ECLI:NL:RBNHO:2025:14076

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
15/036779-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door vuurwerk in een brievenbus.

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door vuurwerk in de brievenbus van een woning in Hoofddorp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met twee anderen, op 2 oktober 2023 een explosief in de brievenbus heeft geplaatst, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte werd ook beschuldigd van openlijke geweldpleging, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze aanklacht, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij geweld had gebruikt of een significante bijdrage aan het geweld had geleverd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de ontploffing, onderbouwd door getuigenverklaringen en telecomgegevens. De rechtbank legde een jeugddetentie op van honderd dagen, waarvan negentig dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en traumabehandeling. De benadeelde partij die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/036779-24
Uitspraakdatum: 11 november 2025
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 oktober 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
[officier van justitie] , en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Kochheim-Bossink, advocaat te Aerdenhout, [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad,) [vertegenwoordiger van de GI] namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam, afdeling jeugdreclassering (hierna ook: de jeugdreclassering) en [vertegenwoordiger Nova Forte Zorg] vanuit Nova Forte Zorg naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hierna: feit 1)
hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning gelegen aan de [adres] te Hoofddorp , door een vuurwerkbom, althans een explosief, in/op/aan/door de brievenbus, althans de voordeur, althans de woning, in elk geval in onmiddelijke nabijheid van de woning, te plaatsen en/of gooien en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de de inboedel van de woning, althans die woning en/of nabijgelegen woningen te duchten was;
2. ( hierna: feit 2)
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer openlijk, te weten, op de openbare weg ter hoogte van [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij] door
- die [benadeelde partij] te benaderen met een (soort) zwarte bivakmuts over het hoofd en/of
- tegen die [benadeelde partij] te zeggen: "Jij gaat meelopen" en/of
- die [benadeelde partij] bij de kraag van zijn vest vast te grijpen en/of
- die [benadeelde partij] tegen de schutting te duwen en/of
- tegen het gezicht, althans het hoofd van die [benadeelde partij] te stompen en/of
- die [benadeelde partij] te duwen en/of
- die [benadeelde partij] te tackelen en/of
- die [benadeelde partij] meermalen tegen het oor en/of de rug en/of de buik en/of de benen te schoppen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de ten laste gelegde feiten, omdat de verdachte hier niet bij betrokken is geweest. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw, kort samengevat, betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat: de verdachte zijn telefoon die avond zelf gebruikte, de verdachte fysiek aanwezig was bij het incident, de verdachte concrete uitvoeringshandelingen heeft verricht en er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte concrete geweldshandelingen heeft verricht of op een andere manier een significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat die de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte op 14 november 2023 geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] (hierna: aangever) of op een andere manier een voldoende significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd. De rechtbank stelt vast dat de verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, bij het geweld aanwezig was, maar heeft niet kunnen vaststellen dat hij een rol in het geweld heeft gehad. Het enkele feit dat hij achter aangever de steeg in liep en onderdeel uitmaakte van de groep die hem heeft ingesloten en geweld heeft uitgeoefend is daarvoor onvoldoende. De verklaring van aangever dat hij geschopt is uit de richting waar verdachte stond geeft naar het oordeel van de rechtbank evenmin voldoende aanleiding om te concluderen dat de verdachte ook daadwerkelijk degene is die heeft geschopt.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering feit 1
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte samen met twee anderen op 2 oktober 2023 een ontploffing teweeg heeft gebracht door vuurwerk in de brievenbus van de woning aan de [adres] te Hoofddorp te plaatsen en dit te laten ontploffen. Anders dan de verdediging stelt, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte hier wel degelijk bij betrokken was en dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Hiervoor is het navolgende van belang.
Telefoon verdachte
Op 2 oktober 2023 omstreeks 17.30 uur is het vuurwerk in de woning aan de [adres] te Hoofddorp afgegaan. Medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) hebben verklaard hierbij betrokken te zijn geweest. [medeverdachte 1] heeft de woning aangewezen, [medeverdachte 2] stond klaar met zijn scooter om weg te rijden en een derde persoon heeft het vuurwerk geplaatst.
