ECLI:NL:RBNHO:2025:14305

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
7 december 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 4280 en 25 _ 4281
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag voor taxichauffeur na meerdere verkeersovertredingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 5 november 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiser om een verklaring omtrent gedrag (VOG) behandeld. Eiser, die als taxichauffeur aan de slag wil gaan, heeft op 14 april 2025 een aanvraag ingediend voor een VOG. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 19 juni 2025 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 22 september 2025 bevestigd. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld, vergezeld van een verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 22 oktober 2025 behandeld. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de VOG ten onrechte heeft geweigerd, onder andere omdat hij stelt dat sommige verkeersovertredingen niet door hem, maar door chauffeurs die voor hem reden, zijn begaan. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de staatssecretaris de VOG terecht heeft afgewezen, omdat eiser meerdere verkeersovertredingen heeft begaan die binnen de terugkijktermijn vallen. De voorzieningenrechter concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de afwijzing van de VOG in het belang van de samenleving is, en dat de persoonlijke belangen van eiser niet zwaarder wegen dan de bescherming van de samenleving.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van taxichauffeurs, en stelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de verkeersdelicten van eiser onverenigbaar zijn met de functie van taxichauffeur.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 25/4280 en 25/4281
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 november 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Cras),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.P. Stehouwer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om een verklaring omtrent gedrag (VOG). Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij heeft daarom beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Hij voert een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de staatssecretaris de VOG heeft mogen afwijzen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op het beroep, wijst hij het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 14 april 2025 een aanvraag ingediend voor een VOG, omdat hij als taxichauffeur aan de slag wil gaan. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 19 juni 2025 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 september 2025 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De staatssecretaris heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.
2.3.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De staatssecretaris beoordeelt een aanvraag voor een VOG aan de hand van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2024 (de beleidsregels). Daarin staat dat wordt getoetst aan het objectieve en het subjectieve criterium. De staatssecretaris maakt daarbij gebruik van screeningsprofielen waarin specifieke risico’s worden benoemd per screeningsprofiel. Voor eiser geldt het screeningsprofiel ‘Taxibranche; chauffeurskaart’.
4. Het objectieve criterium houdt in dat de staatssecretaris een VOG weigert als er binnen de terugkijktermijn justitiële gegevens over de aanvrager zijn aangetroffen, die – als ze worden herhaald – een risico vormen voor de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. In de taxibranche geldt een terugkijktermijn van vijf jaar.
5. Op 16 januari 2025 is eiser in aanraking gekomen met politie/justitie wegens het overtreden van de maximumsnelheid. Inmiddels is hij daarvoor door de kantonrechter veroordeeld; € 1.000,- boete en een voorwaardelijke rijontzegging van 3 maanden, met verlenging van de proeftijd met een jaar. Eiser is op 9 oktober 2024 veroordeeld wegens het (op 24 oktober 2023) overschrijden van de maximumsnelheid tot een geldboete van € 750,- en een ontzegging van rijbevoegdheid voor 5 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan eiser is op 1 mei 2024 bij strafbeschikking een geldboete van € 280,- opgelegd wegens het (op 4 maart 2024) overschrijden van de maximumsnelheid. Eiser is op 31 mei 2022 veroordeeld wegens het (op 1 januari 2021) overschrijden van de maximumsnelheid tot een geldboete van € 580,- en een voorwaardelijke rijontzegging voor 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Eiser is op 13 juli 2021 veroordeeld wegens (op 3 december 2020) bumperkleven tot een geldboete van € 750,- en een rijontzegging voor 3 maanden.
6. Dat (op grond van deze feiten) voldaan is aan het objectieve criterium is tussen partijen niet in geschil.
7. De staatssecretaris kan op grond van paragraaf 3.1.4 van de beleidsregels, ondanks dat voldaan is aan het objectieve criterium, toch overgaan tot verstrekking van de VOG als het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van de samenleving (het subjectieve criterium). De vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden is of het belang van eiser in dit geval zwaarder moet wegen.
