Op 2 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een drugskoerier veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het smokkelen van ongeveer 5 kilo cocaïne naar Nederland. De rechtbank wijkt af van de gebruikelijke LOVS-oriëntatiepunten, die voor deze hoeveelheid een straf van 36 tot 38 maanden zouden voorschrijven. De rechtbank constateert een scheefgroei in de straffen voor Schiphol-koeriers in vergelijking met die voor verdachten in grote drugszaken. De rechtbank heeft besloten om nieuwe voorlopige uitgangspunten te hanteren voor de bestraffing van Schiphol-koeriers, waarbij de straffen worden gematigd. De verdachte, geboren in Colombia en thans gedetineerd, heeft verklaard dat hij onder druk stond om de drugs te vervoeren vanwege een schuld aan een criminele groep. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelt dat deze niet voldoende zijn om de straf te verlagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte is schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de opgelegde straf gemotiveerd door de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.