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) heeft verklaard dat zij en getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) ruzie hadden met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij is op 2 oktober 2023 om 17.08 uur door [medeverdachte 1] gebeld met een voor haar onbekend nummer, te weten [nummer] . In dit gesprek heeft [medeverdachte 1] volgens [getuige 1] tegen haar gezegd “we gaan ook naar jullie huis het boeit niet meer”. Om 17.23 uur, ongeveer 5 minuten voordat het explosief afgaat, valt dit toestel onder het dekkingsgebied van de zendmast waar ook de [adres] onder valt. Het telefoonnummer [nummer] is van de verdachte.
De verklaring van de verdachte dat hij zijn telefoon die dag had uitgeleend aan [medeverdachte 1] omdat [medeverdachte 1] ’s telefoon niet werkte en hij hier zelf niet bij was, acht de rechtbank niet aannemelijk. [medeverdachte 1] heeft [getuige 1] weliswaar gebeld met de telefoon van de verdachte, maar uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat zij het telefoonnummer van [medeverdachte 1] een dag eerder had geblokkeerd, waardoor [medeverdachte 1] haar niet met zijn eigen nummer kon bereiken. Verder blijkt uit de telecomgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] dat met dit telefoonnummer voor en na de ontploffing inkomende gesprekken zijn gevoerd. Hierdoor is het niet aannemelijk dat de telefoon van [medeverdachte 1] niet werkte en dat hij daarom die dag over de telefoon van de verdachte moest beschikken. Daarbij komt dat zijn telefoonnummer op 2 oktober 2023 om 18.14 uur een inkomend gesprek van 46 seconden heeft gevoerd met het telefoonnummer van de verdachte. Het is onaannemelijk dat [medeverdachte 1] , gebruikmakend van de telefoon van de verdachte, naar zijn eigen telefoon heeft gebeld. Bovendien blijkt uit de telecomgegevens van het telefoonnummer van de verdachte dat zijn telefoonnummer op 2 oktober 2023 om 17.53 uur, vlak na de ontploffing, de moeder van de verdachte heeft gebeld. Het ligt voor de hand dat het verdachte zelf is geweest die zijn moeder belde en niet [medeverdachte 1] , zoals verdachte heeft verklaard. Daar komt bij dat de telefoon van de verdachte op dat moment een zendmast aanstraalt waar het huis van [medeverdachte 2] onder valt en dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij na de ontploffing met degene die het vuurwerk had aangestoken achterop zijn scooter is weggereden.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte ten tijde van de ontploffing zijn telefoon zelf in zijn bezit had en dat hij (samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) in de buurt van de [adres] moet zijn geweest toen de ontploffing plaats vond.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van de verdachte dat hij ten tijde van de ontploffing bij zijn zus in [plaats] verbleef. Dit is in het licht van het voorgaande niet aannemelijk. Daarbij komt dat de verdachte vaag en inconsistent heeft verklaard over wanneer en hoe lang hij dan bij zijn zus verbleef en dat de verklaring die zijn zus daar anderhalf jaar later bij de rechter-commissaris over heeft afgelegd ook nog eens afwijkt van wat de verdachte daar (wisselend) over heeft verklaard. De rechtbank schuift de verklaring van de zus dan ook ter zijde.
Tapgesprekken
Uit tapgesprekken blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 2] op 4 oktober 2023 om 22.38 uur telefonisch contact hebben gehad, waarbij de verdachte zegt: “Weet je wat we gaan zeggen. We gaan zeggen wat hebben jullie gedaan bij het huis van [getuige 2] dan gaan we gewoon zeggen we weten van niks maar we hebben het wel in het nieuws gelezen dat het er een dag van tevoren was gebeurd bij een ander huis […]”. Drie kwartier later, om 23.20 uur, wordt de verdachte gebeld door [naam] (hierna: [naam] ). In dit gesprek vertelt de verdachte aan [naam] dat [medeverdachte 1] is aangehouden, waarop [naam] vraagt of het om het explosief gaat. [naam] geeft aan dat hij is gevlucht uit zijn huis en de verdachte geeft ook aan dat hij nu niet naar huis gaat.
