ECLI:NL:RBNHO:2025:13144

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
367874
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinshereniging

Op 21 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen voor de duur van twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zeven maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen momenteel in een pleeggezin verblijven en dat dit een perspectief biedende situatie is voor hun ontwikkeling. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder heeft in het verleden te maken gehad met ernstige problemen, waaronder verslaving en geestelijke gezondheidsproblemen. Hoewel de moeder inmiddels 21 maanden clean is, zijn er zorgen over haar stabiliteit en de impact van haar verleden op de kinderen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de kinderen vooral behoefte hebben aan rust en duidelijkheid in hun leven. De kinderrechter heeft geen aanleiding gezien om een terugplaatsing bij de moeder te gelasten, omdat dit de ontwikkeling van de kinderen zou kunnen bedreigen. De kinderrechter heeft ook de standpunten van de pleegouders en de GI (gecertificeerde instelling) gehoord, die allen achter het perspectiefbesluit staan. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een vervolgdatum voor de behandeling van de zaak vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/367874 / JU RK 25-1032
Datum uitspraak: 21 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
kantoorhoudende te Alkmaar,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R. Pothast, kantoorhoudende te Amsterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
[de pleegouders], de grootouders (vaderszijde),
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 juli 2025;
  • de brief van de pleegouders van 12 oktober 2025;
  • de brief van de vader van 14 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Pothast;
  • de vader, bijgestaan door zijn echtgenote [echtgenote] ;
  • de pleegouders;
  • namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben hierover apart van elkaar een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben verteld.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven in een perspectief biedend pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 november 2022 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is vervolgens telkens verlengd, laatstelijk tot 11 november 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 december 2022 een machtiging verleend [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Deze machtiging is vervolgens telkens verlengd, laatstelijk tot 11 november 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van twaalf maanden. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de twaalf maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter onderbouwing van het verzochte heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
3.2.
Sinds september 2022 verblijven [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de pleegouders. Tevens is begin 2024 het toekomstperspectief bij de pleegouders bepaald.
De kinderen verblijven bij de pleegouders omdat moeder door haar geestelijke gezondheid niet in staat was om voor de kinderen te zorgen. Er is jarenlang sprake geweest van verslavings- en psychische problemen, maar de moeder is nu 18 maanden clean. De vader kampt met een angststoornis en heeft hier hulp voor gehad. De vader is daarnaast minimaal beschikbaar als opvoeder in verband met een zeer lage draagkracht. De omgangsregeling is in de loop van het afgelopen jaar geleidelijk opgebouwd en aangepast, waarbij er duidelijke vooruitgang is in de stabiliteit en betrokkenheid van alle partijen. Zowel [de minderjarige 1] als [de minderjarige 2] ervaren de omgangsmomenten met beide ouders als waardevol, hoewel er ook zorgen zijn over de belastbaarheid van de vader en zijn echtgenote en de emotionele druk op [de minderjarige 1] in het maken van keuzes tussen ouders. De GI erkent de inspanningen en de positieve lijn in het functioneren van de moeder. Zij heeft overtuigend laten zien dat zij investeert in herstel en dat zij haar rol als ouder serieus neemt. De kinderen tonen groei, kracht en betrokkenheid bij hun ouders. Tegelijkertijd is de kwetsbaarheid binnen het systeem nog steeds aanzienlijk. De samenwerking tussen de ouders en de pleegouders is instabiel en ook de manier van communiceren tussen de vader en de moeder is niet helpend voor het loyaliteitsconflict dat de kinderen ervaren. Conflicten blijven doorwerken in het dagelijks leven van de kinderen en de huidige stabiliteit van de moeder vraagt om voortgezette monitoring voordat er gesproken kan worden van een structureel veilige en stabiele thuissituatie bij haar.
