ECLI:NL:RBNHO:2025:12962

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
15-217665-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepschrift tegen verlenging van gedragsaanwijzing in belagingzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroepschrift dat zich richt tegen de verlenging van een gedragsaanwijzing, bestaande uit een gebieds- en contactverbod, opgelegd aan appellant, die verdacht wordt van belaging van zijn ex-partner. De gedragsaanwijzing was oorspronkelijk gegeven op 16 juli 2025 en werd op 7 oktober 2025 verlengd, terwijl de vervolging van appellant nog niet was ingesteld. De rechtbank heeft de zaak in besloten raadkamer behandeld, waarbij zowel de appellant als zijn advocaat, mr. J.H. van Dijk, en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie onvoldoende had gemotiveerd waarom de voortzetting van de gedragsaanwijzing noodzakelijk en proportioneel was, ondanks de ernstige bezwaren tegen appellant. De rechtbank concludeerde dat de verlenging van de gedragsaanwijzing niet in overeenstemming was met de wettelijke vereisten, aangezien er geen vervolging was ingesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de beslissing tot verlenging van de gedragsaanwijzing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Haarlem
parketnummer : 15-217665-25
raadkamernummer : 25-026085
datum : 24 oktober 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beroepschrift op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[appelant],

geboren op [geboorteplaats en -datum],
voor deze zaak woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H. van Dijk, advocaat te Haarlem (Spaarne 1, 2011 CC Haarlem),
hierna te noemen: appellant.

Feiten

Appellant wordt verdacht van belaging van zijn ex-partner [naam] (hierna: aangeefster). Op 16 juli 2025 heeft de officier van justitie aan appellant een gedragsaanwijzing gegeven, inhoudende een gebiedsverbod en een contactverbod met aangeefster, voor de duur van 90 dagen. Op 11 augustus 2025 is de gedragsaanwijzing op verzoek van appellant gewijzigd, in die zin dat de reikwijdte van het gebiedsverbod is aangepast.
Op 7 oktober 2025 heeft de officier van justitie de gedragsaanwijzing (gebieds- en contactverbod) verlengd, aansluitend op de eerder afgegeven gedragsaanwijzing en ingaande op 13 oktober 2025, voor een periode van 90 dagen.

Procedure

Het beroep is op 14 oktober 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 22 oktober 2025 het beroep in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft appellant, zijn advocaat mr. J.H. van Dijk en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord.

Beroep

Het beroep richt zich tegen de verlenging van de gedragsaanwijzing van 7 oktober 2025.
De raadsman heeft in raadkamer het woord gevoerd overeenkomstig een pleitnotitie, appellant heeft ter zitting een schriftelijke verklaring voorgelezen. Deze pleitnotitie en verklaring zijn als bijlage 1 en 2 bij deze beslissing is gevoegd.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt dat het beroep ongegrond verklaard moet worden. Uit de stukken volgt dat er ernstige bezwaren tegen appellant bestaan dat hij aangeefster heeft belaagd. Blijkens de aangifte en het verzoek van aangeefster tot verlenging van de gedragsaanwijzing, bestaat bij aangeefster vrees voor ernstig belastend gedrag vanuit appellant jegens haar. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor verlenging is voldaan: dat er nog geen dagvaarding is verzonden betekent niet dat geen vervolging is ingesteld. Het Openbaar Ministerie is voornemens om na afronding van het strafrechtelijk onderzoek appellant te dagvaarden. De aangifte dateert van 1 juli 2025. Dat het einddossier ruim drie maanden later, ten tijde van de verlenging, nog niet gereed is en dat er nog geen tenlastelegging is, is gelet op de aard van de onderhavige verdenking niet ongebruikelijk. Subsidiair stelt de officier van justitie dat alleen het gebiedsverbod kan komen te vervallen. Nu appellant heeft aangegeven geen contact met het slachtoffer te willen, zal het contactverbod geen inbreuk vormen op zijn vrijheid.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
In deze procedure moet de rechtbank beoordelen of voldaan is aan de wettelijke voorwaarden een aanwijzing betreffende het gedrag te geven, en zo ja, of verlenging van de gedragsaanwijzing in dit geval proportioneel is.
De officier van justitie is op grond van artikel 509hh lid 1 Sv bevoegd een verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan een gedragsaanwijzing te geven in geval van, onder meer, verdenking van een strafbaar feit in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens een persoon (lid 1, sub b). Lid 4 van artikel 509hh Sv bepaalt dat de gedragsaanwijzing maximaal 90 dagen van kracht blijft en dat verlenging van de gedragsaanwijzing niet mogelijk is indien tegen de verdachte geen vervolging is ingesteld.
Verlenging van de gedragsaanwijzing
De raadsman heeft bepleit dat de beslissing tot verlenging van de gedragsaanwijzing wettelijk niet mogelijk was, omdat tegen appellant geen vervolging is ingesteld. De rechtbank volgt dit standpunt niet, en legt hierna uit waarom.
Naar het oordeel van de rechtbank moet uit het dossier worden afgeleid dat de vervolging van appellant ten tijde van de verlenging van de gedragsaanwijzing een aanvang had genomen. Appellant is op 14 juli 2025 door de politie gehoord over de onderhavige verdenking. Vervolgens heeft de officier van justitie (op 16 juli 2025) een gedragsaanwijzing aan appellant opgelegd, waaruit volgt dat volgens de officier van justitie ernstige bezwaren tegen appellant bestaan dat hij aangeefster heeft belaagd. Tegen deze gedragsaanwijzing is inhoudelijk geen beroep ingesteld, er is alleen verzocht het gebiedsverbod te verkleinen. Sinds het verhoor van appellant heeft het Openbaar Ministerie er geen blijk van gegeven de vervolging niet voort te zetten. Het moet voor appellant dan ook duidelijk zijn geweest dat het strafrechtelijk onderzoek naar de verweten strafbare gedragingen nog loopt. De officier van justitie heeft in raadkamer toegelicht dat het Openbaar Ministerie voornemens is appellant te dagvaarden zodra het strafrechtelijk onderzoek is afgerond.
De regeling van artikel 509hh Sv is blijkens de wetsgeschiedenis (met name) bedoeld als bevoegdheid voor de officier van justitie tot ingrijpen bij voetbalvandalisme en bij escalerende overlast en criminaliteit door (jeugd)groepen in wijken. Beoogd is dat de officier van justitie de verdachte een gedragsaanwijzing kan geven, vooruitlopend op berechting van de verdachte, maar deze periode moet wel zo kort mogelijk worden gehouden. In de Memorie van Toelichting (Kamerstuk, 2007-2008, 31467 nr. 3) staat dat de periode van maximaal 90 dagen ertoe leidt dat van belang is de verdachte op korte termijn op zitting te brengen en dat verlenging van de gedragsaanwijzing niet mogelijk is als de verdachte nog niet is gedagvaard dan wel geen strafbeschikking is uitgevaardigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het echter niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om in een zaak als de onderhavige - waarin ernstige bezwaren bestaan voor de verdenking van belaging en waarbij het strafrechtelijk onderzoek ten tijde van de verlengingsbeslissing blijkbaar nog niet was afgerond, terwijl er geen aanwijzing is voor een sepotbeslissing - de mogelijkheid tot verlenging van een gedragsaanwijzing (waartegen beroep open staat) geheel uit te sluiten.
Onderbouwing en proportionaliteit van de verlengde gedragsaanwijzing
Bij toetsing van de verlenging van de gedragsaanwijzing moet de rechtbank eerst beoordelen of er ernstige bezwaren tegen appellant bestaan. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2025 voldoende ernstige bezwaren aanwezig waren om destijds een gedragsaanwijzing aan appellant op te leggen. Deze ernstige bezwaren zijn ook nu nog aanwezig.
Vervolgens is de vraag of het langer voortduren van de gedragsaanwijzing in de gegeven omstandigheden proportioneel is. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Het staat niet ter discussie, zo is in raadkamer door de officier van justitie bevestigd, dat appellant de gedragsaanwijzing in de afgelopen (ruim) drie maanden steeds heeft nageleefd. Appellant heeft ter zitting verklaard dat hij ook geen enkele intentie heeft om contact te zoeken met aangeefster. Mede tegen deze achtergrond is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom voortzetting van de gedragsaanwijzing noodzakelijk en proportioneel is. De officier van justitie heeft onvoldoende onderbouwd welke feiten en omstandigheden in dit concrete geval leiden tot de (gerechtvaardigde) vrees voor ernstig belastend gedrag van appellant tegenover aangeefster, op grond waarvan besloten is tot verlenging van de gedragsaanwijzing. De verwijzing in raadkamer naar het verzoek van aangeefster tot verlenging van de gedragsaanwijzing, waarin zij schrijft dat de gedragsaanwijzing bijdraagt aan haar gevoel van veiligheid, is daartoe onvoldoende.
Gelet op het voorgaande, en mede gelet op het blanco strafblad van appellant, is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de gedragsaanwijzing niet langer proportioneel is. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en de beslissing tot verlenging van de gedragsaanwijzing vernietigen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond; en
- vernietigt de beslissing tot verlenging van de gedragsaanwijzing.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. P. Reemst, rechter,
in tegenwoordigheid van drs. M. Essing-van den Berg, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2025.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.