ECLI:NL:RBNHO:2025:12986

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
369704
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, die op 11 november 2025 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een kort geding inzake de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige zoon. De vader heeft herhaaldelijk geprobeerd de omgangsregeling te wijzigen of na te komen, maar zijn pogingen zijn afgewezen door de voorzieningenrechter. De moeder heeft een vordering ingediend tot schorsing van de omgangsregeling, die is toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vader zich niet aan de afspraken heeft gehouden en dat er onvoldoende bewijs is voor de vordering van de moeder tot ontzegging van de omgang. De zaak is complex, met een lange voorgeschiedenis van bemiddeling en begeleiding door verschillende instanties, waaronder Bureau Mars en Levvel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de noodzakelijke voorwaarden voor een stabiele omgangsregeling te respecteren, wat leidt tot de conclusie dat de omgangsregeling niet in het belang van het kind kan worden voortgezet. De vader wordt aangespoord om hulp te zoeken en zijn gedrag te verbeteren voordat een nieuwe omgangsregeling kan worden overwogen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/369704 / KG ZA 25-593
Vonnis in kort geding van 11 november 2025
in de zaak van
[de vader],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. V.R.L. Berkhout,
tegen
[de moeder],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.C. Spil.
Als informant wordt aangemerkt:
[informant] van de Preventieve Jeugdbescherming van de gemeente Purmerend (hierna: PJ van de gemeente).

