Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
2.De feiten
- 31-12-2018 € 10.000
- 31-12-2018 € 10.000
- 30-11-2018 € 12.250
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 44.950,-. [eiser] vordert een bedrag van € 45.000,- als onverschuldigd betaald van [gedaagde] terug. Gelet op de in concept overgelegde notariële stukken, hadden partijen kennelijk het voornemen om (nog) een geldlening overeen te komen, ter hoogte van
€ 45.000,-, maar deze akten zijn niet ondertekend. [eiser] heeft niet gesteld dat partijen desondanks overeenstemming hadden over een geldleningsovereenkomst. Het staat dus niet vast dat partijen een geldlening zijn overeengekomen. Wel staat vast dat [eiser] een bedrag van € 44.950,- aan [gedaagde] heeft betaald. Bij gebreke aan een onderliggende overeenkomst of een anderszins gebleken grondslag, heeft [eiser] dit bedrag onverschuldigd aan [gedaagde] betaald. [eiser] maakt daarom terecht aanspraak op terugbetaling van dit bedrag. De rechtbank zal daarom de vordering van [eiser] toewijzen tot een bedrag van € 44.950,-. De wettelijke rente over dit bedrag zal de rechtbank zoals gevorderd toewijzen vanaf 16 november 2023, de datum waarop [eiser] het geldbedrag aan [gedaagde] heeft overgemaakt.