3.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat en overweegt daartoe het volgende.
Feiten en omstandigheden
Op 29 januari 2023 heeft [benadeelde partij] in een informatief gesprek zeden aan verbalisanten verteld over wat er eerder op die dag is gebeurd. [de verdachte] en [benadeelde partij] bevonden zich in de garagebox onder het huis van [de verdachte] . Tijdens hun gesprek vroeg [de verdachte] een paar keer aan [benadeelde partij] of ze hem wilde pijpen en of ze seks met hem wilde. [benadeelde partij] heeft hierop gezegd dat ze niks wilde doen en dat ze enkel met hem wilde praten. Hierna hebben [de verdachte] en [benadeelde partij] nog ongeveer een uur met elkaar gepraat. Op het moment dat [benadeelde partij] opstond en weg wilde gaan, gaf [de verdachte] haar een afscheidsknuffel. Tijdens deze knuffel trok [de verdachte] de broek van [benadeelde partij] naar beneden. [benadeelde partij] zei dat ze niet wilde. [de verdachte] zei dat hij het wel wilde en dat ze het gingen doen. [benadeelde partij] is door [de verdachte] voorover geduwd en [de verdachte] is met zijn penis enkele malen in [benadeelde partij] haar vagina gekomen. Ook heeft [de verdachte] zijn vinger in de vagina van [benadeelde partij] gestoken. [de verdachte] heeft [benadeelde partij] ook geprobeerd te zoenen, maar [benadeelde partij] haalde haar hoofd steeds naar achteren. Toen [benadeelde partij] moest huilen is [de verdachte] gestopt. Hij zei vervolgens meerdere malen sorry. [benadeelde partij] is daarna vertrokken. Zij heeft onderweg haar vriendin [de getuige ] gebeld, haar verteld wat er was gebeurd en is naar haar vriendin toegegaan. Vervolgens heeft [benadeelde partij] haar moeder een Snapchatbericht gestuurd en haar verteld wat er was gebeurd.
Op 2 maart 2023 heeft [benadeelde partij] aangifte gedaan. In haar aangifte herhaalt [benadeelde partij] dat wat zij op 29 januari 2023 in het gesprek zeden aan verbalisanten heeft verklaard. [benadeelde partij] verklaart onder meer: “Hij duwde mij op de stoel en toen deed hij zijn penis tegen mijn mond zodat ik hem zou pijpen, maar dat had ik niet gedaan. Daarna stond ik weer op en hij draaide mij weer om. Toen drong hij naar binnen. Ik gaf op, ik stribbelde wel tegen, maar daar stopte ik toen mee.” Ook verklaart [benadeelde partij] : “Ik heb duidelijk gezegd dat ik niks wilde doen. Dat heb ik wel 2 à 3 keer gezegd. Ook toen hij bezig was bleef ik het herhalen.”
De getuige [de getuige ] ( [de getuige ] ) heeft verklaard dat [benadeelde partij] haar, nadat het was gebeurd, heeft gebeld. [benadeelde partij] vertelde dat ze was verkracht. Hierbij moest [benadeelde partij] huilen. Tegen [de getuige ] heeft [benadeelde partij] verteld dat [de verdachte] haar kleren uit ging trekken en ze zei: “ik wil het niet”, maar dat [de verdachte] gewoon doorging. En dat ze toen hadden geneukt.
De getuige [de getuige ] (de moeder van [benadeelde partij] ) heeft verklaard dat [benadeelde partij] haar op 29 januari 2023 een bericht stuurde via Snapchat, waarin zij schreef dat ze door [de verdachte] was verkracht. De schermafbeelding met deze tekst is door verbalisanten gezien.