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ). De moeder heeft het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
Sinds eind 2021 hebben twee hulpverlenende instanties bemiddeld bij de omgang van de vader met [de minderjarige] . Beide trajecten zijn gestrand. Het eerste traject is door vader beëindigd. Tijdens het tweede traject heeft het gerechtshof van Amsterdam een opbouwende omgangsregeling onder regie van Bureau Mars vastgesteld. Laatstgenoemde heeft de begeleiding begin 2025 beëindigd.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van vader tot wijziging- of nakoming van de omgangsregeling af, omdat vader bij herhaling er blijk van heeft gegeven zich niet aan de afspraken te kunnen houden. De vordering van moeder tot schorsing van de omgangsregeling, wordt toegewezen. De vordering tot ontzegging van de omgang wordt afgewezen, omdat moeder niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van één van de daarvoor vereiste gronden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 9 producties
- de conclusie van antwoord tevens houdende vordering in reconventie met 9 producties
- de mondelinge behandeling van 28 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een relatie gehad waaruit op [geboortedatum] [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ) is geboren.
3.2.
De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] , die bij haar woont.
3.3.
Bij beschikking van 3 maart 2021 heeft de rechtbank Amsterdam aan de man vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] te erkennen, waarna hij [de minderjarige] heeft erkend. De behandeling van het verzoek van de vader omtrent de omgang met [de minderjarige] is aangehouden in afwachting van het verloop van het hulpverleningstraject, waar Levvel bij betrokken is geraakt.
3.4.
Na individuele gesprekken met partijen, heeft op 7 februari 2022 onder begeleiding van Levvel gezamenlijke bemiddeling plaatsgevonden. Dit gesprek verliep niet goed. Levvel schrijft hierover in een evaluatieverslag van 21 april 2022 onder meer:
De gezamenlijke bemiddeling verliep met veel spanning. Er waren vooraf aan het gesprek gezamenlijk communicatie afspraken gemaakt. Al snel vervallen ouders in hun oude negatieve communicatie patroon. Vader neemt het woord, is lang van stof. Wenst uit te spreken, zoals afgesproken. Hij geeft aan moeder terug dat hij weinig vertrouwen in haar heeft, (…)
Na een aantal verwijten ontploft moeder. Waarop zij met luide stem in verweer komt. Ze is getriggerd door vader en heeft geen controle over haar boosheid. Vader gaat ook met harder volume terugschreeuwen. Over en weer zijn er verwijten. Ouders zijn uit contact. En hebben geen controle op hun gedrag. (…)
De bemiddelaar neemt het woord. Het gesprek wordt beëindigd. Om ouders te beschermen voor verdere schade. Er wordt geconcludeerd dat er meer nodig is voordat zij samen in gesprek kunnen. (...)
Doorstart zonder bemiddeling. Focus op begeleide omgang.
(…)
Vanuit Levvel wordt eerst met ouders een voorwaarde veiligheidsgesprek gevoerd. Met vader was dit op maandag 21-2-2022. Met moeder op dinsdag 22-2-2022.
Vader vond het lastig dat hij aangesproken werd op zijn gedrag. In eerste instantie gaf vader terug dat hij niks fout had gedaan. En legde dit bij moeder neer en bij de bemiddelaar, die het gesprek niet goed zou hebben geleid. Vader heeft in dit gesprek vervolgens wel excuses aangeboden voor zijn gedrag.
De hulpverlening kan onder voorwaarde voortgezet worden. Dit betekent o.a. aanspreekbaar zijn van ouders bij oplopende emoties, in contact kunnen blijven, emoties onder controle hebben, respectvol blijven naar de andere ouder. Vader geeft aan zich aan deze voorwaarden te willen houden. (…)
Moeder gaat akkoord met een doorstart.
(…)
Levvel legt uit dat er randvoorwaarden zijn om de omgang te kunnen starten.
Zo zullen beide ouders het vertrouwen in Levvel moeten hebben. Hen wordt gevraagd de regie tijdens de omgang bij de JMW'er te kunnen leggen. Levvel neemt de beslissingen tijdens de omgang. Dit is van belang om de veiligheid tijdens de omgang voor [de minderjarige] te kunnen garanderen.
(…)
Moeder heeft het startplan voor begeleide omgang getekend voor akkoord op 28 maart 2022.
Vader was niet op de afspraak verschenen.
Bij navraag via de mail bleek dat vader een klacht heeft ingediend bij Levvel over het verloop van de hulp geboden door de bemiddelaar.
(…)
Nu er een klacht is ingediend door vader bij Levvel ligt de hulp vanuit Levvel bemiddelt stil. (…)
3.5.
Op 9 mei 2022 heeft een klachtgesprek plaatsgevonden tussen Levvel en de vader en heeft de vader het omgangsplan alsnog getekend. Daarna heeft Levvel een andere bemiddelaar ingezet.
3.6.
Bij beschikking van 15 juni 2022 heeft de rechtbank Amsterdam bepaald dat de vader op korte termijn het eerste contact zal hebben met [de minderjarige] onder begeleiding en regie van Levvel.
3.7.
In juni en juli 2022 hebben twee begeleide bezoeken plaatsgevonden. In het eindverslag van Levvel van 18 augustus 2022 staat dat vader, moeder, [de minderjarige] en Levvel de begeleide bezoeken positief hebben ervaren. Levvel merkt over het gedrag van de vader het volgende op:
Vader laat zich moeizaam sturen door Levvel en komt bepaalde afspraken niet na, zoals het niet aanbieden van cadeaus de eerste periode aan [de minderjarige] . Als hij toch de cadeaus meebrengt en Levvel afspreekt met hem deze te mogen tonen, maar wel weer mee terug moet nemen, wordt dit een onderwerp van discussie. Ook plaatst vader enkele keren bij moeder bepaalde opmerkingen over opvoedzaken, waaronder de manier waarop [de minderjarige] zijn haar zou moeten scheren, welke gel hij zou moeten gebruiken en bevraagt hij culturele uitingen bij [de minderjarige] , zoals het dragen van armbandjes.
3.8.
De vader heeft na de evaluatie het traject met Levvel beëindigd. Levvel merkt hierover in het eindverslag het volgende op:
