ECLI:NL:RBNHO:2025:14045

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
C/15/371539 / HA RK 25/170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in belastingzaak

Op 25 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen. De verzoeker had de wraking ingediend tegen mr. B. van Walderveen, de rechter die betrokken was bij zijn eerdere belastingzaken. De verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat hij in eerdere procedures de overheidsdienaren zonder meer geloofde en niet kritisch was over de feiten die door deze instantie waren gepresenteerd. De verzoeker had geen hoger beroep ingesteld tegen de eerdere uitspraken van de rechter, wat volgens de wrakingskamer een belangrijke factor was in de beoordeling van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees van de verzoeker voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De verzoeker had de mogelijkheid om zijn bezwaren tegen de rechter eerder aan te kaarten, maar had dit niet gedaan. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid in gevaar brengen. De beslissing om het verzoek tot wraking af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/371539 / HA RK 25/170

Beslissing van 25 november 2025

Op het verzoek tot wraking ingediend door:

[verzoeker] , wonende te [woonplaats] ,

verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. B. van Walderveen,
hierna te noemen: de rechter.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 5 november 2025 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Belastingrecht, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 25/1333, hierna te noemen: de hoofdzaak.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 18 november 2025. Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Zij hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.

Wat hieraan vooraf ging

1. Verzoeker heeft in 2021 beroep ingesteld tegen twee beslissingen op bezwaar van de gemeente Bloemendaal inzake de WOZ-waarde van zijn woning over de jaren 2021 en 2022. Deze beroepen zijn door de rechter behandeld op de zitting van 7 december 2022, waarna de rechter aansluitend mondeling uitspraak heeft gedaan. Verzoekers beroepen zijn daarbij ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraken heeft hij geen hoger beroep ingesteld.
2. Op 24 februari 2025 heeft verzoeker een beroep ingediend tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente Bloemendaal inzake de WOZ-waarde van zijn woning over 2024. Verzoeker heeft daarbij verzocht om de behandeling van het beroep niet door de rechter te laten plaatsvinden. Desondanks ontving hij een uitnodiging voor de zitting van 18 december 2025 waarbij zijn beroep zal worden behandeld door de rechter. Vervolgens heeft verzoeker nog tweemaal verzocht om behandeling van het beroep door een andere rechter. Deze verzoeken zijn afgewezen. Daarna heeft verzoeker het verzoek van 5 november 2025 laten aanmerken als een verzoek om wraking van de rechter.

Het standpunt van verzoeker

3. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek betoogd waarom hij het inhoudelijk niet eens is met de uitspraken uit 2022. Ook heeft hij zich beroepen op zijn indruk van de houding van de rechter tijdens de eerdere zitting. Verzoeker meent dat de rechter niet onpartijdig is omdat hij in de vorige procedures de overheidsdienaren zonder meer geloofde en niet kritisch was over de gestelde feiten en bemerkingen door die overheidsinstantie. Verzoeker heeft vanwege deze eerdere ervaringen geen vertrouwen dat de rechter met voldoende kritische diepgang en objectieve waardering over zijn beroep zal oordelen.

Het standpunt van de rechter

4. De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

De beoordeling

5. Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure dus of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat hij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of hij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
6. Verzoeker heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de mondelinge uitspraken van 7 december 2022. Dat hij het oneens is met de inhoudelijke beoordeling in die uitspraken en vreest voor hetzelfde oordeel in zijn huidige beroepszaak omdat hij dezelfde argumenten voor ogen heeft, is geen objectieve reden voor een wraking. Als een beoordeling onjuist
,onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier zou zijn en zelfs als de motivering zou ontbreken, ligt het op de weg van een belanghebbende om hoger beroep in te stellen. Daarbij gaat het argument van verzoeker dat de kosten hiervoor een te grote belemmering vormen niet op. Bij een gegrond beroep ontvangt de indiener het betaalde griffierecht immers weer terug. Ook kan om vrijstelling van kosten van het griffierecht worden gevraagd als sprake is van betalingsonmacht.
7. Voor zover verzoeker zijn indruk over de houding van de rechter tijdens de vorige zitting aan de wraking ten grondslag legt, kan ook deze stelling niet leiden tot een gegrond wrakingsverzoek. Als verzoeker destijds een objectieve vrees had over een gestelde houding van de rechter had hij dat bij de behandeling van zijn zaken op de zitting van 7 december 2022 aan de orde kunnen en moeten stellen. Hetgeen verzoeker nu aanvoert over de procedures destijds maakt niet dat de gestelde vrees voor vooringenomenheid en partijdigheid in de hoofdzaak waarin het onderhavige wrakingsverzoek is gedaan objectief onderbouwd of gerechtvaardigd is.
8. Naar het oordeel van de wrakingskamer is de door verzoeker ervaren vrees voor vooringenomenheid en partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank
  • wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
  • beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
  • beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.M. Kos, voorzitter, mr. J.L. Roubos en mr. P. Reemst, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2025.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.