ECLI:NL:RBNHO:2025:13952

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
15.095583.23 en 15.010304.24 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor bedreiging en cybercrime

Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en verschillende vormen van cybercrime. De zaak betreft een bedreiging aan het adres van medewerkers en leerlingen van een school in Zaandam, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een e-mail heeft verstuurd waarin een schietpartij werd aangekondigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 april 2023, in samenwerking met de medeverdachte, een bedreigende e-mail heeft verzonden naar medewerkers van de school, wat leidde tot grote onrust en angst onder de betrokkenen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting en computervredebreuk door zich voor te doen als een medewerker van een telecommunicatiebedrijf en op die manier inloggegevens van slachtoffers te bemachtigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, waarbij rekening is gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken, en de rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.095583.23 en 15.010304.24 (ttz. gev.) (P)
Uitspraakdatum: 10 november 2025
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 27 oktober 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
­ de vordering van de officier van justitie, [officier van justitie] ,
­ wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, en
­ wat [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)
naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 15.095583.23 ten laste gelegd dat:

1 (hierna: feit 1):

hij op of omstreeks 3 april 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, leerlingen en/of medewerkers van het [college] college heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, te weten een schoolshooting, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die diverse medewerkers van het [college] college een email te sturen met daarin:
- de tekst: "Hallo alle, Dinsdag, 4 april, 10:30. Zal de hele school naar de kanker gaan, mensen die op de grond liggen met bloed op hun. Vooral jullie docenten haha. Wordt de ergste dag van je leven let op."
en/of
- als bijlage een afbeelding/foto van een (onherkenbaar gemaakt) persoon die een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) vasthoudt en/of een foto van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) die naast een briefje ligt met handgeschreven tekst met de woorden; 'Ik ga [college] neer halen die school gaat naar de kanker let maar op Kanker kinderen",
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 15.010304.24 ten laste gelegd dat:

2 (hierna: feit 2):

hij, in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 08 april 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, meermaals, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een/meerdere (onbekend gebleven) personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van inloggegevens van mailaccounts en/of crypto exchange platform accounts, door:
- telefonisch contact te leggen met voornoemde personen en/of zich (al dan niet met een (stemvervormer) voor te doen als een medewerker van [bedrijf] en/of [bedrijf] , althans zich als een ander voor te doen en/of
- (vervolgens) voornoemde personen te bewegen tot de afgifte van inloggegevens en/of de wachtwoord reset code;

3 (hierna feit 3):

hij, in of omstreeks 1 december 2022 tot en met 08 april 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, meermaals, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten emailaccounts van een/meerdere (onbekend gebleven) personen, is binnengedrongen, met behulp van door een technische ingreep en/of (een) valse sleutel(s), te weten (onrechtmatig verkregen) inloggegevens en/of wachtwoordherstel codes;

4 (hierna feit 4):

hij in of omstreeks 1 december 2022 tot en met 08 april 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, meermaals, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen, te weten de/het wachtwoord(en) van emailaccounts van een/meer (onbekend gebleven) personen, heeft gewijzigd door, al dan niet middels verkregen wachtwoordherstel codes, het wachtwoord van voornoemde account(s) te veranderen;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
2.1.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde feit, omdat de redelijke termijn met 468 dagen is overschreden. Dit is in strijd met de beginselen van een goede procesorde, het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het bijzondere karakter van het jeugdstrafrecht.
2.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een overschrijding van de redelijke termijn volgens de rechtspraak van de Hoge Raad niet kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
2.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse staat tegenover de betrokkene een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als een zodanige handeling te gelden. Wel moeten de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als zo'n handeling worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is aangevangen op 8 april 2023, de dag waarop de verdachte is aangehouden en bekend is geworden met de verdenking tegen hem. De termijn tussen de aanhouding op 8 april 2023 en de uitspraak is ruim 30 maanden. Dit betekent dat de redelijke termijn met ruim 14 maanden is overschreden. Deze termijnoverschrijding is niet toe te rekenen aan de verdachte en er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen.
Rechtsgevolg van de overschrijding van de redelijke termijn
Volgens de vaste rechtspraak van de Hoge Raad leidt een overschrijding van de redelijke termijn slechts in uitzonderlijke gevallen tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in zijn vervolging, bijvoorbeeld wanneer in een eenvoudige zaak sprake is van een zeer ernstige overschrijding. De regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door strafvermindering.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een uitzonderlijke situatie, omdat de redelijke termijn in deze zaak, anders dan in de uitspraken waarnaar de raadsman heeft verwezen, niet zeer ernstig is overschreden. De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie daarom ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde feit.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het ten laste gelegde terroristisch oogmerk. Daarvan vordert de officier van justitie vrijspraak.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat feit 1 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat geen sprake is van medeplegen. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het terroristisch oogmerk. Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandighedenDe rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsmotivering feit 1
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging met een terroristisch misdrijf niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat niet is gebleken dat de bedreiging tot doel had en ook geschikt was om de bevolking of een deel daarvan ernstige vrees aan te jagen. De verdachte wordt daarom van het tenlastegelegde gedeelte “met een terroristisch misdrijf, te weten een schoolshooting” vrijgesproken.
Medeplegen van de bedreiging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet als pleger of medepleger van het onder 1 tenlastegelegde feit kan worden gekwalificeerd en om die reden moet worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Zij stelt allereerst voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers willens en wetens, dus met opzet, samenwerken tot het verrichten van het strafbare feit. Bij de beoordeling hiervan speelt een onder meer een rol de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich al dan niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde feit het volgende af.
Op 3 april 2023 hebben de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] , terwijl zij beiden vanuit hun eigen woning met elkaar online een spel aan het spelen waren, met elkaar gesproken over dat zij geen zin hadden om de dag erna naar school te gaan. Toen is het idee ontstaan om ervoor te zorgen dat hun school ( [college] ) niet open zou gaan en hebben zij gesproken over schoolshootings in Amerika. Vervolgens heeft de medeverdachte [medeverdachte] het e-mailaccount waarvanuit de bedreiging is verstuurd aangemaakt en een e-mail opgesteld, waarna de verdachte de e-mailadressen van diverse medewerkers van [college] heeft opgezocht en aangeleverd aan de medeverdachte [medeverdachte] . Ook heeft de verdachte een foto met daarop een persoon die een vuurwapen vasthoudt aangeleverd aan de medeverdachte [medeverdachte] . Vervolgens heeft de medeverdachte [medeverdachte] de e-mail samen met deze foto verstuurd naar medewerkers van [college] . De verdachte heeft alle hiervoor genoemde handelingen van de medeverdachte [medeverdachte] op zijn computer live gevolgd, omdat hij zijn computerscherm met de verdachte deelde. Deze verbinding tussen beide verdachten werd afgebroken op het moment dat de e-mail door de medeverdachte [medeverdachte] was verzonden.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het tenlastegelegde feit. Dat de verdachte, naar hij achteraf verklaart, dacht dat sprake was van een grap en dat de medeverdachte [medeverdachte] de e-mail zou terugtrekken volgt niet uit het dossier en doet aan zijn essentiële bijdrage aan de verstuurde e-mail ook niets af. Uit het dossier volgt verder ook dat de verdachte wetenschap had over de bedreigende inhoud van de e-mail en dat deze e-mail ook daadwerkelijk is verstuurd. Gelet hierop kan de verdachte dan ook als medepleger van het onder 1 tenlastegelegde feit worden gekwalificeerd.
3.3.3
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De gedragingen leveren een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
(parketnummer 15.095583.23)
Feit 1:
hij op 3 april 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, leerlingen en medewerkers van het [college] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die diverse medewerkers van het [college] een email te sturen met daarin:
- de tekst: "Hallo alle, Dinsdag, 4 april, 10:30. Zal de hele school naar de kanker gaan, mensen die op de grond liggen met bloed op hun. Vooral jullie docenten haha. Wordt de ergste dag van je leven let op."
en
- als bijlage een afbeelding/foto van een (onherkenbaar gemaakt) persoon die een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) vasthoudt en een foto van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) die naast een briefje ligt met handgeschreven tekst met de woorden; 'Ik ga [college] neer halen die school gaat naar de kanker let maar op Kanker kinderen".
(parketnummer 15.010304.24)
Feit 2:
hij in de periode van 1 december 2022 tot en met 8 april 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, meermaals tezamen en in vereniging met een ander, of alleen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid, meerdere (onbekend gebleven) personen heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van inloggegevens van mailaccounts, door:
- telefonisch contact te leggen met voornoemde personen en zich (al dan niet met een (stemvervormer) voor te doen als een medewerker van [bedrijf] en [bedrijf] , althans zich als een ander voor te doen, en
- vervolgens voornoemde personen te bewegen tot de afgifte van inloggegevens, namelijk de wachtwoord reset code.
Feit 3:
hij in de periode 1 december 2022 tot en met 8 april 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, meermaals opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten emailaccounts van meerdere (onbekend gebleven) personen, is binnengedrongen, met behulp van valse sleutels, te weten onrechtmatig verkregen inloggegevens, namelijk wachtwoordherstel codes.