Verder heeft op 5 oktober 2023 omstreeks 9.30 uur naar aanleiding van de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 1] een gesprek plaatsgevonden tussen getuige [getuige 3] en de politie. [getuige 3] gaf aan dat de identiteit van de andere twee verdachten bij hem bekend was en dat hij hen zou bellen om hen te bewegen zich te melden. Uit de tapgesprakken blijkt dat [getuige 3] daarna ook contact heeft gehad met [medeverdachte 2] , die op dat moment kennelijk met de verdachte was. Op 5 oktober 2023 om 10.58 uur heeft vervolgens een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de verdachte en [naam] , waarin de verdachte aangeeft dat hij met [medeverdachte 2] is en waarin [naam] tegen de verdachte zegt: “Hallo luister als ik in problemen kom door die domme shit dan moet jij jezelf gaan melden.” Hierop geeft de verdachte aan dat hij zichzelf niet gaat melden en dat niemand dat gaat doen. Vervolgens heeft getuige [getuige 3] om 11.15 uur op het politiebureau verklaard dat hij de jongens heeft gebeld, maar dat zij zich niet zullen melden. De verklaring van de verdachte dat voornoemde telefoongesprekken zouden gaan over een gestolen fiets en/of scooter acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet aannemelijk.
Vuurwerk
De rechtbank overweegt verder dat [naam] heeft verklaard dat bij het [park] iemand vuurwerk toonde, dat dit ‘dum bum’ vuurwerk betrof en dat het er zwart uitzag met een doodshoofd. Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek van de woning [adres] blijkt dat na de ontploffing bij en in de woning diverse kartondelen lagen, voorzien van een zwart etiket met op enkele fragmenten de letters ‘D’, ‘U’, ‘M’, ‘M’, en er ook fragmenten waren met daarop een logo dat leek op een doodshoofd. Vervolgens hebben verbalisanten geconstateerd dat de tekst, de kleur en het logo de meeste overeenkomsten vertoonden met de ‘Dum Bum 5G firecracker’. De rechtbank concludeert hieruit dat het vuurwerk dat getoond werd bij het [park] hetzelfde of soortgelijk vuurwerk is dat later in de brievenbus tot ontploffing is gebracht. Tijdens de doorzoeking van de slaapkamer van de verdachte is vuurwerk aangetroffen dat van hetzelfde merk en type is als het vuurwerk dat is gebruikt bij de ontploffing.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de verdachte degene is geweest die het vuurwerk in de brievenbus heeft geplaatst en tot ontploffing heeft gebracht. Daarbij is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat iemand bij het [park] vuurwerk heeft laten zien, waarna het idee geopperd werd om dit bij [getuige 2] in de tuin te gooien. Hierop is hij met [medeverdachte 2] en een derde persoon richting het huis van [getuige 2] gegaan, waarna hij met de derde persoon meeliep om het huis van [getuige 2] aan te wijzen en vervolgens terugliep. Ook heeft hij verklaard dat verder was afgesproken hoe zij weg zouden gaan. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de derde jongen na het aansteken van het vuurwerk bij hem achterop de scooter is gestapt, waarna zij zijn weggereden.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 oktober 2023 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning gelegen aan de [adres] te Hoofddorp door een explosief in de brievenbus te plaatsen en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de inboedel van de woning, te duchten was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van honderd (100) dagen, waarvan negentig (90) dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van één jaar en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf wordt opgelegd, zoals geadviseerd door de Raad en onder de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft verzocht daarbij rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, het feit dat de verdachte first offender is, de traumatische jeugd die de verdachte heeft gehad en de positieve groei die de verdachte sinds zijn schorsing heeft laten zien.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft op 2 oktober 2023 samen met anderen een ontploffing veroorzaakt, door vuurwerk in de brievenbus van een woning te plaatsen en dit aan te steken. Door de ontploffing is de brievenbus uit de voordeur geblazen, waarbij de klep en de plaat van de brievenbus meer dan tien meter verderop op straat zijn beland. Ook is hierdoor de woning van binnen beschadigd, waarbij onder andere een metalen stang van de brievenbus zich door de toiletdeur heeft geboord. De ontploffing vond plaats rond 17.30 uur, een tijdstip waarop mensen veelal thuis zijn of net thuiskomen van werk. Het is dus een geluk dat er op dat moment geen mensen in de woning aanwezig waren of daar op straat liepen en dat niemand gewond is geraakt. [getuige 2] en [getuige 1] hebben verklaard dat zij ruzie hadden met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die hen ervan beschuldigden dat zij met andere jongens om zouden gaan. De rechtbank vindt het zorgelijk en rekent het de verdachte ook aan dat hij zich kennelijk geroepen voelde om uit wraak voor iets wat hem niet aanging over te gaan tot dit plan. [getuige 2] heeft zich door de ontploffing bij haar woning bedreigd gevoeld en [getuige 1] was bang dat dit ook bij haar thuis zou gebeuren. Maar dit feit heeft niet alleen gevolgen gehad voor het veiligheidsgevoel van de twee meisjes. Ook de buren zijn opgeschrikt door de harde knal en de ontploffing zal ook tot angstige gevoelens hebben geleid bij familieleden van de meisjes. Dat geldt ook voor de maatschappij in het algemeen, te meer nu ontploffingen bij woningen de laatste tijd regelmatig voorkomen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 7 oktober 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad.