[benadeelde partij] en haar moeder zijn op 29 december 2023 ‘s avonds naar het Centrum Seksueel Geweld in [plaats] gegaan. Daar heeft [benadeelde partij] een gesprek gehad met politiemedewerkers van de afdeling zeden. Met behulp van een onderzoeksset zedendelicten is door een forensisch arts bij [benadeelde partij] onderzoek ingesteld in en aan haar lichaam. Het Nederlands Forensich Instituut (hierna: NFI) heeft vervolgens de bemonstering in de onderzoeksset en de string van [benadeelde partij] onderzocht. Uit dit onderzoek is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van mannelijk DNA in bemonsteringen van het lichaam van [benadeelde partij] , meer specifiek bij het perineum, om de anus en bij de buitenste schaamlippen. Aansluitend heeft het NFI vergelijkend DNA-onderzoek verricht. De conclusie van het NFI luidt dat het zeer veel waarschijnlijker is dat het mannelijke DNA in de bemonstering afkomstig is van de verdachte of van een in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man, dan dat het mannelijke DNA afkomstig is van een willekeurig gekozen man die niet in de mannelijke lijn verwant is aan de verdachte. Bij de buitenste schaamlippen is ook één spermacel aangetroffen.
Juridisch oordeel
De eerste vraag die de rechtbank, gelet op het verweer van de verdediging, dient te beantwoorden is of de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar en geloofwaardig aangemerkt kan worden. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De verklaring van [benadeelde partij] , die zij op meerdere momenten heeft afgelegd, is op essentiële punten authentiek, consistent en gedetailleerd.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of voldaan is aan het bewijsminimum, zoals bepaald in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)
.Anders gezegd: is er voldoende steunbewijs ter ondersteuning van de beschuldiging van de aangeefster
.De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige dossier voldoende bewijsmiddelen bevat die de verklaring van [benadeelde partij] op essentiële punten ondersteunen, wat maakt dat haar verklaring niet op zichzelf staat.
[benadeelde partij] heeft immers direct nadat zij is weggefietst bij de verdachte, haar vriendin [de getuige ] gebeld. Aan [de getuige ] heeft zij huilend verteld wat er was gebeurd. Daarnaast heeft [benadeelde partij] diezelfde middag een Snapchatbericht aan haar moeder gestuurd, met daarin de tekst “ik ben verkracht”. De rechtbank ziet steunbewijs in de verklaringen van deze getuigen omdat zij zeer kort na het incident door [benadeelde partij] op de hoogte zijn gesteld en de inhoud van hun verklaringen op belangrijke punten overeenkomen met de verklaringen van [benadeelde partij] .
Bovendien blijkt uit het DNA-onderzoek dat DNA van de verdachte, of van een in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man, is aangetroffen bij het perineum, om de anus en bij de buitenste schaamlippen van de aangeefster. Nu de verdachte hiervoor geen verklaring heeft gegeven, concludeert de rechtbank hieruit dat er seksueel contact tussen de verdachte en de aangeefster moet hebben plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt daarbij dat, indien de aanwezigheid van het DNA zou kunnen worden verklaard doordat het binnendringen niet was gelukt, het op de weg van de verdachte had gelegen om hier een verklaring over af te leggen. Nu dit niet het geval is en dit door raadsman ter zitting opgeworpen scenario verder geen steun vindt in het dossier, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Dit geldt ook voor het scenario dat het DNA door contaminatie in de schaamstreek van [benadeelde partij] terecht is gekomen. Dit is, mede gelet op het feit dat het DNA op meerdere plekken in haar schaamstreek is aangetroffen, onaannemelijk.
De rechtbank gaat dan ook niet mee in het primaire verweer van de raadsman.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het scenario dat de seksuele handelingen niet in strijd zouden zijn met de sociaal-ethische norm. Het ontuchtige karakter zou daardoor komen te ontbreken. Het verweer van de raadsman is een bewijsverweer dat door de inhoud van de verklaring van de aangeefster, die de rechtbank tot uitgangspunt neemt, wordt weerlegd. De aangeefster heeft herhaaldelijk en duidelijk aangegeven dat zij wenste dat de verdachte zou stoppen met de handelingen. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de handelingen van de verdachte in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en een ontuchtig karakter hebben als bedoeld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel op deze specifieke punten van haar verklaring.
De rechtbank verwerpt ook het secundaire verweer van de raadsman.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.