Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
- een proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op 3 april 2025 (dossierpagina’s 118 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2024 (dossierpagina’s 64 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2024 (dossierpagina’s 68 e.v.);
- een schriftelijk bescheid, zijnde een aanvraag extern forensisch onderzoek van 24 maart 2025 (dossierpagina’s 88 e.v.);
- een schriftelijk bescheid, zijnde een NFI-rapport van 1 mei 2025 (dossierpagina’s 82 e.v.).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
twaalf maandenmoet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten zes maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
200 uren.
7.Vordering tot tenuitvoerlegging
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
12 (twaalf) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren;
200 (tweehonderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis;