6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Strafwaardigheid van het handelen van de verdachte
De verdachte heeft zich op 3 april 2023 samen met de medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een bedreiging van medewerkers en leerlingen van [college] in [plaats] . De verdachten hebben een e-mail gestuurd naar diverse medewerkers van de school waarin een schietpartij op de school werd aangekondigd. De verdachte is degene geweest die de
e-mailadressen van de betreffende medewerkers en een foto van een persoon die een vuurwapen vasthoudt heeft aangeleverd. De e-mail werd door meerdere mensen gelezen en als zeer bedreigend ervaren, zoals onder andere blijkt uit de aangifte van de directeur van de school. Bovendien nam de politie de e-mail zodanig serieus dat is besloten om de school op 4 april 2023 gesloten te houden. Dit betreft een zeer ernstig feit dat leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij de leerlingen en medewerkers van [college] , maar ook bij de samenleving in het algemeen.
Daarnaast heeft de verdachte zich meermaals schuldig gemaakt aan verschillende vormen van cybercrime, te weten oplichting, computervredebreuk en het zonder toestemming wijzigen van wachtwoorden van e-mailaccounts van slachtoffers. De verdachte heeft slachtoffers gebeld en zich voor gedaan als een medewerker van een telecommunicatiebedrijf. Vervolgens heeft hij de slachtoffers bewogen tot het doorgeven van een wachtwoordherstelcode van hun e-mailaccount, die de verdachte eerder zelf had opgevraagd. De verdachte heeft deze codes gebruikt om toegang te krijgen tot de
e-mailaccounts van de slachtoffers. Het doel van deze handelingen was om in de
e-mailaccounts te zoeken naar berichten met betrekking tot cryptovaluta, om vervolgens de cryptovaluta van de slachtoffers afhandig te maken. De verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers. Bovendien heeft de verdachte alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en heeft hij geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Het gebruik van gehackte (persoons)gegevens vormt bovendien een inbreuk op het privéleven van anderen en leidt daarmee tot gevoelens van onveiligheid.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch onderzoek Pro Justitia van 11 juli 2023, opgesteld door GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] . De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van dit rapport voor zover deze betrekking hebben op de diagnoses van de verdachte en maakt deze in zoverre tot de hare;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 18 november 2024 van
[raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad;- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport ter actualisatie gedateerd 6 oktober 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad. De Raad adviseert de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van het voorarrest en een werkstraf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.
In de Pro Justitia rapportage wordt het recidiverisico ingeschat als laag tot matig. Om de kans op recidive verder te beperken en de ontwikkeling van de verdachte positief te beïnvloeden, adviseert de rapporteur om een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde verplichte begeleiding door de jeugdreclassering en eventueel het moeten meewerken aan een poliklinische behandeling en begeleiding door een jongerencoach.
De Raad heeft zowel in haar rapport als ter terechtzitting aangegeven dat de schorsingsperiode goed is verlopen en dat de verdachte zich goed aan de voorwaarden heeft gehouden. In de thuissituatie gaat het goed met de verdachte, zijn ouders zijn zeer positief betrokken en de verdachte zit in zijn eindexamenjaar van de mavo. Na het behalen van zijn diploma wil de verdachte een MBO opleiding cybersecurity volgen. Het recidiverisico wordt heel laag ingeschat. Ter terechtzitting heeft de raadsvertegenwoordiger het advies aangevuld, in die zin dat naast de werkstraf, ook wordt geadviseerd een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen vanwege de ernst van de feiten.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte al snel na zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven over de feiten. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte open en consistent verklaard. Daarmee heeft de verdachte laten zien verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, het feit dat de verdachte first offender is, dat hij zich al lange tijd heeft moeten houden aan schorsingsvoorwaarden en hieraan goed heeft meegewerkt en dat het goed met hem gaat.
Redelijke termijn
Zoals hiervoor al is overwogen is in deze zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met 14 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de strafmaat.
De straf
Hoewel in beginsel op dit soort feiten alleen kan worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie, acht de rechtbank, gelet op wat hiervoor is uiteengezet over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een werkstraf in dit geval een passende reactie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de werkstraf voorwaardelijk op te leggen, omdat het recidiverisico op laag wordt ingeschat.