ECLI:NL:RBNHO:2025:1317

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
10946637
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers na annulering vlucht door storm Eunice

In deze zaak hebben passagiers compensatie verzocht van de vervoerder, Easyjet Europe, vanwege een geannuleerde vlucht van Hurghada naar Amsterdam op 19 februari 2022. De vervoerder heeft de annulering gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk storm Eunice. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen, aangezien de passagiers meer dan 24 uur later zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De vervoerder heeft niet voldoende onderbouwd dat er geen eerdere alternatieve vlucht beschikbaar was, wat in strijd is met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Hierdoor heeft de kantonrechter het verzoek van de passagiers grotendeels toegewezen, inclusief compensatie voor de vertraging en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 4.186,85, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beschikking is gegeven door kantonrechter S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10946637 \ CV FORM 24-1321
Uitspraakdatum: 5 februari 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1], wonende te [plaats 1]

2. [verzoeker 2]wonende te [plaats 2]
3. [verzoeker 3]wonende te [plaats 3]
4. [verzoeker 4]wonende te [plaats 4]
5. [verzoeker 5],
6. [verzoeker 6],
beiden wonende te [plaats 5]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Easyjet Europe,
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie verzocht vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder stelt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk storm Eunice. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder echter niet alle redelijke maatregelen heeft genomen, omdat hij de passagiers heeft omgeboekt naar een alternatieve vlucht van meer dan 24 uur later en niet heeft onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid was. Het verzoek van de passagiers wordt daarom (grotendeels) toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 15 februari 2024;
  • het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 september 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 19 februari 2022 moest vervoeren van Hurghada Airport (Egypte) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EZY7936 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 586,85 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 21 december 2023;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Daarom moet de vervoerder in beginsel compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat het in beginsel geen redelijke maatregel is als passagiers een dag later dan gepland aankomen met een alternatieve vlucht die door de vervoerder zelf werd uitgevoerd. Het is in dat geval aan de vervoerder om te onderbouwen dat er geen andere mogelijkheid bestond voor een eerdere alternatieve vlucht die door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij werd uitgevoerd. [3]
4.4.
De kantonrechter gaat ervan uit dat de passagiers zijn omgeboekt naar vlucht EZY9936 op 20 februari 2022, waarmee zij met een vertraging van ruim 25 uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Weliswaar stelt de vervoerder dat niet al zijn vliegtuigen en bemanning beschikbaar waren, maar hij heeft niet gesteld en toegelicht dat er geen eerdere alternatieve vluchten van hemzelf of van andere luchtvaartmaatschappijen beschikbaar waren. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarom heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat de alternatieve vlucht een redelijke maatregel was.
4.5.
Dit betekent dat ook als de annulering het gevolg zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, de vervoerder de passagiers moet compenseren. Daarom zal de door de passagiers verzochte hoofdsom worden toegewezen. De over de hoofdsom verzochte wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Het verzoek heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.7.
De verzochte rente over de buitengerechtelijke kosten is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van het vorderingsformulier A, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De verzochte rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 4.186,85 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.600,00 vanaf 19 februari 2022, en over € 586,85 vanaf 14 februari 2024, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 248,00 aan griffierecht en € 271,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.