Na de eerste evaluatie van de gestarte omgangsbegeleiding geeft vader aan niet meer met het Levvel Bemiddelt traject verder te willen en beëindigd het Bemiddelt traject met de daarbij behorende begeleide omgangs afspraken. Hierbij gaf hij aan niet ontevreden te zijn over de Levvel begeleiding, maar hij vanwege persoonlijke omstandigheden het traject te willen stoppen. Hij geeft aan dat hij zelf met moeder afspraken wil maken over de omgang met [de minderjarige] . (…)
Deze onvoorspelbaarheid aan de kant van vader brengt opnieuw spanning bij moeder en extra zorgen over de ontwikkelingen mbt de hechting van [de minderjarige] niet alleen naar zijn vader, maar ook naar haar als zij hem positioneert in onvoorspelbare situaties.
3.9.
Op aanwijzing van de rechtbank Amsterdam heeft op 6 september 2022, in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming, een gesprek plaatsgevonden tussen vader, moeder en Levvel om te kijken of er een doorstart kon worden gemaakt met de omgangsbemiddeling. Dat is niet gelukt. In het gespreksverslag van Levvel staat onder meer het volgende:
Vader heeft na 2 omgangsbemiddelingen bij Levvel aangegeven dat hij zou gaan stoppen met de omgangen omdat de emotionele belasting te zwaar voor hem was.
Hij voelde zich in een keurslijf gestopt, bijv. 1x in de 2 weken een uur begeleide omgang, het niet mogen meebrengen van cadeaus. Hij voelde zich door deze constructie geremd om de vader te kunnen zijn die hij wil zijn voor zoon. (…).
In het gesprek op 6 september heeft vader opnieuw aangegeven waarom hij de omgangsbemiddeling bij Levvel heeft beëindigd en niet wil voortzetten bij Levvel.
Het lukte vader niet om het tijdens het gesprek het over [de minderjarige] te hebben, daar was zijn eigen pijn en frustratie te groot was.
Er zijn nieuwe ervaringen geweest in oude triggers voor vader (bijv. in het contact met zijn ex-schoonmoeder). Tijdens het gesprek hebben we hem gevraagd om deze triggers te parkeren en het te hebben over [de minderjarige] . Dit lukte hem niet. Vader voelde zich niet gezien en erkend in zijn visie op het probleem. Hij ziet de invloed van zijn ex-schoonmoeder op moeder als de belangrijkste oorzaak van het niet vrijelijk kunnen zien van zijn zoon.
(…). Vader is geëmotioneerd vroegtijdig uit het gesprek weggelopen.
3.10.
De rechtbank Amsterdam heeft vervolgens bij beschikking van 2 februari 2023 het verzoek van de vader om een omgangsregeling met [de minderjarige] afgewezen. De vader heeft hoger beroep tegen deze beschikking ingesteld. De behandeling van het hoger beroep is enige tijd aangehouden in afwachting van het verloop van de resultaten van het door de ouders te volgen hulpverleningstraject. Nadat Bureau Mars betrokken is geraakt bij de omgangsbemiddeling, is de omgang tussen de vader en [de minderjarige] in mei 2024 weer opgestart met wekelijks begeleide omgangsmomenten.
3.11.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in verband met de opgestarte omgangsbemiddeling op 5 november 2024 de beschikking van de rechtbank over de omgangsregeling vernietigd en de volgende regeling voor de omgang (hierna: de omgangsregeling) vastgesteld:
bepaalt de navolgende omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] waarbij:
-
gedurende een opbouwfase van twaalf maanden, onder regie van Bureau Mars, vanaf de datum van deze beschikking [de minderjarige] bij vader verblijft:
o
gedurende de eerste drie maanden: wekelijks op zondag van l l.00 tot 18.00 uur: waarbij de omgang plaats vindt onder begeleiding van Bureau Mars, zolang en op de momenten dat Bureau Mars dat noodzakelijk acht:
o
gedurende de daaropvolgende drie maanden: wekelijks op zondag van 11.00 tot 18.00 uur en daarnaast zal worden gestart met overnachtingen waarbij de frequentie en duur daarvan onder regie van Bureau Mars zal worden bepaald:
o
gedurende de daaropvolgende drie maanden: om de week van zaterdag 11.00 uur tot zondag 18.00 uur:
o
gedurende de daaropvolgende drie maanden: om de week van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur:
-
na afronding van de opbouwfase verblijft [de minderjarige] bij de vader om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school.
bepaalt dat de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen, na ommekomst van de reguliere omgangsregeling, bij helfte worden verdeeld tussen de ouders. Hierbij heeft Bureau Mars de regie om de opbouw van deze regeling nader vorm te geven.
3.12.
De omgang is direct na de zitting bij het gerechtshof op 18 september 2024 onder regie van Bureau Mars voortgezet en uitgebreid zonder permanente begeleiding tijdens de omgang.
3.13.
Op 27 november 2024 heeft Bureau Mars per e-mail aan de vader en (overige) betrokken partijen meegedeeld dat de omgangsregeling per direct wordt stopgezet totdat er een gesprek is geweest. Bureau Mars schrijft onder meer:
Naar aanleiding van de recente gebeurtenissen tijdens de omgangsmomenten zien wij ons genoodzaakt om in te grijpen. Met name het voorval op zondag jongstleden waarbij vader eigenhandig naar boven is gegaan om [de minderjarige] op te halen en hem weer bij terugkomst alleen naar boven terug te brengen kan echt niet. Daarnaast had [de minderjarige] ook nu weer een nieuw en ander outfit aan. Uw recente acties, waaronder het steeds negeren van onze gemaakte afspraken en vooral het direct en dreigende manier van confronteren ten aanzien van onze begeleider [begeleider] , zijn onacceptabel en ondermijnen het welzijn en de stabiliteit die wij trachten te waarborgen voor [de minderjarige] .
Dit gedrag is niet in lijn met de afspraken zoals vastgesteld door de rechtbank cq gemeente en welke gehandhaafd dient te worden door Bureau Mars. De rechtbank heeft de regie over de omgangsregeling expliciet bij ons neergelegd.
