Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
2.De feiten
[D.] als [R.] was verzekerde op de polis en verzekeringnemer.
Het verzekerde kapitaal voor beide levens bedroeg bij aanvang van de polis € 255.000,-.
In artikel 6.1 aanhef en sub c van deze voorwaarden is als algemene uitsluitingsclausule opgenomen dat er voor de verzekering geen recht op uitkering bestaat indien ‘het overlijden het gevolg is van zelfdoding of een poging daartoe’. Dit geldt alleen als de (poging tot) zelfdoding heeft plaatsgevonden binnen twee jaar na de ingangsdatum van de verzekering.
Er is onder meer telefonisch contact geweest met een wijkagent van de politie [plaats] en met de Privacydesk van de politie Eenheid Oost-Brabant. Dit laatste naar aanleiding van de afwijzing van een informatieverzoek van Sedgwick over het overlijden van [R.] .
De Privacydesk heeft Sedgwick op 19 september 2023 schriftelijk bericht dat er geen wettelijke grondslag is om de doodsoorzaak aan Sedgwick te verstrekken.
Op 6 maart 2024 heeft IptiQ haar standpunt gehandhaafd.
[R.] .
3.Het verzoek en het verweer
20 januari 2023 van wijlen [R.] , met veroordeling van IptiQ in de eventuele kosten voor de gegevensverstrekking.
4.De beoordeling
De politie is gevestigd in Den Haag. Daarom is eerst de vraag aan de orde of de Nederlandse rechter in deze procedure rechtsmacht heeft, en zo ja of deze rechtbank relatief bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Omdat partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard het erover eens te zijn dat deze rechtbank bevoegd is van dit inzageverzoek kennis te nemen, zal de rechtbank zich bevoegd verklaren. Zij zal Nederlands recht toepassen omdat partijen het ook hierover eens zijn.
€ 178,00 +(plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)