Uitspraak
[naam],
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele procedure heeft eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde N. Sekercan, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De procedure is gestart met een dagvaarding op 7 november 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord op 3 februari 2025 en een tussenvonnis op 3 april 2025. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 augustus 2025. Eiser heeft in 2018 aan gedaagde diverse soorten drank verkocht en heeft twee facturen gestuurd, waarvan de betaling is uitgebleven. Eiser heeft gedaagde meerdere keren gesommeerd tot betaling, maar gedaagde heeft slechts gedeeltelijk betaald. Eiser vordert nu een totaalbedrag van € 14.084,85, vermeerderd met rente en kosten, en legt de vordering ten grondslag aan de tekortkoming van gedaagde in de nakoming van de betalingsverplichtingen. Gedaagde heeft de verschuldigdheid van de facturen niet betwist, maar voert verweer tegen de hoogte van de gevorderde wettelijke handelsrente. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de facturen en betalingsverplichting niet heeft betwist en wijst de vordering van eiser toe, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.