In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Finnair OYj, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, voor compensatie van een geannuleerde vlucht. De kantonrechter heeft op 5 februari 2025 geoordeeld dat de vervoerder reeds bevrijdend heeft betaald aan AirHelp. De feiten van de zaak zijn als volgt: de passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Helsinki naar Amsterdam op 8 juni 2022, die werd geannuleerd. AirHelp vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, en stelde dat de passagier haar vordering aan hen had overgedragen. De vervoerder betwistte de geldigheid van deze overdracht en de echtheid van de handtekening op het overdrachtsdocument. De kantonrechter oordeelde dat AirHelp voldoende bewijs had geleverd dat de handtekening authentiek was en dat de passagier de vordering aan hen had overgedragen. Echter, de kantonrechter concludeerde dat de vervoerder op 14 februari 2024 een bedrag van € 400,00 had overgemaakt, wat als bevrijdend werd beschouwd. Hierdoor werd de vordering van AirHelp afgewezen. In reconventie werd AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder, die op € 164,00 werden vastgesteld, plus nakosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. S. Kleij op de openbare terechtzitting.