In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarig kind, alsook een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling. De man, die stelt de verwekker van het kind te zijn, heeft verzocht om toestemming voor erkenning, omdat de moeder, hoewel zij instemt met de erkenning, niet in staat is om dit samen met de man te regelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder geen bezwaar heeft tegen de erkenning, maar dat er complicaties zijn in de communicatie tussen de ouders, wat heeft geleid tot een moeizame uitvoering van de afspraken. De bijzondere curator heeft in haar verslag aangegeven dat er geen juridisch sluitend bewijs is dat de man de verwekker is, maar dat het in het belang van het kind is om de juridische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de biologische werkelijkheid. De rechtbank heeft besloten om het verzoek van de man om vervangende toestemming tot erkenning toe te wijzen, onder de voorwaarde dat de achternaam van het kind niet verandert. Tevens is er een omgangsregeling vastgesteld waarbij het kind elke tweede zaterdag van de maand bij de man verblijft. De rechtbank heeft het verzoek van de man om mede belast te worden met het gezag afgewezen, omdat dit pas kan na de erkenning.