ECLI:NL:RBNHO:2025:14057

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
15/288000-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van hennep en witwassen met bewijsoverweging

Op 2 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit van hennepstekken en -planten, alsook van het witwassen van aanzienlijke geldbedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2019 tot en met 30 november 2019 opzettelijk hennep heeft geteeld en in bezit had, en dat hij in de periode van 1 juni 2017 tot en met 9 januari 2020 een gewoonte heeft gemaakt van witwassen. De verdachte werd op 15 november 2019 aangehouden en er werd een aanzienlijk bedrag aan contant geld en andere bewijsstukken aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om de legale herkomst van de geldbedragen aan te tonen, wat leidde tot de conclusie dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank legde een maximale taakstraf op van 240 uren, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, en oordeelde dat de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf kreeg vanwege de langdurige termijnoverschrijding van meer dan 4 jaar. De rechtbank heeft ook beslist dat een PGP-telefoon aan het verkeer moet worden onttrokken, terwijl een nep-Rolex aan de verdachte wordt teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/288000-19 en 15/257318-22 (ttzgev.) (P)
Uitspraakdatum: 2 december 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 november 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres Haarlemmer [adres 1].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De in de verschillende zaken ten laste gelegde feiten zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.K.M. Thuijs en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
parketnummer 15/288000-19
feit 1hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 30 november 2019 te Purmerend en/of Edam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand/loods
- aan de [adres 2]; en/of
- aan de [adres 3];
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van:
- ongeveer 354 hennepplanten; en/of
- ongeveer 2.553 hennepstekken; en/of
- ongeveer 1.140 gram henneptoppen;
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 30 november 2019 te Purmerend en/of Edam, in elk geval in Nederland, in een pand/loods
- aan de [adres 2]; en/of
- aan de [adres 3];
één of meermalen (telkens) met elkaar, althans één van hen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de
Opiumwet, te weten een hoeveelheid van:
- ongeveer 354 hennepplanten; en/of
- ongeveer 2.553 hennepstekken; en/of
- ongeveer 1.140 gram henneptoppen;
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf / misdrijven verdachte in of omstreeks periode van 1 september
2019 tot en met 30 november 2019 te Purmerend, in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest,
door
- één of meerdere panden en/of loodsen en/of huurcontracten op zijn naam te zetten; en/of
- maandelijks huurpenningen te betalen voor één of meerdere panden;
feit 2hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 9 januari 2020, te Purmerend en/of Edam en/of Volendam, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans
alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en) te weten:
- een contant geldbedrag van € 6.616,05 (in de woning aan de [adres 6] te Purmerend); en/of
- een contant geldbedrag van in totaal € 106.092,15 (€ 110.792,15 - € 4.700,00) contant gestort op de bankrekening t.n.v. [naam] met rekeningnummer: [bankrekeningnummer]; en/of
- een contant geldbedrag van € 2.760,00 (uitgegeven aan (een) meubel(s) en/of kleding); en/of
- een contant geldbedrag van € 6.418,20 (ten tijde van zijn aanhouding op 15 november 2019); en/of
- een contant geldbedrag van € 4.328,99 (betaald voor verschillende huurauto’s);
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een/die/voornoemd(e) voorwerp(en) (te weten die contante en/of girale geldbedragen) gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of
de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/die voorwerp(en) voorhanden had,
terwijl hij en/of haar mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat dit/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
parketnummer 15/257318-22
feit 3
hij, op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 17
februari 2021 te Purmerend opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 4]) een hoeveelheid van (in totaal) (ongeveer) 2.436 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman van de verdachte geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat de verdachte hiervan vrijgesproken moet worden. De verdachte heeft verklaard dat de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen zijn verkregen door werk te verrichten als timmerman en als personal trainer. Het politieonderzoek heeft niet aangetoond dat dit onjuist is. Daarom kan niet bewezen worden verklaard dat de verdachte de geldbedragen heeft witgewassen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte hiermee niks van doen heeft. Het huurcontract is niet door de verdachte ondertekend en niet kan worden vastgesteld dat daadwerkelijk huurpenningen zijn voldaan door de verdachte.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsmotivering feit 2
Wettelijk kader
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor een criminele herkomst van de geldbedragen.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen de gelden en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat de gelden
uit enig misdrijfafkomstig zijn, indien de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de gelden. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te (laten) doen naar de, uit de verklaring van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de geldbedragen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal ten slotte moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de gelden waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dus of een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen en de verklaring van de verdachte
Op 15 november 2019 wordt de verdachte aangehouden omdat hij bleek te rijden onder invloed van alcoholhoudende drank. Tijdens de aanhouding bemerkt de politie dat de verdachte nog een bedrag van € 4.992,62 aan het CJIB verschuldigd is. Tijdens de insluitingsfouillering blijkt verder dat de verdachte een contant geldbedrag van € 1.418,20 bij zich heeft. Verder is de verdachte in het bezit van meerdere sleutelbossen, een telefoon (Apple iPhone) en verschillende schriftelijke documenten, waaronder een factuur van een meubelzaak waaruit blijkt dat er een bedrag van € 1.300,- is aanbetaald. In een tas die in de huurauto waarin de verdachte reed is aangetroffen, ziet de politie drie Nokia telefoons van een ouder model waarvan de politie ambtshalve bekend is dat deze regelmatig gebruikt worden door personen die handelen in verdovende middelen. Op één van deze telefoons komt een nieuw bericht binnen van contactpersoon ‘3’ met als tekst: “Kan jij leveren”. De verdachte wordt vervolgens aangehouden op verdenking van witwassen.