De Raad heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met een proeftijd van één jaar en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan traumabehandeling bij De Waag en aan de al ingezette coaching en begeleiding door Nova Forte Zorg. Hoewel het algemeen recidiverisico hoog is, is het dynamisch risicoprofiel laag. De verdachte werkt, heeft kortgeleden een zoontje gekregen en wil werken aan de trauma’s uit zijn jeugd. De Raad heeft haar advies op de terechtzitting gehandhaafd.
Namens de jeugdreclassering is op de terechtzitting aangesloten bij het advies van de Raad. De jeugdreclassering heeft hieraan toegevoegd dat de verdachte zich tot op heden aan alle schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Met name de coach vanuit Nova Forte Zorg wordt als waardevol gezien.
De coach van Nova Forte Zorg heeft op de terechtzitting onderschreven wat door de jeugdreclassering naar voren is gebracht. De verdachte heeft behoefte aan iemand waar hij op terug kan vallen en die met hem meedenkt. De coach heeft intensief en goed contact met de verdachte.
Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Ten voordele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij zich gedurende een lange periode goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat de redelijke termijn ruimschoots is overschreden.
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken en is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van honderd (100) dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een deel van deze jeugddetentie, groot negentig (90) dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, wat betekent dat de verdachte niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke deel een proeftijd van één jaar, om de verdachte ervan te weerhouden een nieuw strafbaar feit te plegen voor het einde van de proeftijd. De rechtbank vindt het verder noodzakelijk dat de traumabehandeling van de verdachte, die op het punt staat te beginnen, plaatsvindt en dat de begeleiding van de coach vanuit Nova Forte Zorg wordt voortgezet. Voorwaarden van die strekking zullen dan ook aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie worden verbonden.
6.4.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten het teweegbrengen van een ontploffing. Gezien het feit dat zonder traumabehandeling en voortzetting van de coach van Nova Forte Zorg het recidiverisico kan toenemen, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.5.
Vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten één stuk vuurwerk van het type Thunder Twins, één doos vuurwerk van het type Thunder Twins en drie stuks vuurwerk van het type Dumbum F2, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en tevens is het bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.093,64 ingediend tegen de verdachte wegens materiele en immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 2 (openlijk geweld) ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
- beschadigde broek € 73,69
- beschadigd shirt € 69,95
De totale gevorderde materiële schade bedraagt € 143,64. De gestelde immateriële schade bedraagt € 950,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schade.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36b, 36d, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
honderd (100) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot negentig (90) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij
een proeftijd vast van één jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • zal meewerken aan hulpverlening van De Waag of een soortgelijke instelling, bestaande uit traumabehandeling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;
  • zal meewerken aan begeleiding door een coach van Nova Forte Zorg of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;
  • zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en zich zal melden op afspraken met de jeugdreclassering, zolang en zo vaak de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt.
Geeft opdracht aan de Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten tien (10) dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Onttrekt aan het verkeer:
  • één stuk vuurwerk van het type Thunder Twins ( [nummer] );
  • drie stuks vuurwerk van het type Dumbum F2 ( [nummer] );
  • één doos vuurwerk van het type Thunder Twins ( [nummer] ).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.C. Oosterbroek, voorzitter,
mr. C.E. Voskens en mr. E.K.A. van den Bos, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. van Veen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2025.
Mr. E.K.A. van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.