Gezien bovenstaande heb ik, [vertegenwoordiger Bureau Mars] vanuit Bureau Mars, in overleg met gemeente besloten de omgangsregeling per direct te stoppen totdat er een gesprek is geweest en zien dan verder. Dit houdt in dat de geplande omgang opzondag 1 december 2024 aanstaandeniet door zal gaan.
Deze pauze zal gebruikt worden om een gesprek te organiseren met alle betrokken partijen, inclusief de advocaten van beide ouders. Ik leg hierbij ook de verantwoordelijkheid bij vader neer om met wat data en tijden te komen, gezien er al diverse malen is getracht een gesprek te organiseren door gemeente.
Het doel van dit gesprek zal zijn om duidelijke afspraken te maken die nageleefd dienen te worden. Wij verwachten dat u zich constructief opstelt en meewerkt aan het vinden van een passende oplossing die in het beste belang van uw zoon is.
Mocht u het hier niet mee eens zijn dan leggen wij de zaak terug bij de rechtbank en stopt de omgang in zijn geheel.
Omgangsregeling [de minderjarige]:
  • Communicatie:Alle communicatie tussen ouders verloopt alleen via de begeleider van Bureau Mars.
  • Ophaal- en terugbrengtijden:Zijn strikt vastgelegd en afwijkingen hiervan kunnen alleen eerst in overleg via de begeleider.
  • Startdatum en periode:De omgang is vastgesteld tot en met 22 december 2024, zonder overnachtingen.
  • Feestdagen en vakanties:Communicatie hierover verloopt ook eerst via de begeleider van Bureau Mars.
  • Verzorging [de minderjarige] :Zorg voor een correcte overdracht van [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft schone kleding aan en staat klaar.
  • Geen spullen meegeven:[de minderjarige] dient bij terugkomst de kleding te dragen die hij aanhad tijdens de overdracht en mag daarnaast geen extra spullen mee. Indien anders gewenst zal dit eerst in overleg moeten zijn geweest met begeleider Bureau Mars.
Deze afspraken zijn gemaakt om geen conflict te laten ontstaan tussen ouders waar [de minderjarige] tussen gaat zitten.
Wij hopen op uw medewerking en zien uit naar een productief gesprek waarbij we samen kunnen werken aan een veilige en stabiele omgeving voor [de minderjarige] te creëren.
3.14.
Op 19 december 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen vader, moeder, PJ van de gemeente en Bureau Mars.
3.15.
Bij brief van 8 januari 2025 heeft Bureau Mars de begeleiding per direct beëindigd en aan partijen meegedeeld dat de omgangsregeling per 8 januari 2025 wordt stopgezet. Bureau Mars schrijft in de brief aan de vader onder meer:
Op 19 december 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden bij de gemeente waaraan u deelnam, samen met moeder [de moeder] , vertegenwoordiger van de gemeente [vertegenwoordiger van de gemeente] en collega [begeleider] en ik vanuit Bureau Mars. Dit gesprek was bedoeld om de omgangsregeling te evalueren en om te zorgen voor een constructieve samenwerking cq afspraken verder omgang met [de minderjarige] . Helaas heeft dit gesprek niet geleid tot een verandering in uw standpunt; u blijft de waarde van de afspraken negeren en u stelt zich niet open voor onze begeleiding.
Uw aanhoudende weerstand en het gebrek aan samenwerking met Bureau Mars hebben ons tot een definitief besluit gedwongen. Hierbij informeren wij u dat de begeleiding vanuit Bureau Mars per direct wordt beëindigd, en dat de omgangsregeling met ingang van 8 januari 2024 wordt stopgezet. Deze beslissing is genomen in het belang van [de minderjarige] , om zijn veiligheid en emotionele welzijn te garanderen.
Gezien de ernst van de situatie en uw onwil cq onmacht om binnen de gestelde kaders te opereren, is daarom een terugkeer naar de vorige omgangsregeling niet mogelijk.
Indien u in de toekomst de omgang met [de minderjarige] wilt hervatten, zal het noodzakelijk zijn dat u dit via de rechtbank aanvraagt en dat u aantoont bereid te zijn om constructief samen te werken volgens de regels en richtlijnen die het welzijn van [de minderjarige] voorop stellen.
Wij betreuren dat het zover heeft moeten komen, maar het beschermen van [de minderjarige] 's belangen heeft onze hoogste prioriteit. Wij adviseren u dringend om deze situatie te heroverwegen en de noodzakelijke stappen te ondernemen om een positieve bijdrage te leveren aan het leven van uw zoon.
3.16.
In een memo van PJ van de gemeente en Bureau Mars met titel ‘Onderbouwing, evaluatie en advies omgang [de minderjarige] met vader’ (hierna: het memo) staat onder meer het volgende:
3. Gedrag en samenwerking van betrokken ouders
Moeder
Moeder heeft vanaf aanvang van het traject openheid getoond richting begeleiding en de ingezette hulpverlening geaccepteerd. Ondanks haar beperkte belastbaarheid (psychische kwetsbaarheden) heeft zij zich meewerkend opgesteld, deelgenomen aan evaluaties en steeds het belang van [de minderjarige] centraal proberen te stellen. Afspraken zijn in grote lijnen nagekomen, en moeder heeft zich laten aanspreken op punten waar verbetering nodig was (zoals informatievoorziening richting vader).
Vader
Vader heeft zich in het contact met [de minderjarige] betrokken getoond, maar zijn houding richting begeleiding, moeder en gemeente werd gekenmerkt door toenemende achterdocht, conflicten, en grensoverschrijdend gedrag. Hij heeft herhaaldelijk afspraken niet nageleefd, ging op ongepaste wijze in discussie met begeleiders (inclusief beschuldigingen en dreigementen), en handelde structureel buiten de vastgestelde kaders van het traject.
Tijdens het laatste gesprek op 19 december 2024 liet vader wederom merken weinig bereidheid te tonen tot reflectie of samenwerking. Ondanks herhaalde oproepen tot overleg en duidelijke kaders, gaf hij aan zich niet te kunnen vinden in het bestaande beleid en wees hij nadrukkelijk alle verantwoordelijkheid af. Daarbij was er sprake van escalaties richting begeleiding en dreiging met media.
Op basis van deze houding is geconcludeerd dat het voor [de minderjarige] onveilig en verwarrend werd om de omgang met vader te continueren. De omgang is daarom per 8 januari 2025 definitief stopgezet.