Bij doorzoeking van de auto waarin de verdachte reed, wordt vervolgens in de middenconsole onder meer een bundel bankbiljetten, bestaande uit biljetten van € 50,-, met een totaalbedrag van € 5.000,- aangetroffen. Ook treft de politie in de middenconsole van de auto een zogenoemde cryptotelefoon, van het merk BQ Aquarius, aan. Tussen de onder de verdachte aangetroffen documenten bevinden zich voorts diverse huurovereenkomsten voor huurauto’s, een factuur van een kledingzaak ter hoogte van € 1.460,- en stortingsbewijzen waaruit blijkt dat er in een tijdsbestek van vier dagen een bedrag van € 4.480,- is overgemaakt op bankrekening [bankrekeningnummer]. Deze bankrekening staat op naam van [naam], de vrouw van de verdachte. Met betrekking tot deze bankrekening worden vervolgens over de periode van 1 juni 2017 tot en met 6 december 2019 de bankmutaties bij ING opgevraagd. Hieruit blijkt dat er in totaal voor een bedrag van
€ 110.792,15 contant op deze rekening is gestort.
De politie verricht nader onderzoek in de digitale gegevens van de onder de verdachte aangetroffen Apple iPhone. Uit analyse van deze gegevens komt naar voren dat er in de mailaccount van de verdachte verschillende mailwisselingen stonden met inhoudelijke informatie over huurcontracten van bergingen, dan wel boxruimtes, waaronder locaties waar de verdachte huurovereenkomsten voor had afgesloten. In drie van die panden werden vervolgens doorzoekingen verricht. Op de [adres 3] te Edam heeft de politie een hennepstekkerij met 2.553 hennepstekken en 10.140 gram gedroogde henneptoppen aangetroffen. Op de [adres 2] te Purmerend treft de politie een inwerking zijnde hennepkwekerij aan met in totaal 354 hennepplanten. Op de [adres 5] te Purmerend vindt de politie goederen die aan een hennepkwekerij kunnen worden gerelateerd.
Tot slot wordt ook de woning van de verdachte aan de [adres 6] te Purmerend doorzocht. In die woning vindt de politie meerdere sealbags met restanten van hennepgruis, een knipschaar met daarop hennepresten en documenten met aantekeningen die mogelijk betrekking hebben op de kosten van de inrichting van een hennepkwekerij en de berekening van de winst van de hennepteelt.
Bovendien vindt de politie in de woning van de verdachte een contant geldbedrag van in totaal € 6.616,05. Een hoeveelheid bankbiljetten tot een bedrag van € 6.290,- werd aangetroffen in een zwarte etui die in een zwarte stoffen tas in een keukenkastje boven de koelkast lag. Een bedrag van € 326,05 aan muntgeld werd op een kastje of tafeltje op de begane grond van de woning in een witte pot gevonden.
Ten aanzien van de (aanbetaling van) facturen voor het meubel en de aankoop van kleding merkt de rechtbank op, dat het niet anders kan dan dat dit contante betalingen betreffen. Uit het onderzoek van de mutaties op de bankrekeningen van de (vrouw van de) verdachte is niet gebleken dat deze betalingen via de bank zijn gegaan. Bovendien heeft de verdachte ter zitting bevestigd dat hij destijds vrijwel alle betalingen contant heeft gedaan.
Tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde omstandigheden en bevindingen - mede gelet op de hoeveelheid contant geld, de plaatsen waar de gelden zijn aangetroffen, de hennep en de overige aangetroffen goederen - is de rechtbank van oordeel dat een vermoeden van witwassen jegens de verdachte gerechtvaardigd is. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit de legale herkomst van de in de tenlastelegging genoemde gelden zou kunnen blijken.
In zijn eerste verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de inkomsten voor zijn werk als timmerman en personal trainer contant ontvangt, dat hij geen loon of salaris uit dienstbetrekking heeft en dat hij zelf de boekhouding van zijn bedrijf doet. In zijn tweede verhoor heeft de verdachte verklaard dat alle facturen en de gegevens over zijn gewerkte uren en klanten bij de accountant bekend zijn, dat hij niet kan aantonen wie zijn klanten waren, dat hij niet gaat zeggen wie zijn boekhouder is en waar zijn boekhouder gevestigd is. Op 13 mei 2020 is per mailbericht aan de raadsman van de verdachte verzocht om de bedrijfsadministratie van de eenmanszaak van de verdachte over te leggen. Op dit verzoek heeft het Openbaar Ministerie niets ontvangen.
