Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
TAF VALLEY B.V.,
2.
ALLIN PROMOTIONS B.V.,
A-VENUE EVENTS B.V.,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
3.
[gedaagde 3],
1. [gedaagde 4] B.V.,
2. [gedaagde 5],
1.De procedure
- de gecombineerde mondelinge behandeling van 7 november 2025, waarbij door beide partijen gebruik is gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.Feiten
3.Het geschil
Voor zover het niet-ontvankelijkheidsverweer niet slaagt, voeren [gedaagden] aan dat A-Venue [gedaagden] rauwelijks, zonder voorgaande ingebrekestelling, heeft gedagvaard, het spoedeisend belang ontbreekt omdat A-Venue nu pas (in 2025) nakoming vordert op basis van het Deal memo uit 2023 en tot slot A-Venue bewust de producties bij de dagvaarding niet tijdig heeft ingediend.
4.De beoordeling
budgetoverschrijvinginclusief de meevallers neerkomt op een bedrag van € 130.000. Ook schrijft hij dat zoals is afgesproken de meerkosten, met aftrek van de meevallers, evenredig verdeeld zullen worden.
transparante boekhouding (…) waarbij naar waarheid alle kortingen, kick backs en vergelijkbare voordelen zijn verwerkt”. A-Venue kan worden toegegeven dat een goedgekeurde begroting niet automatisch leidt tot een betalingsverplichting: de kosten moeten wel daadwerkelijk zijn gemaakt en als gezamenlijke kosten aangemerkt kunnen worden. De voorzieningenrechter roept partijen op opnieuw constructief met elkaar in gesprek te gaan om te komen tot een eindafrekening over 2025, ook met het oog op de benodigde goede samenwerking in 2026 en eventueel de jaren daarna. TAF c.s. houden dat overleg ten onrechte vooralsnog af, omdat A-Venue “
eerst maar eens een tonnetje moet betalen voor er verder wordt gesproken”. Het ligt niet alleen voor de hand om op een normale manier met elkaar in overleg te gaan om te bezien waarover in elk geval geen onduidelijkheid bestaat, waarna de resterende geschilpunten kunnen worden uitgediept; partijen zijn dat tegenover elkaar verplicht in het kader van artikel 2:8 BW en hun beider aandeelhouderschap in Valley Village. Gelet echter op de enorme discrepantie tussen hetgeen A-Venue heeft betaald en het totaalbedrag van de ook door haar goedgekeurde begroting, de ingediende facturen en de door A-Venue geaccepteerde uitleg over de meerkosten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, ook in aanmerking genomen dat er op punten meevallers/kick backs zullen zijn, voorshands voldoende aannemelijk is dat A-Venue onderaan de streep in ieder geval nog minimaal € 100.000 moet betalen aan TAF c.s., zodat dat bedrag zonder twijfel als voorschotbetaling kan worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente wijst de voorzieningenrechter in dit stadium af, omdat het hier nog gaat om een voorschotbetaling.
eerst maar eens een tonnetje te betalen”.
in zijn hoedanigheid van (middellijk) bestuurdervan TAF Valley. Vast staat dat zowel A-Venue als TAF Valley een belang hebben van 50% in Valley Village en dat Valley Village de partij is bij de overeenkomst met het Recreatieschap, waarvan de bestuurders het addendum dienen te tekenen. De redelijkheid en billijkheid vergt wel dat [gedaagde 5] in hoedanigheid van (middellijk) bestuurder van TAF Valley de overeenkomst met het Recreatieschap tekent.