4.Psychosociale indruk en advies

Hoewel wij als professionals geen psychiatrische diagnose mogen stellen, constateren wij vanuit langdurige betrokkenheid een patroon in het gedrag van vader dat zorgelijk is. Hij toont regelmatig emotioneel explosieve reacties, moeite met het accepteren van grenzen, en wantrouwen richting iedere vorm van begeleiding of gezag. Het gedrag wijkt af van wat verwacht mag worden van een stabiele, rationele en mentaal gezonde opvoedende ouder.
Wij hebben daarom meerdere keren geadviseerd dat vader zelf hulp moet gaan zoeken, bijvoorbeeld in de vorm van psychologische begeleiding of systeemtherapie. Alleen op die manier kan hij inzicht ontwikkelen in de eigen rol in het geheel en stappen zetten richting constructief ouderschap. Dit is cruciaal voor de veiligheid en rust van [de minderjarige] .

5.Visie op toekomstig contact

Bureau Mars en de gemeente staan niet afwijzend tegenover toekomstig contact, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. Vader toont structureel ander gedrag, o.a. door het volgen van passende hulpverlening.

2. Er is sprake van samenwerking met een neutrale begeleidingsorganisatie.

3. Alle betrokkenen zijn bereid zich aan vooraf vastgestelde afspraken en begeleiding te houden.

4. De draagkracht van [de minderjarige] wordt leidend genomen, niet de wens of frustratie van een van beide ouders.

5. [de minderjarige] wordt hierin zelf gehoord zodra hij daar de leeftijd en emotionele rijpheid voor heeft om zijn eigen grenzen en behoeften aan te geven.

Tot die tijd achten wij het hervatten van de omgang niet in het belang van het kind.

6.Conclusie

Het omgangstraject is zorgvuldig opgezet en uitgevoerd. Ondanks de inzet van moeder, begeleiding en gemeente is het niet gelukt om tot een stabiele omgangssituatie te komen. De houding van vader is hierin doorslaggevend gebleken. In het belang van [de minderjarige] is de omgang per 8 januari 2025 definitief gestopt.
Wij adviseren dat eventueel toekomstig contact alleen hervat wordt nadat vader op vrijwillige basis begeleiding heeft gezocht en gedurende langere tijd laat zien dat hij binnen de grenzen van professioneel toezicht kan opereren.
(...)