Op de zitting heeft de GI aanvullend naar voren gebracht dat de GI nog steeds achter het perspectiefbesluit staat. De kinderen zullen opgroeien bij de pleegouders. Het aankomende terug-naar-huis-onderzoek (hierna: TNNHO) ziet uitdrukkelijk niet op een mogelijke terugplaatsing van de kinderen bij de moeder, maar op een eventuele ruimere omgangsregeling.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij het liefste bij de moeder willen wonen. [de minderjarige 1] mist haar vader en zou willen dat hij dichterbij woonde zodat ze hem vaker kon zien. Verder hebben de kinderen verteld dat er bij de moeder thuis nog steeds wordt gesproken over de mogelijkheid om bij de moeder te gaan wonen. De vader geeft bij de kinderen onder andere aan dat dat negatieve consequenties zal hebben voor het contact met de vader en hun oma. De ouders geven aan geen ruzie te hebben, maar lijken heel erg boos op elkaar. Verder heeft [de minderjarige 1] verteld dat zij creatieve therapie volgt en dat dat haar heel erg helpt. Zij heeft bijna geen last meer van paniekaanvallen maar zij heeft soms nog wel buikpijn.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Namens de moeder wordt verzocht de uithuisplaatsing voor een kortere periode te verlengen, zodat er een onafhankelijk TNHO kan plaatsvinden dat ziet op de terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. Op de zitting is namens de moeder naar voren gebracht dat het perspectiefbesluit dat begin 2024 is bekrachtigd, door de rechtbank moet worden herzien. Hiertoe is naar voren gebracht dat de situatie van de moeder dusdanig is veranderd dat een herziening van het perspectiefbesluit gerechtvaardigd is. De moeder is inmiddels 21 maanden clean, zij heeft geen behandeling meer nodig van de GGZ. Uit een recent afgenomen klinisch interview komen onvoldoende kenmerken van borderline persoonlijkheidsstoornis naar voren om daarvan te spreken. Haar PTSS klachten zijn behandeld. Afgelopen jaar vond traumabehandeling plaats, waardoor spanningsklachten en herbelevingen afnamen en interpersoonlijk gedrag veranderde. De moeder richt haar leven anders in en functioneert al anderhalf jaar stabiel. De moeder heeft door behandeling en zelfontwikkeling meer zicht gekregen op haar valkuilen in haar denken, voelen en gedrag, waardoor zij beter voor zichzelf zorgt en gezondere keuzes voor zichzelf (en haar kinderen) kan maken. Daarnaast heeft de moeder ook de praktische zaken goed op orde. Bovendien geven de kinderen zelf aan dat zij weer bij de moeder willen wonen.
4.3.
De vader is het eens met het verzochte. Op de zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij het belangrijk vindt dat het toekomstperspectief van de kinderen bij de pleegouders blijft. De vader en zijn vrouw genieten van de omgangsmomenten en vinden het prettig dat zij ook los van de officiële omgangsmomenten contact kunnen hebben met de kinderen. De vader vindt het belangrijk dat de kinderen bij de pleegouders zullen opgroeien.
4.4.
De pleegouders zijn het eens met het verzochte. De pleegouders hebben hiertoe naar voren gebracht dat de communicatie met de moeder ingewikkeld is. Daarom zijn de pleegouders doorgegaan met systeemtherapie. Ze willen leren om de situatie vanuit het perspectief van de moeder te zien zodat zij daarop beter kunnen aansluiten. De pleegouders staan nog steeds achter het perspectiefbesluit.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is op grond van de stukken en de bespreking ter zitting van oordeel dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het perspectief van de kinderen is door de rechtbank begin 2024 bekrachtigd. Met een perspectiefbesluit wordt beoogd de kinderen duidelijkheid te geven over waar zij zullen opgroeien. Op de zitting is gebleken dat het voor de kinderen nog steeds niet volledig duidelijk is dat het opvoedbesluit is genomen dat zij bij de pleegouders zullen opgroeien. Kennelijk ontvangen de kinderen signalen dat zij mogelijk in de toekomst bij de moeder kunnen gaan wonen. Het perspectiefbesluit is in 2024 genomen omdat het voor de kinderen belangrijk is dat zij weten waar zij zullen opgroeien, zodat zij een stabiele basis hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen. De aanvaardbare termijn voor de kinderen om hierover nog langer in onzekerheid te verkeren, was al voor het nemen van het perspectiefbesluit in 2024 verstreken. De kinderrechter maakt zich dan ook zorgen over het feit dat niet door alle betrokken volwassenen, waaronder de GI, aan de kinderen ondubbelzinnig wordt uitgedragen dat zij zullen opgroeien bij de pleegouders. Dit is niet alleen verwarrend voor de kinderen, maar ook schadelijk voor hun ontwikkeling.
5.2.
Namens de moeder is gevraagd het perspectiefbesluit te heroverwegen en een TNHO te gelasten dat ziet op de mogelijkheden tot thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder. De kinderrechter ziet geen aanleiding om een dergelijk onderzoek te gelasten. In de eerdere beschikking over het perspectiefbesluit van 2024 is gemotiveerd dat de kinderen in hun jonge leven al meerdere lange periodes bij grootouders hebben moeten verblijven vanwege de zeer ernstige, voor de kinderen risicovolle, problematiek van de moeder. Ook is geconcludeerd dat het van belang is dat de kinderen hieraan niet meer blootgesteld worden, zodat zij niet wederom (plots) moeten verhuizen. Verder is geoordeeld dat het voor de kinderen belangrijk is dat zij weten waar zij zullen opgroeien, omdat zij een stabiele basis nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen, en dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen om hierover nog langer in onzekerheid te verkeren, is verstreken. Het is voor de kinderen heel belangrijk dat het nu ruim anderhalf jaar goed gaat met de moeder. Echter, nu er daarvoor jarenlang sprake geweest van hardnekkige en ernstige problematiek bij de moeder, maakt dat de situatie ten opzichte van begin 2024 niet wezenlijk anders. Er is gelet op de aard van de problematiek nog steeds wezenlijk risico op terugval en hetgeen de kinderen al hebben meegemaakt, maakt hen buitengewoon kwetsbaar voor de gevolgen daarvan. Daarbij komt dat wordt gezien dat het de moeder niet lukt om in het belang van de kinderen te handelen. De kinderen ervaren onzekerheid en loyaliteitsconflict doordat de moeder blijft uitdragen dat zij strijdt voor hun terugkeer. Ook lukt het de moeder niet om zich in het belang van de kinderen harmonieus op te stellen naar de vader en de verschillende grootouders. De kinderrechter acht het gelet op het voorgaande niet in het belang van de kinderen om het verzochte onderzoek te gelasten. De kinderen hebben vooral rust en duidelijkheid nodig en emotionele toestemming om zich goed te blijven ontwikkelen binnen het pleeggezin.
