ECLI:NL:RBNHO:2025:1394

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
15.228948.19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en het voorhanden hebben van een vervalst paspoort na douanecontrole op Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een contant geldbedrag van € 77.775,- en het voorhanden hebben van een vervalst paspoort. Tijdens een douanecontrole op de luchthaven Schiphol werd het geldbedrag en het vervalste paspoort aangetroffen in de bagage van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende aannemelijk had gemaakt dat het geld een legale herkomst had, aangezien zij een concrete en verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De rechtbank concludeerde dat het Openbaar Ministerie niet had aangetoond dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte het vervalste paspoort niet had gebruikt en niet wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat het paspoort vervalst was. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.228948.19
Uitspraakdatum: 11 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 januari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende aan [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, en van wat de verdachte en haar raadsvrouw, mr. B. Kochheim-Bossink, advocaat te Aerdenhout, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1zij op of omstreeks 22 september 2019, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp (te weten een geldbedrag van (ongeveer) 77.775,- euro) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een/dit voorwerp (te weten voornoemd geldbedrag), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
Feit 2zij op of omstreeks 22 september 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een nationaal paspoort van Ghana (tnv ene [naam 1] ), waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1, voor zover het gaat om het witwassen van een geldbedrag van € 52.900,- en tot verbeurdverklaring van datzelfde bedrag. Ten aanzien van het resterende geldbedrag heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd. Dit deel van het geldbedrag dient aan de verdachte te worden teruggegeven, zodat zij dit op haar beurt kan teruggeven aan de verschillende rechthebbenden. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Op het standpunt van het Openbaar Ministerie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak en teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 77.775,- bepleit.
Op het verweer zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Uitgangspunt
Uit vaste jurisprudentie volgt dat witwassen bewezen kan worden ook als er geen direct bewijs aanwezig is voor inkomsten uit (een) brondelict(en). Daarvoor is vereist dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Bij deze toetsing dienen de volgende stappen te worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra die verklaring daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de daarin genoemde alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Aangetroffen geldbedrag en witwasvermoeden
Op 22 september 2019 werd bij de verdachte tijdens een douanecontrole op de luchthaven Schiphol een geldbedrag van in totaal € 77.775,- aangetroffen in haar hand- en ruimbagage.
Het fysieke vervoer van een dergelijk groot bedrag in contanten via de internationale luchtvaart door een particulier is hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van diefstal daarvan. Dat risico wordt in het algemeen uitsluitend geaccepteerd als sprake is van het verbergen van crimineel geld. De verdachte heeft geen aangifte gedaan van uitvoer of doorvoer van liquide middelen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze feiten en omstandigheden van dien aard dat ze zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
Verklaring over de herkomst van het geld
De verdachte heeft verklaard dat – kort gezegd – het contante geldbedrag in haar bagage deels bestond uit eigen (spaar)geld en deels uit verschillende geldbedragen die zij op verzoek van kennissen naar Ghana vervoerde. Naar aanleiding van deze verklaring is onder leiding van het Openbaar Ministerie nader onderzoek gedaan en zijn onder meer diverse getuigen gehoord over de verschillende geldbedragen. De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat voor de herkomst van het bedrag van € 24.900,- , bestaande uit € 9.000,- aan spaargeld van de verdachte, € 6.000,- aan ingezameld geld voor een uitvaart in Ghana en uit de bedragen die de verdachte aangeeft te hebben ontvangen van [naam 2] (€ 7.000,-) en [naam 3] (€ 2.900,-) een concrete en verifieerbare verklaring is gegeven, waarmee voldoende aannemelijk is gemaakt dat dat geld een legale herkomst heeft.
Resteert of de verdachte al dan niet een concrete, min of meer verifieerbare, en een niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het onder haar aangetroffen geldbedrag van € 52.900 en zo ja, of nader onderzoek heeft uitgewezen dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit geldbedrag als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat zij op verzoek van een goede kennis, [naam 4] , een bedrag van € 50.000,- heeft meegenomen. De verdachte heeft verklaard dat deze [naam 4] een winkel in Düsseldorf heeft. Op het vliegveld in Ghana zou het geldbedrag worden opgehaald.