Feit 4:
hij in de periode 1 december 2022 tot en met 8 april 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, meermaals opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen, te weten wachtwoorden van emailaccounts van onbekend gebleven personen, heeft gewijzigd door middels verkregen wachtwoordherstel codes, het wachtwoord van voornoemde accounts te veranderen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 2, feit 3 en feit 4:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
en
computervredebreuk, meermalen gepleegd.
en
opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk en door middel van telecommunicatie zijn opgeslagen, worden verwerkt en worden overgedragen, veranderen, onbruikbaar maken, ontoegankelijk maken en daar andere gegevens aan toevoegen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 14 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 100 uren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van de pleegdata, zijn open proceshouding, de gevolgen die de strafzaak al voor hem heeft gehad en de schending van de redelijke termijn. Verder heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 verzocht om toepassing van artikel 9a Sr. Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 acht de raadsman een werkstraf passend.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Strafwaardigheid van het handelen van de verdachte
De verdachte heeft zich op 3 april 2023 samen met de medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een bedreiging van medewerkers en leerlingen van [college] in [plaats] . De verdachten hebben een e-mail gestuurd naar diverse medewerkers van de school waarin een schietpartij op de school werd aangekondigd. De verdachte is degene geweest die de
e-mailadressen van de betreffende medewerkers en een foto van een persoon die een vuurwapen vasthoudt heeft aangeleverd. De e-mail werd door meerdere mensen gelezen en als zeer bedreigend ervaren, zoals onder andere blijkt uit de aangifte van de directeur van de school. Bovendien nam de politie de e-mail zodanig serieus dat is besloten om de school op 4 april 2023 gesloten te houden. Dit betreft een zeer ernstig feit dat leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij de leerlingen en medewerkers van [college] , maar ook bij de samenleving in het algemeen.
Daarnaast heeft de verdachte zich meermaals schuldig gemaakt aan verschillende vormen van cybercrime, te weten oplichting, computervredebreuk en het zonder toestemming wijzigen van wachtwoorden van e-mailaccounts van slachtoffers. De verdachte heeft slachtoffers gebeld en zich voor gedaan als een medewerker van een telecommunicatiebedrijf. Vervolgens heeft hij de slachtoffers bewogen tot het doorgeven van een wachtwoordherstelcode van hun e-mailaccount, die de verdachte eerder zelf had opgevraagd. De verdachte heeft deze codes gebruikt om toegang te krijgen tot de
e-mailaccounts van de slachtoffers. Het doel van deze handelingen was om in de
e-mailaccounts te zoeken naar berichten met betrekking tot cryptovaluta, om vervolgens de cryptovaluta van de slachtoffers afhandig te maken. De verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers. Bovendien heeft de verdachte alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en heeft hij geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Het gebruik van gehackte (persoons)gegevens vormt bovendien een inbreuk op het privéleven van anderen en leidt daarmee tot gevoelens van onveiligheid.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch onderzoek Pro Justitia van 11 juli 2023, opgesteld door GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] . De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van dit rapport voor zover deze betrekking hebben op de diagnoses van de verdachte en maakt deze in zoverre tot de hare;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 18 november 2024 van
[raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad;- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport ter actualisatie gedateerd 6 oktober 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad. De Raad adviseert de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van het voorarrest en een werkstraf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.
In de Pro Justitia rapportage wordt het recidiverisico ingeschat als laag tot matig. Om de kans op recidive verder te beperken en de ontwikkeling van de verdachte positief te beïnvloeden, adviseert de rapporteur om een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde verplichte begeleiding door de jeugdreclassering en eventueel het moeten meewerken aan een poliklinische behandeling en begeleiding door een jongerencoach.
De Raad heeft zowel in haar rapport als ter terechtzitting aangegeven dat de schorsingsperiode goed is verlopen en dat de verdachte zich goed aan de voorwaarden heeft gehouden. In de thuissituatie gaat het goed met de verdachte, zijn ouders zijn zeer positief betrokken en de verdachte zit in zijn eindexamenjaar van de mavo. Na het behalen van zijn diploma wil de verdachte een MBO opleiding cybersecurity volgen. Het recidiverisico wordt heel laag ingeschat. Ter terechtzitting heeft de raadsvertegenwoordiger het advies aangevuld, in die zin dat naast de werkstraf, ook wordt geadviseerd een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen vanwege de ernst van de feiten.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte al snel na zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven over de feiten. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte open en consistent verklaard. Daarmee heeft de verdachte laten zien verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, het feit dat de verdachte first offender is, dat hij zich al lange tijd heeft moeten houden aan schorsingsvoorwaarden en hieraan goed heeft meegewerkt en dat het goed met hem gaat.
Redelijke termijn
Zoals hiervoor al is overwogen is in deze zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met 14 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de strafmaat.
De straf
Hoewel in beginsel op dit soort feiten alleen kan worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie, acht de rechtbank, gelet op wat hiervoor is uiteengezet over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een werkstraf in dit geval een passende reactie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de werkstraf voorwaardelijk op te leggen, omdat het recidiverisico op laag wordt ingeschat.

7.Beslag

Onder de verdachte is een USB-stick (parketnummer 15.095583.23) en een paar schoenen (parketnummer 15.010304.24) in beslag genomen.
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de USB-stick en het paar schoenen aan de verdachte kunnen worden teruggegeven.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de beslissing op het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggeven voorwerpen, te weten een USB-stick en een paar schoenen, moeten worden teruggeven aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 55, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 138ab, 285, 326 en 350a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 (honderdtwintig) urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 (zestig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 14 dagen, bij de ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering wordt gebracht.
Teruggave beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • 1 STK USB-stick (memorykaart) (Omschrijving: [omschrijving] );
  • 1 PR Schoenen (Omschrijving: [omschrijving] , wit, merk: [merk] ).
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. J. Lintjer en J.J. Veldheer, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Excel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2025.
Mr. E.C.M. van Mierlo, mr. J. Lintjer en mr. J.J. Veldheer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.