Conclusie
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van de verdachte op onderdelen inconsistent zijn. Voorts bieden die verklaringen geen duidelijkheid omtrent de door de verdachte gefactureerde bedragen en de aantallen klanten. Tot slot heeft de verdachte niet voldaan aan het verzoek tot het overleggen van de bedrijfsadministratie. Het voorgaande maakt dat de verdachte geen volledige openheid van zaken heeft gegeven omtrent de herkomst van de betreffende geldbedragen. De verklaringen van de verdachte zijn dan ook onvoldoende concreet en onvoldoende verifieerbaar. Het Openbaar Ministerie was daarom niet gehouden om nader onderzoek te verrichten naar de herkomst van de in de tenlastelegging genoemde contante geldbedragen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de contante geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat de verdachte dat wist. Daarmee acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de lange duur waarin de verdachte zich aan witwassen heeft schuldig gemaakt en de daarmee gepaard gaande grote geldbedragen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in die periode van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij in de periode van 1 september 2019 tot en met 30 november 2019 te Purmerend en/of Edam, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand/loods
- aan de [adres 2] en
- aan de [adres 3],
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van:
- ongeveer 354 hennepplanten en/of
- ongeveer 2.553 hennepstekken en/of
- ongeveer 1.140 gram henneptoppen;
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2
hij in de periode van 1 juni 2017 tot en met 9 januari 2020, te Purmerend en/of Edam en/of Volendam, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, voorwerpen te weten:
- een contant geldbedrag van € 6.616,05 in de woning aan de [adres 6] te Purmerend; en
- een contant geldbedrag van in totaal € 106.092,15 (€ 110.792,15 - € 4.700,00 contant gestort op de bankrekening t.n.v. [naam] met rekeningnummer: [bankrekeningnummer]); en
- een contant geldbedrag van € 2.760,00 (uitgegeven aan een meubel en/of kleding); en
- een contant geldbedrag van € 6.418,20 (ten tijde van zijn aanhouding op 15 november 2019) en
- een contant geldbedrag van € 4.328,99 (betaald voor verschillende huurauto’s);
voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
3
hij in de periode van 1 februari 2021 tot en met 17 februari 2021 te Purmerend opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 4]) een hoeveelheid van in totaal 2.436 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten:

Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en 3, telkens:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, en tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren, bij niet of niet behoren verrichten van die taakstraf te vervangen door 90 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft naar voren gebracht dat er sprake is van een langdurige overschrijding van de redelijke termijn. Op basis hiervan geeft de raadsman de rechtbank in overweging geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan witwassen van een totaalbedrag van € 126.215,39. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Door zijn handelen heeft de verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van hennepstekken, -toppen, en -planten op een drietal adressen. De verdachte heeft zich bij zijn handelen laten leiden door zijn eigen financiële positie en geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen die het door hem gepleegde delict voor de samenleving heeft. Los van de nadelige gevolgen voor de volksgezondheid, gaat productie van en handel in hennep gepaard met vele andere vormen van criminaliteit die de verdachte door zijn handelen heeft bevorderd dan wel mede in stand heeft gehouden.
Hier komt bij dat de verdachte geen volledige verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Hij blijft ontkennen zich aan de onder 2 en 3 bewezen strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 oktober 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent terzake vermogens- en opiumwetdelicten is veroordeeld.
De op te leggen straf en de redelijke termijn:
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die ontwikkeld zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) over fraude. Bij een fraudebedrag tussen € 125.000,- en
€ 250.00,- is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen tot twaalf maanden. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
Verder dient bij het opleggen van de straf de rechtbank te kijken of de zaak van de verdachte binnen een redelijke termijn wordt afgedaan. De redelijke termijn is in de zaak van de verdachte naar het oordeel van de rechtbank aangevangen op het moment waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Als uitgangspunt geldt dat de rechtbank binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn een beslissing in de zaak van verdachte moet nemen. In dit geval is de verdachte op 16 november 2019 in verzekering gesteld en daarom had het vonnis op 16 november 2021 gereed moeten zijn. Het vonnis in deze zaak is bepaald op 2 december 2025. Dit betekent dat de redelijke termijn in de zaak van de verdachte met ruim 4 jaar is overschreden.
Gelet op de langdurige overschrijding van de redelijke termijn is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend is. In plaats daarvan zal de rechtbank aan de verdachte de maximale taakstraf van 240 uren opleggen, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp te weten, 1 stk GSM (omschrijving: G1083916, zwart, merk: BQ) dient te worden onttrokken aan het verkeer. Deze GSM betreft een zogenaamde PGP-telefoon. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit aan de verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht, is aangetroffen, terwijl het voorwerp dient tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen horloge, te weten, 1 stk horloge (omschrijving: 595902, zilver/blauw, merk Rolex, namaak). Dit voorwerp staat niet in verband met enig ten laste gelegd strafbaar feit. Evenmin kan dit voorwerp dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke delicten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan (artikel 36d Sr).

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) MAANDEN, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1. stk GSM (omschrijving: G1083916, zwart, merk: BQ).
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. stk horloge (omschrijving: 595902, zilver/blauw, merk Rolex, namaak).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mrs. L. Boonstra en H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(..)