8. Eiser heeft in het kader van het subjectieve criterium aangevoerd dat een aantal van de verkeersovertredingen niet door hem zijn begaan, maar door chauffeurs die destijds voor hem reden. Het enkele feit dat deze wel op zijn naam geregistreerd staan betekent niet dat de staatssecretaris dat in zijn nadeel mag wegen. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft eiser twee verklaringen van oud-medewerkers ingebracht. Die verklaren dat boetes door eiser werden voldaan.
Eiser voert verder aan dat het feit dat hij als beroepschauffeur zo veel op de weg zit de kans groter maakt dat hij een overtreding begaat. Dit is door de staatssecretaris onvoldoende meegewogen. Bovendien heeft eiser de verkeersovertredingen nooit begaan tijdens de werkzaamheden in de logistiek maar in privétijd. Dat maakt bij het objectief criterium niet uit, maar moet volgens eiser wel meegewogen worden bij alle omstandigheden onder het subjectieve criterium. Hij was, is en blijft een betrouwbare en integere beroepschauffeur. Wat volgens eiser ook relevant is, is dat het alleen gaat om verkeersdelicten, zaken die zijn afgedaan met geldboetes en voorwaardelijke rijontzeggingen.
Eiser stelt verder dat hij zijn rijgedrag heeft aangepast, zodat de staatssecretaris dat in zijn voordeel had moeten wegen. Eiser heeft er daarbij op gewezen dat de rechter die positieve instelling heeft gezien en aangenomen en heeft hem een laatste kans gegeven zijn rijbewijs te houden, door een geheel voorwaardelijk rijontzegging van 3 maanden op te leggen en de proeftijd te verlengen.
En andere recidive beperkende factor kan volgens eiser worden gevonden in de relatief nieuwe verzekering van Traksi waarbij eiser zijn voertuig heeft aangemeld. Veilig rijgedrag wordt beloond. Ook KIWA voert continue screening uit.
Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd hoe zijn persoonlijke belangen zijn meegewogen. Die belangen zijn groot. Hij is zelfstandig ondernemer, heeft jarenlang ervaring binnen (uitsluitend) de transportbranche en werkt sinds drie jaar als zelfstandig chauffeur. Zonder VOG verliest hij zijn volledige inkomstenbron. Er is nu al sprake van een hoge schuldenlast, van enkele tienduizenden euro’s. Hij heeft een gezin met twee minderjarige kinderen te onderhouden. Andere werkzaamheden zijn voor eiser gezien zijn leeftijd en eenzijdig arbeidsverleden niet realistisch.
9. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de door eiser overgelegde verklaringen van oud-werknemers niet aantonen dat de overtredingen niet door eiser zijn begaan.
De staatssecretaris stelt verder dat eiser nog te kort geleden in aanraking gekomen is voor het plegen van een verkeersdelict hetgeen absoluut onverenigbaar is met het doel waarvoor de VOG is aangevraagd. In de omstandigheid dat de kantonrechter eiser geen onvoorwaardelijke rijontzegging voor deze overtreding heeft opgelegd ziet de staatssecretaris geen reden anders te oordelen. De staatssecretaris heeft er daarbij op gewezen dat de proeftijd verlengd is met een jaar. De staatssecretaris heeft verder betrokken dat eiser voor het plegen van meerdere strafbare feiten binnen en buiten de terugkijktermijn is veroordeeld en dat er sprake is van recidive. Hierdoor schat de staatssecretaris de kans dat eiser opnieuw de fout in gaat als groter in. De staatssecretaris heeft zwaar laten meewegen dat eiser tijdens zijn proeftijd die met de veroordeling van 31 mei 2022 is opgelegd twee verkeersdelicten heeft gepleegd. Ook deze omstandigheid maakt dat de staatssecretaris de kans hoger inschat dat eiser weer gedrag laat zien dat niet past bij de functie van taxichauffeur. Voorts heeft de staatssecretaris meegewogen dat het niet om lichte strafbare feiten gaat. In het justitieel documentatiesysteem (JDS) worden pas snelheidsovertredingen opgenomen als er meer dan 30 kilometer per uur te hard wordt gereden. De verkeersfeiten die eiser heeft gepleegd, betreffen dus forse overschrijdingen. Eiser heeft hier ook forse straffen voor opgelegd gekregen in de vorm van hoge boetes en lange periodes van ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen met een aantal keren ook een lange proeftijd. Hiernaast benadrukt de staatssecretaris dat de verkeersdelicten waarvoor eiser is veroordeeld, gelet op het screeningsprofiel dat in dit geval is toegepast, bij uitstek onverenigbaar zijn met de functie van taxichauffeur. Een taxichauffeur draagt de verantwoordelijkheid voor het welzijn en de veiligheid van passagiers. Eén van de risico’s is dat de veiligheid van de passagiers en medeweggebruikers in gevaar wordt gebracht. Dit risico kan veroorzaakt worden door overschrijding van de maximumsnelheid en bumperkleven.