Ter onderbouwing van de herkomst van het geld heeft [naam 4] onder meer een registratie van de Kamer van Koophandel van haar bedrijf, loonstroken, belastingaangiftes over de jaren 2016, 2017 en 2018 en twee schriftelijke verklaringen overlegd. Daaruit volgt dat zij een salaris ontvangt voor haar werkzaamheden in loondienst als verpleegster en dat zij zakelijke activiteiten heeft via haar winkel in Düsseldorf, waaronder het uitvoeren van ‘moneytransfers’: het innemen van geldbedragen in Ghanese cedi’s en deze uitbetalen in euro’s (en vice versa) waarvoor zij een kleine commissie ontvangt. Daarnaast had zij van iemand uit Ghana een bedrag ter waarde van € 5.000,- gekregen voor de aankoop van een Mercedes. Omdat die aankoop uiteindelijk niet door ging, had ze dit geld meegegeven aan de verdachte zodat het aan die persoon teruggegeven kon worden. Ook had zij de verdachte een bedrag van € 2.900,- meegegeven voor haar familie in Ghana. Totaal heeft zij de verdachte € 52.900,- meegegeven.
[naam 4] heeft tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat zij in Ghana ook een (muziek)winkel en een veeboerderij heeft. In haar ondernemingen gaat veel contant geld om. Het geld dat zij aan de verdachte heeft meegegeven was onder meer bestemd voor haar winkel in Ghana. Ter onderbouwing van haar inkomsten uit de ‘moneytransfers’ heeft zij een registratie (vergunning) van de gemeente Düsseldorf overlegd, waaruit blijkt dat zij bevoegd is om dergelijke transacties uit te voeren en heeft zij een groot deel van de administratie van de ‘moneytransfers’ uit 2019 overhandigd.
Volgens de officier van justitie wordt de verklaring van [naam 4] door haar boekhouder, die tevens als getuige bij de rechter-commissaris is gehoord, weersproken. Hij was weliswaar op de hoogte van het feit dat er veel contant geld omging in haar bedrijf, maar hij bleek niet op de hoogte te zijn van haar ‘inkomsten’ uit de ‘moneytransfers’. De boekhouder heeft ook verklaard dat de winkel in Düsseldorf in 2017, 2018 en 2019 verlies draaide. Hem is niets bekend van een contant geldbedrag van € 50.000,-. Daarnaast blijkt de administratie ten aanzien van de ‘moneytransfers’ op bepaalde punten niet volledig te zijn. Volgens de officier is daarmee volstrekt onbekend gebleven waar het geld van afkomstig is en kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring gelden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende onderbouwd naar voren is gebracht dat [naam 4] inkomsten ontving uit haar eigen ondernemingen, uit het uitvoeren van ‘moneytransfers’, en uit loondienst. Vastgesteld kan worden dat die verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Dat haar boekhouder niet wist van de ‘moneytransfers’ en de contante geldbedragen die ze daaruit ontving en dat er in de boekhouding daarvan onregelmatigheden te zien zijn, maakt niet dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat door [naam 4] een uitgebreide boekhouding is overgelegd, waarin gedetailleerd is opgenomen welke bedragen contant in euro’s in ontvangst zijn genomen. Dat deze boekhouding handgeschreven is en onbekend was bij de boekhouder van haar ondernemingen, doet daar niet aan af. Immers, door de verdediging is aangegeven dat het bedrag dat zij onder zich hield voor de ‘moneytransfers’ niet in de boekhouding was opgenomen omdat het om derdengelden gaat. Het omwisselen van contant geld, tegen vergoeding van een kleine commissie, dient dan ook niet aangemerkt te worden als inkomsten maar als derdengelden die tijdelijk bij [naam 4] in bewaring werden gegeven. Dat acht de rechtbank, in combinatie met de gedetailleerde verklaring en boekhouding van [naam 4] , een aannemelijke verklaring.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op al het voorgaande, het vermoeden van witwassen ten aanzien van het bedrag van € 52.900,- voldoende ontzenuwd. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
Op 22 september 2019 werd tijdens de douanecontrole ook een vervalst paspoort aangetroffen in de ruimbagage van de verdachte. De rechtbank stelt vast dat het bij de verdachte aangetroffen (vervalste) paspoort niet op haar naam is gesteld. De verdachte heeft verklaard dat zij voor diverse personen geld en goederen meekreeg naar Ghana en dat zij geen idee had dat dit paspoort vervalst was. Nu de verdachte het paspoort niet gebruikt heeft en ook niet uit andere feiten of omstandigheden kan worden afgeleid dat zij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat het paspoort vervalst was, zal de rechtbank haar ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 77.775,- aan de verdachte dient te worden teruggegeven.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- € 77.775,-
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mrs. E.M. van Poecke en B. Corstens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2025.