5.3.
Verder bestaan er zorgen over de individuele ontwikkeling van de kinderen. [de minderjarige 1] ervaart stress klachten en ontvangt hiervoor creatieve therapie. Het is positief om te horen dat deze vorm van therapie werkt en dat de klachten zijn verminderd. Ook [de minderjarige 2] heeft aangegeven dat hij graag wil starten met creatieve therapie. Er bestaan, zoals hiervoor is overwogen, zorgen over de communicatie tussen de moeder en de pleegouders en over de communicatie tussen de ouders. Er is afgelopen jaar gepoogd om systeemtherapie in te zetten maar dit heeft geen vruchten afgeworpen. Hier zal voor zover mogelijk alsnog aan gewerkt moeten worden. Tot slot zal de aankomende periode een TNHO plaatsvinden dat zich uitdrukkelijk richt op mogelijke uitbereiding van de omgang tussen de kinderen en de moeder. De kinderrechter acht het gelet op het voorgaande van belang dat de GI langer betrokken blijft als regievoerder.
5.4.
De kinderrechter benadrukt ten overvloede dat de stijgende lijn die de moeder heeft ingezet wordt onderkend. Het is knap van de moeder dat zij al langere tijd geen middelen meer gebruikt en stabiel is. Het is van groot belang, mede voor het welzijn van de kinderen, dat zij deze positieve lijn weet door te zetten. De aankomende periode zal gekeken worden of de omgang kan worden uitgebreid. Daarvoor is het van belang dat de moeder een beschikbare, stabiele factor is, die de kinderen niet belast met volwassenenproblematiek.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van twaalf maanden.
5.6.
De doelen in verband met de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden, zijn:
  • het verminderen van de belasting van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met volwassenenproblematiek;
  • het bewaken van de emotionele veiligheid van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ;
  • het stabiliseren en versterken van de communicatie tussen de betrokken volwassenen;
  • het waarborgen en monitoren van de therapie voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ;
  • het monitoren van het TNHO dat ziet op eventuele uitbereiding van de omgangsregeling.
5.7.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter tevens van oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.
5.8.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de duur van zeven maanden verlengen, te weten tot 11 juni 2026, waarbij het overige gedeelte wordt aangehouden. De kinderrechter ziet aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing vooralsnog voor een kortere termijn te verlengen, zodat als het TNHO inderdaad binnen die termijn wordt afgerond op grond van die bevindingen, behandeling van het overige deel van het verzoek in combinatie met een mogelijk verzoek tot wijziging van de omgangsregeling, kan plaatsvinden bij de kinderrechter.
5.9.
Kindvriendelijke overweging
Beste [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ,
De kinderrechter heeft op 21 oktober 2025 met jullie gesproken en van jullie gehoord dat jullie graag bij mama willen wonen. De rechtbank heeft al een hele tijd geleden besloten dat het goed voor jullie is als jullie bij opa en oma zullen opgroeien. Omdat jullie al zo veel hebben meegemaakt, is het extra belangrijk dat jullie leven stabiel blijft. Bij opa en oma is het rustig en zij kunnen goed voor jullie zorgen. Dat betekent niet dat jullie niet fijn contact met papa en mama mogen hebben. Het is juist heel fijn dat jullie zowel papa als mama vaak zien. Ik, als kinderrechter, heb besloten dat jullie bij opa en oma blijven wonen omdat jullie het daar goed hebben. In de aankomende paar maanden gaat wel onderzocht worden of jullie misschien wat vaker bij mama kunnen zijn.
De kinderrechter.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] en
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
tot 11 november 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] en
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in een voorziening voor pleegzorg tot 11 juni 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking, tot zover, uitvoerbaar bij voorraad.
6.4.
houdt de beslissing op het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting begin juni 2026;
6.5.
bepaalt dat de griffier de GI, de moeder, de vader, de pleegouders en mr. R. Pothast oproept;
6.6.
verzoekt de GI de kinderrechter
uiterlijk twee weken voorafgaand aan de zittingschriftelijk te informeren over de dan geldende stand van zaken en de gewenste procesgang.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025 door mr. C. Maat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.E. Bos als griffier, en op schrift gesteld op 6 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.