De omstandigheid dat eiser zijn taxivoertuig heeft aangemeld voor een nieuwe verzekering van Traksi wat een recidivebeperkende factor zou zijn, betekent volgens de staatssecretaris niet dat er geen risico’s zijn.
De staatssecretaris heeft er begrip voor dat eiser baat heeft om zijn baan als taxichauffeur te behouden, omdat hij voor zijn inkomsten en bedrijfsvoering van dit werk afhankelijk is, maar dat maakt niet dat de belangenafweging in zijn voordeel uit moet vallen. Niet is uitgesloten dat eiser voor een andere functie een VOG zou kunnen krijgen. Ook bestaat er de mogelijkheid om werk te verrichten waarvoor geen VOG nodig is of waarvoor geen diploma’s of relevante werkervaring vereist is. Daarbij is eiser niet voorgoed uitgesloten van het verkrijgen van de aangevraagde VOG. Als hij zich op het juiste pad gaat begeven en zich onthoudt van het plegen van strafbare feiten, zal tijdsverloop op een gegeven moment in het voordeel gaan werken en als doorslaggevende factor kunnen gaan meewegen.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat ook aan het subjectieve criterium wordt voldaan. De staatssecretaris heeft alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging betrokken, ook de langdurige, eenzijdige werkervaring van eiser en de investeringen die hij heeft gedaan.
11. De staatssecretaris heeft mogen meewegen dat er nog maar een kort tijdsverloop is sinds de laatste keer dat eiser met justitie in aanraking is gekomen, dit is namelijk slechts drie maanden voor de aanvraag. Ook heeft de staatssecretaris zwaar mogen laten wegen dat de door eiser begane overtredingen forse overschrijdingen van de maximumsnelheid betreffen, die niet licht zijn afgedaan. De stelling dat er overtredingen in het JDS staan, die niet door hem zijn gepleegd, is niet onderbouwd door de verklaringen van de oud-medewerkers. Daaruit valt immers alleen op te maken dat eiser boetes heeft betaald die door anderen veroorzaakt waren, maar welke boetes dat waren, de hoogte ervan en waarvoor komt uit de verklaringen niet naar voren. De staatssecretaris heeft er dan ook van mogen uitgaan dat de feiten die in het JDS staan door eiser zijn begaan.
De stelling van eiser dat hij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat hij zijn lesje nu wel heeft geleerd, zoals hij ter zitting aangaf, vindt op dit moment nog onvoldoende steun in de feiten. Eiser heeft immers snel (in januari 2025) nadat hem weer een proeftijd was opgelegd (in oktober 2024) opnieuw een forse snelheidsovertreding begaan.
Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Van gelijke gevallen is immers geen sprake.
12. De voorzieningenrechter heeft begrip voor de belangen van eiser bij de afgifte van de VOG en voor het feit dat hij graag weer wil werken. De staatssecretaris heeft echter wel in redelijkheid de bescherming van de samenleving op dit moment belangrijker kunnen vinden dan de persoonlijke situatie van eiser.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de VOG-aanvraag heeft mogen afwijzen. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.