4.Het geschil

in conventie
4.1.
De vader vordert om:
Primair:
I. een voorlopige opbouwende omgangsregeling vast te leggen, waarbij [de minderjarige] bij vader verblijft:
a. Gedurende de eerste drie maanden: wekelijks op zondag van 11:00 uur tot 18:00 uur;
b. Gedurende de daaropvolgende drie maanden: wekelijks op zondag van 11:00 uur tot 18:00 uur en eens in de maand met overnachting van zaterdag 16:00 uur tot zondag 18:00 uur;
c. Gedurende de daaropvolgende drie maanden: om de week van zaterdag 11:00 uur tot zondag 18:00 uur;
d. Gedurende de daaropvolgende drie maanden: om de week van vrijdag uit school tot zondag 18:00 uur;
e. Na afronding van de opbouwfase verblijft [de minderjarige] bij vader om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school.
II. te bepalen dat er met ingang van fase C (onder I) een voorlopige regeling voor de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen heeft te gelden, in die zin dat deze bij helfte worden verdeeld tussen de ouders.
Subsidiair
de moeder te veroordelen de omgangsregeling en vakantie/feestdagen verdeling zoals vastgelegd in de beschikking van 5 november 2024 van het gerechtshof Amsterdam na te komen, met dien verstande dat partijen zich zullen wenden tot een nader te bepalen hulpverleningsinstantie om ondersteuning te ontvangen in de onderlinge communicatie en de uitvoering van de omgangsregeling.
4.2.
De vader legt aan zijn primaire vordering ten grondslag dat sprake is van gewijzigde omstandigheden, zodat de voorzieningenrechter de omgangsregeling kan wijzigen. Bureau Mars heeft de begeleiding gestopt waardoor geen uitvoering meer wordt gegeven aan de omgangsregeling. Er is sprake van een impasse die moet worden doorbroken. Het is in het belang van [de minderjarige] dat hij contact heeft met zijn ouders, maar [de minderjarige] heeft vader al maandenlang niet gezien. De omgangsregeling moet daarom zo spoedig mogelijk worden hervat met concretisering van de overnachtingen in de tweede fase en zonder begeleiding tijdens de omgang. Gelet op het langdurig uitblijven van het contact lijkt het de vader goed om een stap terug te doen in de omgangsregeling en deze daarna weer uit te breiden zoals het gerechtshof heeft bepaald. Subsidiair beroept de vader zich op nakoming van de omgangsregeling zoals door het gerechtshof vastgesteld met ondersteuning van een nader te bepalen hulpverleningsinstantie.
4.3.
De moeder voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vader. De moeder voert – kort samengevat – aan dat er contra-indicaties zijn voor (on)begeleide omgang en dat omgang tussen vader en [de minderjarige] pas weer mogelijk zal zijn als de vader inzicht toont in het eigen aandeel, de samenwerking met de hulpverlening aan kan gaan en de afspraken in het belang van [de minderjarige] na kan komen. Daarvan is nu geen sprake, aldus de moeder.
in reconventie
4.4.
De moeder vordert uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de zorgregeling, vastgesteld in de beschikking van het gerechtshof van 5 november 2024 wordt geschorst en de omgang wordt ontzegd.
4.5.
De moeder legt aan de vordering het verweer in conventie ten grondslag. Het is volgens de moeder van belang dat de vader de omgang nu laat rusten en beide partijen aan zichzelf kunnen werken. Na maximaal een jaar kan weer naar omgang tussen vader en [de minderjarige] worden gekeken. Het is dus niet zo dat vader in de toekomst nooit meer contact kan hebben met [de minderjarige] , maar de vader moet eerst aan zichzelf werken, aldus de moeder.
4.6.
De vader betwist de vordering en voert aan dat de omgangsregeling feitelijk al bijna een jaar is geschorst. Schorsing van de omgangsregeling is een vergaande maatregel en biedt niet de rust om stappen vooruit te gaan zetten. Er mag geen blokkade worden opgeworpen in de zin dat vader eerst aan zichzelf moet gaan werken. De vader wil wel positieve stappen zetten op het gebied van individuele hulp.
in conventie en reconventie
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
Spoedeisendheid
5.2.
Vooruitlopend op een procedure bij de familierechter, kan de voorzieningenrechter in kort geding in alle spoedeisende zaken een onmiddellijke voorziening bij voorraad geven als dit, gelet op de belangen van partijen, wordt vereist. De voorzieningenrechter kan in kort geding daarom een (voorlopige) omgangsregeling vaststellen of een beslissing nemen over de wijziging (of schorsing) van deze regeling als sprake is van gewijzigde omstandigheden. Vereist is dan wel dat sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat de uitkomst van de procedure bij de familierechter niet kan worden afgewacht.
5.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang is gegeven, omdat, nadat Bureau Mars haar regierol heeft beëindigd, al sinds januari 2025 geen uitvoering meer aan de omgangsregeling wordt gegeven.
Wettelijk kader
5.4.
Op grond van artikel 1:377a, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op (en de verplichting tot) omgang met zijn kind. Op verzoek van de vader heeft het gerechtshof Amsterdam een omgangsregeling vastgesteld. Op grond van artikel 1:377e, eerste lid BW kan de rechtbank (of de voorzieningenrechter) een beslissing inzake de omgang wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Gewijzigde omstandigheden leiden niet tot wijziging van de omgangsregeling
