4.3.3Bewijsoverweging incident 4 (brandstichting [adres 1] in Middenbeemster 14 april 2023)
Inleiding
Op vrijdag 14 april 2023 om 03.08 uur vond een explosie plaats bij de voordeur van de woning gelegen aan [adres 1] te Middenbeemster. Voor de deur van de woning is een ‘Vuurwerk-Brandstof-Combinatie’ (hierna: vuurwerkbom) geplaatst en tot ontploffing gebracht. De bewoners waren op dat moment niet in de woning aanwezig. Er heeft brand gewoed in de woning en naastgelegen woningen moesten als gevolg van de brand worden ontruimd. [de verdachte] is aangemerkt als verdachte van het teweegbrengen van de ontploffing.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Forensisch onderzoek en camerabeelden
Uit forensisch onderzoek blijkt dat de explosie en de daarop volgende brand in de woning is veroorzaakt door een vuurwerkbom die bij de voordeur van de woning tot ontploffing is gebracht. Op camerabeelden is te zien dat een persoon om 3:08 uur naar de woning loopt en een bundel flessen bij de voordeur van de woning aan [adres 1] neerzet. Deze persoon steekt wat aan, rent weg en kort daarop volgt een explosie. De persoon rent naar de [straat] , stapt als bijrijder in een Volkswagen Polo, waarna die auto wegrijdt. Uit onderzoek blijkt dat [de verdachte] de bestuurder is van deze auto.
De brand heeft zich uitgebreid naar de hal achter de voordeur van de woning. Als niet tijdig was geblust, had branduitbreiding (via de gevel en ramen) kunnen plaatsvinden naar de woning van de buren.
Verklaring [de verdachte]
heeft verklaard dat hij op 14 april 2023 een voor hem onbekende man heeft opgehaald in Amsterdam Zuidoost en dat hij de man naar een voor hem onbekende plek, [adres 1] in Middenbeemster, heeft gebracht. De man stapte uit en na enkele minuten hoorde [de verdachte] een harde knal. [de verdachte] heeft de man daarna terug naar Amsterdam-Zuidoost gebracht.
Whatsappberichten tussen [de verdachte] en zijn vriendin
In de nacht van de explosie op 14 april 2023 hebben [de verdachte] en zijn vriendin [vriendin van de verdachte] tussen 02:28 uur en 5:51 uur (onder meer) de volgende whatsappberichten naar elkaar gestuurd:
- 2:28:08 uur, van [vriendin van de verdachte] naar [de verdachte] :
- 2:28:18 uur, van [de verdachte] naar [vriendin van de verdachte] :
- 2:28:31 uur, van [vriendin van de verdachte] naar [de verdachte] :
- 2:28:41 uur, van [de verdachte] naar [vriendin van de verdachte] :
Om 3:09 uur vindt de explosie aan de [adres 1] in Middenbeemster plaats.
- 3:44 uur, van [vriendin van de verdachte] naar [de verdachte] :
- 3:45 uur, van [de verdachte] naar [vriendin van de verdachte] :
- 3:45 uur, van [vriendin van de verdachte] naar [de verdachte] :
- 3:46 uur, van [de verdachte] naar [vriendin van de verdachte] :
- 3:46 uur, van [vriendin van de verdachte] naar [de verdachte] :
- 3:46 uur, van [de verdachte] naar [vriendin van de verdachte] :
- 4:44 uur, van [vriendin van de verdachte] naar [de verdachte] :
- 5:16 uur, van [vriendin van de verdachte] naar [de verdachte] :
- 5:19 uur, van [de verdachte] naar [vriendin van de verdachte] :
- 5:26 uur, van [vriendin van de verdachte] naar [de verdachte] :
- 5:43 uur, van [vriendin van de verdachte] naar [de verdachte] :
- 5:44 uur, van [de verdachte] naar [vriendin van de verdachte] :
- 5:45 uur, van [de verdachte] naar [vriendin van de verdachte] :
- 5:51 uur, van [de verdachte] naar [vriendin van de verdachte] :
Vrijspraak medeplegen teweegbrengen ontploffing
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de deelnemer aan het delict van voldoende gewicht moet zijn. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat een dergelijke samenwerking tussen [de verdachte] en een of meer anderen gericht op het teweegbrengen van de ontploffing dan wel brandstichting niet kan worden vastgesteld. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen kan namelijk niet worden afgeleid dat [de verdachte] een wezenlijke bijdrage aan de totstandkoming van het delict heeft geleverd. [de verdachte] zal daarom van het primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid teweegbrengen ontploffing
De vervolgvraag is of [de verdachte] medeplichtig is geweest aan het teweegbrengen van een ontploffing en brandstichting. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, en legt hierna uit waarom.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte was gericht op zowel de behulpzaamheid als op het gepleegde misdrijf (het gronddelict). Dit wordt ook wel dubbel opzet genoemd.
