In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 5 november 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiser om een verklaring omtrent gedrag (VOG) behandeld. Eiser, die als taxichauffeur aan de slag wil gaan, heeft op 14 april 2025 een aanvraag ingediend voor een VOG. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 19 juni 2025 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 22 september 2025 bevestigd. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld, vergezeld van een verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op 22 oktober 2025 behandeld. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de VOG ten onrechte heeft geweigerd, onder andere omdat hij stelt dat sommige verkeersovertredingen niet door hem, maar door chauffeurs die voor hem reden, zijn begaan. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de staatssecretaris de VOG terecht heeft afgewezen, omdat eiser meerdere verkeersovertredingen heeft begaan die binnen de terugkijktermijn vallen. De voorzieningenrechter concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de afwijzing van de VOG in het belang van de samenleving is, en dat de persoonlijke belangen van eiser niet zwaarder wegen dan de bescherming van de samenleving.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van taxichauffeurs, en stelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de verkeersdelicten van eiser onverenigbaar zijn met de functie van taxichauffeur.