ECLI:NL:RBNHO:2025:13275

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
15/341632-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en voortzetting van de maatregel wegens hoog recidiverisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 november 2025 uitspraak gedaan over de voortzetting van een ISD-maatregel voor een betrokkene, die eerder door het gerechtshof Amsterdam was opgelegd. De rechtbank heeft de noodzaak van de voortzetting van de maatregel beoordeeld op basis van een voortgangsverslag en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank concludeert dat bij beëindiging van de maatregel onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein te verwachten is, gezien het hoge recidiverisico dat in het voortgangsverslag is ingeschat. De betrokkene heeft stelselmatig geweigerd om mee te werken aan klinische behandelingen, wat zijn intrinsieke motivatie om te veranderen ondermijnt. De rechtbank heeft ook de standpunten van de betrokkene, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord. De betrokkene en zijn raadsman pleitten voor beëindiging van de maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de voortzetting noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en het beëindigen van recidive. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de maatregel afgewezen en de tenuitvoerlegging van de maatregel voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK noord-holland

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/341632-23
Uitspraakdatum: 11 november 2025
BESLISSING als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)van de rechtbank naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 november 2024 waarin aan de betrokkene:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
Smeet 1, 1551 NG Westzaan,
nu gedetineerd in Justitieel Complex (JC) Zeist,
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) is opgelegd.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 november 2024 waarin aan de betrokkene de maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaar. Daarbij is bepaald dat het openbaar ministerie binnen twaalf maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
  • het verzoekschrift ex artikel 6:6:14 Sv dat namens de verdachte op 24 juli 2025 is opgesteld en ingediend, strekkende tot tussentijdse toetsing van de noodzaak van voortzetting van de maatregel;
  • het voortgangsverslag van de tenuitvoerlegging van de maatregel van 13 oktober 2025, opgemaakt door [naam 1], senior casemanager, verbonden aan het JC Zeist (hierna: de inrichting), onder verantwoordelijkheid van de plaatsvervangend directeur van de inrichting.
Tijdens de behandeling ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2025 zijn gehoord de betrokkene, zijn raadsman mr. B.J.T. Van Opstal, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. M. Lenderink.
Daarnaast zijn [naam 2] en [naam 1], beiden als senior casemanager werkzaam bij de inrichting, als deskundige ter zitting gehoord.
Op 4 november 2025 is de behandeling ter terechtzitting gesloten.

2.Het standpunt van de inrichting

Uit het voornoemde voortgangsverslag blijkt dat de betrokkene op 17 december 2024 is geplaatst op de ISD-afdeling van JC Zaanstad. De einddatum van de maatregel is vastgesteld op 21 november 2026. In JC Zaanstad heeft de betrokkene in maart 2025, ondanks daartoe strekkend advies, aangegeven niet te willen meewerken aan een klinisch traject, maar ook niet aan een ambulant traject. Na enkele maanden heeft de behandeldriehoek van JC Zaanstad wederom een klinische behandeling voorgesteld, waarop de betrokkene wederom weigerde en om overplaatsing verzocht.
Op 14 juli 2025 is de betrokkene geplaatst op de ISD-afdeling van de inrichting. Bij het intakegesprek heeft de betrokkene direct aangegeven een klinisch traject te weigeren. Ook heeft de betrokkene een IQ test geweigerd. Hij heeft aangegeven de ISD liever kaal te willen uitzitten en zelf de regie over zijn leven te willen behouden.
In het trajectbepalingsoverleg op 21 augustus 2025 is het advies tot klinische behandeling gehandhaafd. In afwachting van deze behandeling zou een traject met Humanitas ingezet kunnen worden. De betrokkene heeft beide voorstellen van de hand gewezen en wederom aangegeven dan liever de ISD kaal uit te zitten. Wederom heeft de betrokkene een verzoek tot overplaatsing ingediend.
De betrokkene werkt nergens aan mee, gaat niet of nauwelijks naar de arbeid en gaat ook niet mee sporten. Er zijn meerdere klachten van medegedetineerden geweest over de betrokkene. Verder heeft hij sinds het ingaan van de ISD-maatregel tweemaal positief gescoord op Ethylgluceronide en drie keer een disciplinaire maatregel gekregen, onder meer voor het niet opvolgen van instructies en het voorhanden hebben van 32,6 gram cannabis op 28 september 2025.
Het risico op recidive wordt hoog ingeschat, net als het risico op onttrekken aan voorwaarden.
Gelet op het voorgaande adviseert de inrichting de ISD-maatregel van de betrokkene voort te zetten. Via verschillende manieren is getracht om beschermende factoren op te bouwen, maar vanwege onmogelijkheden en de niet-meewerkende houding van de betrokkene is dit tot op heden niet gelukt. Het restant van de maatregel is er nog steeds op gericht om beschermende factoren op te bouwen.
Ter terechtzitting hebben beide deskundigen verklaard achter de inhoud van het voortgangsverslag te staan. De deskundigen zijn bereid mee te kijken naar oplossingen, maar het ontbreken van intrinsieke motivatie bij de betrokkene staat daaraan in de weg. Ook interne gesprekken met psycholoog en psychiater zijn aangeboden aan de betrokkene, maar ook die heeft hij geweigerd.

3.Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsman

De betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat een klinische behandeling niet nodig is. Een dergelijke behandeling is voor mensen met een verslaving of een beperking en daar is volgens de betrokkene geen sprake van. Als de ISD wordt voorgezet, dan zit de betrokkene die liever kaal uit. De raadsman heeft verzocht de maatregel te beëindigen, omdat de inrichting geen redelijk alternatief voor een klinische behandeling voorstelt.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. De betrokkene wil van de ISD-maatregel af, maar weigert alle medewerking. Hij lijkt de controle te willen hebben over het traject, maar is niet gericht op recidivebeperking. Het recidiverisico is onverminderd hoog.

5.De beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat de maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive en, indien de betrokkene verslaafd is of ten aanzien van hem andere specifieke problematiek bestaat waarmee het plegen van strafbare feiten samenhangt, het leveren van een bijdrage aan de oplossing van die (verslavings)problematiek. De rechtbank beëindigt de maatregel indien zij van oordeel is dat de verdere tenuitvoerlegging niet langer is vereist. Daarbij geldt het volgende beslissingskader. Allereerst moet de rechtbank vaststellen of opheffing van de maatregel zal leiden tot onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet zij beoordelen of voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de betrokkene ligt.
De rechtbank is op grond van het voortgangsverslag en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat bij beëindiging van de maatregel onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein te verwachten is. De rechtbank wijst in dit verband op het recidiverisico dat in het voortgangsverslag als hoog is ingeschat. Bij herhaling hebben ISD afdelingen van meerdere instellingen geadviseerd dat de betrokkene een klinische behandeling moet ondergaan, maar die weigert hij stelselmatig. Het ontbreekt de betrokkene aan intrinsieke motivatie.
De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat de maatregel van de betrokkene wordt voortgezet ter beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive, waarbij hij de mogelijkheid zal hebben alsnog de behandeling en ondersteuning te aanvaarden die hij nodig heeft om te resocialiseren.
Gelet op de weigerende houding van de betrokkene zelf is geen sprake van een situatie waarbij de verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is vanwege een buiten de macht van de betrokkene liggende omstandigheid.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat de tenuitvoerlegging van de maatregel moet worden voortgezet en dat het verzoek tot beëindiging daarvan moet worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders;
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van [betrokkene], geboren op [geboortedatum en -plaats], wordt voortgezet.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.F. van Halderen, voorzitter,
mr. M.C.J. Lommen en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.E.H. de Koning
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2025.