5.5.
Nu Bureau Mars de begeleiding begin 2025 heeft beëindigd (zie 3.15) is sprake van gewijzigde omstandigheden. De omgangsregeling kan immers niet zonder begeleiding en regie van Bureau Mars worden uitgevoerd. Dit betekent echter niet dat de omgangsregeling moet worden gewijzigd door er geen regie en begeleiding van een hulpverlenende instantie aan te koppelen. Ook als vader bij de primaire vordering bedoeld heeft dat een andere partij dan Bureau Mars hulp en begeleiding moet geven, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende reden om de bestaande omgangsregeling te wijzigen. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.6.
Hoewel uit de rapportages blijkt dat zowel vader als moeder het belang van de omgang tussen vader en [de minderjarige] inzien en hun best hebben gedaan om dit te laten slagen, blijkt daaruit ook dat het contact tussen vader en moeder erg moeizaam verloopt. De bemiddelingspoging van Levvel begin februari 2022 verliep zelfs zo slecht dat er veiligheidsgesprekken zijn gevoerd en vader op zijn gedrag is aangesproken. Levvel heeft vervolgens de begeleiding voortgezet onder de voorwaarde dat partijen aanspreekbaar zijn op hun gedrag, respectvol naar elkaar blijven en de regie bij Levvel leggen. Moeder is daarmee akkoord gegaan en ook de vader heeft uiteindelijk tijdens het klachtgesprek in mei 2022 het omgangsplan getekend. Vader bleek echter de regie van Levvel niet te willen accepteren, liet zich moeizaam sturen en kwam afspraken niet na, waaronder het niet aanbieden van cadeaus in de eerste periode. Ook bleef hij opmerkingen maken richting moeder over opvoedzaken / verzorging van [de minderjarige] . De vader heeft vervolgens in het evaluatiegesprek met Levvel aangegeven het traject te willen beëindigen. De kans die hem daarna is geboden om een doorstart te maken met de omgangsbemiddeling heeft hij af gewezen. Uit de verslagen blijkt dat het vader niet lukt om het over het belang van [de minderjarige] te hebben. Hij voelt zich niet gezien en erkend in zijn visie op het probleem, dat volgens hem met name is gelegen in de invloed zijn ex schoonmoeder op moeder. Dit is volgens Levvel typerend voor de opstelling van vader in het omgangstraject. Hij lijkt niet in te zien dat hij zelf een belangrijke rol heeft in het laten slagen van het traject door de regie van Levvel te accepteren en het belang van [de minderjarige] voorop te stellen. In plaats daarvan vraagt hij aandacht voor zijn visie op de invulling van zijn vaderrol en zaken of personen rondom de opvoeding van [de minderjarige] , terwijl het daar bij de omgang met [de minderjarige] niet om gaat. De voorzieningenrechter kan dan ook niet anders concluderen dan dat het niet slagen van het omgangstraject bij Levvel voor een groot deel is veroorzaakt door de opstelling van vader zelf.
Het belang van regierol volgens het hof
5.7.
Gedurende de behandeling van het hoger beroep van de vader tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam, is met Bureau Mars als hulpverlenende instantie de omgangsbemiddeling in mei 2024 weer opgestart. In de beschikking van het gerechtshof van 5 november 2024 is overwogen dat zowel Bureau Mars als de Raad van de Kinderbescherming (hierna: de Raad) het wenselijk vinden dat Bureau Mars de regie heeft over het contact tussen vader en [de minderjarige] bij de omgang:
5.4
[vertegenwoordiger Bureau Mars] heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat een opbouw van de omgangsregeling richting een vast weekend goed zou zijn voor [de minderjarige] , maar dat er nog veel nodig is om dat te bereiken, Inmiddels is de omgang opgestart en dit heeft enerzijds een positief effect op [de minderjarige] , maar anderzijds ontstaat bij [de minderjarige] ook onrust omdat de ouders weer in hun oude patroon zijn geraakt waarin zij veel strijd met elkaar voeren. Het is daarom van belang dat de ouders zo min mogelijk met elkaar communiceren. (…) Het is van belang dat Bureau Mars de omgang tussen de vader en [de minderjarige] blijft begeleiden om zo het effect van de omgang op [de minderjarige] te monitoren en de regie te nemen bij eventuele uitbreiding van de omgang. (…)
Het advies van de raad
5.5. (…)
Het is wenselijk dat Bureau Mars de regie heeft over het contact tussen de vader en [de minderjarige] , zodat de belangen van [de minderjarige] bij het uitbreiden van de omgang en de momenten waarop dit zou moeten plaatsvinden gewaarborgd worden. (...)
5.8.
Het gerechtshof heeft het advies van Bureau Mars en de Raad overgenomen. Het hof heeft Bureau Mars bij de omgangsregeling de regie gegeven en overwogen dat de ouders aanwijzingen van Bureau Mars moeten opvolgen. [1] Het moet voor vader dus duidelijk zijn geweest dat hij zich aan de afspraken met Bureau Mars moest houden en dat begeleiding in de onderlinge communicatie tussen partijen door Bureau Mars noodzakelijk was.
Bureau Mars
5.9.
