlijnsoort ‘gewone dwergvleermuis’. Habitatrichtlijnsoorten zijn soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Voor deze habitatrichtlijnsoorten geldt dat het verboden is ze in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden, vangen of verstoren, hun eieren te vernielen of rapen en de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen. Essentiële migratieroutes en foerageergebieden die van belang zijn voor de instandhouding van een voortplantings- of rustplaats van de soort op populatieniveau vallen hier ook onder.
3.2.Voor deze soorten is het op grond van artikel 8.74k, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) alleen mogelijk een omgevingsvergunning af te geven als er geen andere bevredigende oplossing voor het verrichten van de activiteit bestaat, de activiteit nodig is op grond van een in de wet genoemd belang en de activiteit geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4.1.Verzoeker woont op de [adres 1] in [adres 2] tegenover het kantoorpand aan de [adres 2] in [adres 2] . Vergunninghouder, eigenaar van het kantoorpand, wil het pand transformeren naar een woon-werkcomplex met 65 sociale en lage middenhuur-woningen en 1600 m2 werkruimte. Hiervoor zullen dwarsbalken op de gevels verwijderd worden, zal de oostelijke kopgevel worden verwijderd ten behoeve van een uitbouw, zullen gevelbekleding en bloembakken op de gevels worden aangebracht, zal er een dakopbouw worden gerealiseerd waarin wooneenheden zullen worden gebouwd en onder de bebouwing zal een parkeerkelder worden gerealiseerd. Naast de functionele aanpassingen zal het pand verduurzaamd en het buitenterrein vergroend worden. Tijdens de transformatie zullen de buitenmuren en de luchtspouw grotendeels behouden blijven. De werkzaamheden zullen gefaseerd worden opgepakt, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de linker- en de rechtervleugel. Allereerst worden de werkzaamheden aan de linkervleugel uitgevoerd en aansluitend worden de werkzaamheden aan de rechtervleugel opgepakt.
4.2.Om te bepalen of met het project ‘ [adres 2] te [adres 2] ’ negatieve effecten optreden ten aanzien van de eventueel in het gebied voorkomende beschermde diersoorten heeft vergunninghouder ecologisch onderzoek laten uitvoerenen is gebleken dat de volgende verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis in de bebouwing aanwezig zijn:
- twee kleine zomerverblijfplaatsen;
- één grote zomerverblijfplaats (>10 individuen);
- één kraamverblijfplaats;
- twee kleine winterverblijfplaatsen; en
- twee massawinterverblijfplaatsen.
Essentieel foerageergebied of essentiële vliegroutes voor vleermuizen zijn niet aanwezig. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling resulteert in het opheffen van vaste rust- en verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis, maar zal door het nemen van maatregelen geen wezenlijke invloed hebben op de instandhouding van het soort. Maatregelen bestaan onder anderen uit het realiseren van tijdelijke en permanente mitigatie voor de gewone dwergvleermuis en het werken buiten kwetsbare perioden van de gewone dwergvleermuis.
4.3.Vergunninghouder heeft op 25 februari 2025, aangevuld op 19 mei 2025, een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteitvoor de volgende schadelijke handelingen en soorten: het opzettelijk verstoren en het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van exemplaren van de gewone dwergvleermuis (
Pipistrellus pipistrellus).De werkzaamheden waarop de omgevingsvergunning betrekking zal hebben lopen van 1 september 2025 tot circa mei 2027. De startdatum van de omgevingsvergunning zal gezet worden op 1 september 2025 en de einddatum op 1 juni 2028, waarbij rekening is gehouden met een onvoorziene uitloop van één jaar. Bij de aanvraag heeft vergunninghouder de volgende informatie overgelegd:
- Activiteitenplan Soortenbescherming van 17 februari 2025;
- Quickscan Wet natuurbescherming van 8 augustus 2022;
- Nader Onderzoek Vleermuizen van 16 oktober 2023;
- Gebiedspaspoort, Addendum Beeldkwaliteitsplan Ontwikkellocaties 1221 Hilversum, van 24 januari 2023; en
- Bouwtekeningen van 15 juni 2023.
4.4.Namens het college heeft de OD de aanvraag beoordeeld en op 9 mei 2025 en
2 juni 2025 aan vergunninghouder aanvullende vragen gesteld. Op 19 mei 2025 en 4 juni 2025 heeft vergunninghouder op deze aanvullende vragen gereageerd. Uit de overgelegde informatie volgt onder meer dat door vergunninghouder maatregelen worden getroffen om negatieve effecten van het project op de gewone dwergvleermuis zoveel mogelijk te beperken. De huidige verblijfplaatsen zijn gedurende de werkzaamheden (tijdelijk) ongeschikt voor de gewone dwergvleermuis. De werkzaamheden worden gefaseerd uitgevoerd, zodat iedere winterperiode één van de twee massawinterverblijfplaatsen beschikbaar blijft en hiervoor geen tijdelijke alternatieve verblijfplaats nodig is. Voor de andere verblijfplaatsen zijn tijdelijke alternatieve kasten gerealiseerd. Na afronding van de werkzaamheden worden de verblijfplaatsen weer vergelijkbaar beschikbaar gemaakt en worden extra inbouwkasten gerealiseerd in de nieuwe gevelbekleding. Vergunninghouder heeft op verzoek van de OD de planning aangepast, zodat het ongeschikt maken van de massawinterverblijfplaatsen in de linkervleugel eerder, namelijk tussen 1 en 15 augustus 2025, plaatsvindt. De ingangsdatum van de omgevingsvergunning is daarom op 19 mei 2025 door vergunninghouder vervroegd naar 1 juli 2025.
4.5.Met het besluit van 26 juni 2025 heeft de OD namens het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Er zijn voorschriften verbonden aan dit besluit die zich richten op het ongeschikt maken van de huidige verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis buiten de meest kwetsbare perioden van deze soort, op het realiseren van tijdelijke en permanente alternatieve verblijfplaatsen in (de omgeving van) de projectlocatie en op het faseren van de werkzaamheden in verband met de aanwezige massawinterverblijfplaatsen. Het bestreden besluit is geldig vanaf 1 september 2025 tot en met 1 juni 2028.
4.6.In reactie op het verzoek om een voorlopige voorziening heeft vergunninghouder de volgende aanvullende informatie overgelegd:
- Ecologisch logboek;
- Tijdelijke migratie (2025);
- Controleronde linkervleugel;
- Aangepaste planning.
4.7.Uit deze aanvullende informatie volgt dat vergunninghouder in het kader van het realiseren van alternatieve verblijfvoorzieningen op 25 april 2024 tijdelijke vleermuiskasten heeft geplaatst in de omgeving van de projectlocatie. Het gaat om acht kleine en twee grote vleermuiskasten en vier kleine en twee grote kraamkasten. Tussen 4 en 7 augustus 2025 heeft vergunninghouder zogenaamde exclusion flaps aangebracht om de linkervleugel van de bebouwing ongeschikt te maken voor in- en uitvliegen van de gewone dwergvleermuis. De voorgeschreven controle(s) zijn op 12 en 14 augustus 2025 uitgevoerd en er zijn geen in- of uitvliegende vleermuizen waargenomen. Op basis van de controlerondes wordt geacht dat de linkervleugel geen verblijfplaatsen van vleermuizen meer bevat. De eerstvolgende vergunde werkzaamheden met gevolgen voor de gewone dwergvleermuis zijn voorzien in de tweede helft van april 2026, conform de planning volgens de aanvraag. Deze werkzaamheden zien op het ongeschikt maken van de rechtervleugel van de bebouwing voor de gewone dwergvleermuis.