De rechtbank stelt voorop dat [de verdachte] volgens zijn eigen verklaring midden in de nacht een onbekende man in Amsterdam heeft opgehaald en die man naar een voor hem onbekende plek in Middenbeemster heeft gebracht. Deze man had, gelet op de camerabeelden en het forensisch onderzoek, een aan elkaar gebonden pakket van vier flessen motorbenzine en een stuk vuurwerk bij zich. Gelet op de omvang van deze vuurwerkbom, kan het niet anders zijn dan dat [de verdachte] dit heeft opgemerkt en aldus op de hoogte is geraakt van het plan om een vuurwerkbom te plaatsen. De man is nabij de woning in Middenbeemster uitgestapt. [de verdachte] heeft op hem gewacht en hem vervolgens teruggebracht naar Amsterdam.
Dat [de verdachte] wist dat hij zijn medewerking aan een strafbaar feit zou verlenen, volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit het hiervoor weergegeven chatgesprek tussen [de verdachte] en [vriendin van de verdachte] . Reeds voorafgaand aan de explosie zegt [vriendin van de verdachte] tegen [de verdachte] dat hij het moet melden zodra hij veilig is. Ze vraagt aan [de verdachte] of hij al bezig is, waarop [de verdachte] antwoordt dat hij nog dingen aan het regelen is. Nadat de explosie heeft plaatsgevonden vraagt [vriendin van de verdachte] of [de verdachte] “veilig” is en [de verdachte] antwoordt dat het “gelukt” is. Als [de verdachte] zegt dat hij nog niet naar huis komt, waarschuwt [vriendin van de verdachte] dat hij mogelijk “gepakt” (de rechtbank begrijpt: aangehouden) kan worden. Daarna laat [vriendin van de verdachte] nogmaals weten zich zorgen te maken. Blijkbaar heeft [de verdachte] aan zijn vriendin verteld dat hij iets ging doen wat niet veilig was en waarvoor hij mogelijk opgepakt kon worden door de politie.
Kortom, [de verdachte] wist dat hij zou helpen bij het plegen van een strafbaar feit. In elk geval in de auto is [de verdachte] op de hoogte geraakt van het plan om een vuurwerkbom tot ontploffing te brengen. [de verdachte] heeft daarbij geholpen door de onbekende man naar de betreffende woning in Middenbeemster te brengen, te blijven wachten en de vlucht voor die man mogelijk te maken.
De verklaring van [de verdachte] ter zitting dat zijn vriendin ( [vriendin van de verdachte] ) zich wel vaker zorgen om hem maakte terwijl daar die nacht geen enkele aanleiding voor was, acht de rechtbank gelet op het voorgaande ongeloofwaardig.
Te duchten levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor personen
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de brand niet alleen gemeen gevaar voor goederen, maar ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, te weten de bewoners van de naastgelegen woningen, te duchten was. Van zodanig te duchten gevaar is sprake als ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing/de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest dat goederen beschadigd kunnen raken en mensen door de brand zouden kunnen omkomen of zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Dat dit het geval is geweest, leidt de rechtbank af uit de bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de woning aan [adres 1] in (hevige) brand stond en dat meerdere omliggende woningen, waarvan de bewoners aanwezig waren, naar het oordeel van de brandweer moesten worden ontruimd. Uit forensisch onderzoek blijkt dat de brand zich al had uitgebreid naar de hal achter de voordeur en dat de brand zich had kunnen ontwikkelen tot een uitslaande brand naar de naastgelegen woning. In deze woning waren mensen aanwezig en zij lagen blijkens het forensisch rapport te slapen. Dat de brand tijdig geblust is, alvorens deze heeft kunnen overslaan naar de woning(en) van buren, betekent niet dat er geen levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Het verweer van de raadsvrouw dat geen levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was, wordt daarom verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [de verdachte] medeplichtig is aan het teweegbrengen van een ontploffing en brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was en terwijl daarvan levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
Uit het dossier blijkt niet dat degene die de vuurwerkbom heeft aangestoken nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander. [de verdachte] wordt daarom van medeplichtigheid aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing vrijgesproken.