De begeleiding door Bureau Mars zag vanaf 23 september 2024 op de overdrachtsmomenten. De afspraak was dat de begeleider [de minderjarige] vanuit de woning van moeder naar beneden zou brengen en aan vader zou overdragen. Volgens vader was er echter niet altijd iemand beschikbaar om de overdracht te begeleiden en heeft hij [de minderjarige] in de praktijk regelmatig zelf bij moeder opgehaald en thuisgebracht. Volgens de vader verliep dit onbegeleide contact goed. Moeder betwist dat. Volgens haar is enkel in de zomervakantie twee keer sprake van onbegeleid contact geweest. Zij erkent dat de begeleiding na mei 2024 op enig moment is afgeschaald, waarbij de overdracht door partijen zelfstandig werd uitgevoerd, maar Bureau Mars begeleidde wel de omgang en aan het einde van een contactmoment werd door Bureau Mars een bezoek aan de vader gebracht om te bespreken hoe het contact was verlopen. Nadat er in de zomervakantie van 2024 onrust was ontstaan, omdat er geen begeleiders beschikbaar waren, heeft er opnieuw een gesprek plaatsgevonden. Bureau Mars heeft het vervolgens noodzakelijk geacht dat de overdrachtsmomenten weer werden begeleid en de afspraken aangescherpt. Gebleken is echter dat vader zich wederom niet aan de gemaakte afspraken hield. Uit de e-mail van 27 november 2024 blijkt dat vader de voorafgaande zondag zelf naar boven is gelopen om [de minderjarige] bij moeder op te halen en ook bij terugkomst niet op de begeleider heeft gewacht. Ook had [de minderjarige] bij terugkomst weer een nieuwe outfit aan, terwijl was afgesproken dat hij bij terugkomst de kleding zou dragen die hij aan had tijdens de overdracht. Volgens Bureau Mars stond dit incident niet op zichzelf, maar negeert vader steeds de gemaakte afspraken en confronteert hij de begeleider op een directe en dreigende manier. De voorzieningenrechter constateert dat dit gedrag van vader niet alleen afwijkt van de instructie van het hof dat partijen zich aan de afspraken met Bureau Mars moeten houden, maar ook de samenwerking met de instantie die de regie voert onmogelijk maakt.
5.10.
Hoewel betrokkenen niet twijfelen aan de goede intenties van vader om zich aan de afspraken te houden, laat hij telkens iets anders zien. Vader erkent zelf ook moeite te hebben gehad met de regels en voorwaarden, zoals het terugbrengen van [de minderjarige] in dezelfde kleding. Door die regels steeds weer ter discussie te stellen, ondermijnt vader de regierol van de begeleidende instantie. Dat vader die regierol niet wil of kan accepteren wordt bevestigd door zijn houding tijdens het gesprek op 19 december 2024 (zie 3.15). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is sprake van een patroon dat zich herhaalt. Vader geeft weliswaar aan dat hij volledig wil meewerken en zich aan de voorwaarden die Bureau Mars stelt zal houden, maar heeft ook op zitting van het tegendeel blijk gegeven. Zo weigerde hij om [vertegenwoordiger van de gemeente] een hand te geven, ontkent hij dat hij zich niet aan afspraken hield en legt hij de schuld (wederom) bij moeder en de begeleiders. Alhoewel de voorzieningenrechter begrip heeft voor de wens van vader om de omgang met [de minderjarige] weer op te starten, kan dat niet op zijn manier en zijn voorwaarden. Zolang vader dat niet inziet en niet bereid en in staat is om zijn gedrag aan te passen, kan aan de omgangsregeling geen uitvoering worden gegeven. [de minderjarige] heeft belang bij een stabiele omgangssituatie en die is er op dit moment niet. Uitvoering geven aan een omgangsregeling is op dit moment dan ook niet in het belang van [de minderjarige] .
5.11.
Voor wijziging van de bestaande omgangsregeling is gelet op het vorenstaande geen
plaats. Daarbij is mede van belang dat niet is uitgesloten dat Bureau Mars de begeleiding en
regie weer oppakt – of in onderling overleg een andere partij dat kan doen –, zodra aan de
voorwaarden is voldaan die zijn opgenomen in het memo van PJ en Bureau Mars (zie 3.16
onder 5). De omgangsregeling kan dus – weliswaar op termijn – nog steeds worden
uitgevoerd. Vader kan de impasse zelf doorbreken door hulp te zoeken om inzicht te krijgen
in zijn eigen gedrag en te laten zien dat hij het belang van [de minderjarige] voorop stelt, hij accepteert
dat de begeleidende instantie de regie heeft en hij gemaakte afspraken nakomt.
Conclusie
5.12.
Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen van vader worden afgewezen en de vordering van moeder tot schorsing van de beschikking van het gerechtshof van 5 november 2024, althans van de daarbij vastgestelde omgangsregeling, zal worden toegewezen.
5.13.
De gevorderde ontzegging van de omgang wordt afgewezen. De rechter kan het recht van een ouder op omgang met een kind slechts ontzeggen als één van de limitatieve gronden van artikel 1:377a lid 3 BW zich voordoet. Dat daarvan sprake is, is onvoldoende gebleken.
Proceskosten
5.14.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van de vader af,
in reconventie
6.2.
bepaalt dat de zorgregeling, vastgesteld in de beschikking van het gerechtshof van 5 november 2024 wordt geschorst,
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
6.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025.
1621

Voetnoten

1.Zie r.o. 5.7 van de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 5 november 2024.