ECLI:NL:RBNHO:2025:14414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
15/220410-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitvoer van harddrugs en de strafmaat in een strafzaak tegen een verdachte uit Australië

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 26 november 2025, is de verdachte, een 69-jarige man uit Australië, beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van 4-Chloormethcathinone (4-CMC), een harddrug. De verdachte was op 31 juli 2025 in Amsterdam en had een koffer met bijna 4 kilo 4-CMC bij zich, die hij op verzoek van onbekenden naar de Malediven moest vervoeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn vermoedens over de inhoud van de koffer, deze niet heeft geopend en bewust de kans heeft aanvaard dat hij verdovende middelen uitvoerde. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, maar de rechtbank matigde de straf tot 30 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en financiële situatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan na een openbare zitting op 12 november 2025, waar de verdachte en zijn raadsman hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit en legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/220410-25 (P)
Uitspraakdatum: 26 november 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 november 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Schiphol, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 31 juli 2025 te gemeente Amsterdam en/of Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer een hoeveelheid van een materiaal bevattende
4-Chloormethcathinone (4-CMC), zijnde 4-Chloormethcathinone (4-CMC) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij geen (voorwaardelijk) opzet had op de (verlengde) uitvoer van de in de koffer aangetroffen 4-CMC.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vermeld en die nader is toegelicht in onderstaande bewijsmotivering.
3.3.2
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. De verdachte is op 19 juli 2025 naar aanleiding van een e-mail en verder contact via WhatsApp met onbekenden, op kosten van deze onbekenden naar Nederland gekomen om tegen een zeer hoge vergoeding van 3.2 miljoen Amerikaanse dollars vanuit Nederland een koffer met cadeautjes naar het buitenland te vervoeren. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dit een raar verzoek te hebben gevonden. Hij verklaarde het vermoeden te hebben gehad dat het mogelijk ging om het smokkelen van verdovende middelen, omdat Nederland bekend staat als drugsland en vanwege de in het vooruitzicht gestelde hoge vergoeding. Omdat hij niets te verliezen had is hij er toch op ingegaan. Op 31 juli 2025 heeft de verdachte in de lobby van het hotel waar hij verbleef een onbekende man genaamd “Chris” ontmoet. Van deze “Chris” heeft de verdachte een koffer in ontvangst genomen, om met die koffer op dezelfde dag naar de Malediven te vliegen en tegen afgifte daarvan uitbetaald te kunnen worden. Daarna is hij zonder de koffer te openen om te controleren wat er daadwerkelijk in zat, daarmee in een taxi naar Schiphol gestapt. Na staandehouding van de taxi door de marechaussee en na de aanhouding van de verdachte, bleek er in de koffer in totaal 3.970,6 gram 4-CMC te zitten.
Deze feiten en omstandigheden leveren een zodanig verdachte situatie op, dat het op de weg van de verdachte had gelegen om (nader) onderzoek te doen naar de inhoud van de koffer. Door dit niet te doen, terwijl de verdachte hiertoe wel de gelegenheid had, en de koffer vervolgens mee te nemen in de taxi naar Schiphol met de bedoeling die koffer naar de Malediven te vervoeren, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij verdovende middelen zou uitvoeren.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet had op de uitvoer van 4-CMC uit Nederland. Het verweer van de verdediging wordt dus verworpen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 31 juli 2025 te Amsterdam opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-Chloormethcathinone (4-CMC).
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte – conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor uitvoer van harddrugs – zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij wijze van strafmaatverweer verzocht om aan te sluiten bij de
LOVS-oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben dan wel vervoeren van een hoeveelheid harddrugs, wat zou neerkomen op een gevangenisstraf van maximaal 16 maanden. Daarop zou naar de mening van de raadsman nog een matiging moeten worden toegepast wegens de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en omdat tegen de verdachte verschillende opsporingsbevoegdheden zijn ingezet waarmee inbreuk is gemaakt op zijn privéleven. Bovendien moet rekening worden gehouden met het feit dat er gelet op de observaties nooit een risico is geweest dat de 4-CMC daadwerkelijk zou worden uitgevoerd en/of op de markt zou komen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in de zin van artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet schuldig gemaakt aan het buiten het grondgebied van Nederland brengen van bijna 4 kilo harddrugs, te weten 4-CMC. De hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in drugs gaat gepaard met vele andere vormen van, ook zware, criminaliteit zoals levensdelicten. Bovendien brengt het gebruik van 4-CMC in zijn algemeenheid gezondheidsrisico's mee voor de gebruikers. Daarnaast schuilt in de productie van 4-CMC nog ander gevaar, zoals ontploffingsgevaar en schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van de bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat de verdachte uit Australië afkomstig is en 69 jaar oud is. De verdachte is daar zijn woning verloren en heeft voorafgaand aan het plegen van het feit onder moeilijke financiële omstandigheden in een hostel gewoond. Ook ervaart hij zijn detentie in Nederland als zeer zwaar.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de
LOVS-oriëntatiepunten. Bij het uitvoeren uit Nederland van 3 tot 4 kilo harddrugs geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 30 tot 36 maanden. Op basis van de onder de verdachte aangetroffen hoeveelheid 4-CMC, te weten bijna 4 kilo, zou dit neerkomen op een gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank ziet in de hierboven genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aanleiding dit enigszins te matigen tot de laagste straf binnen voornoemde bandbreedte. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2, 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden; en
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Talmricht, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Bleijendaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2025.
Bijlage: de bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

1.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting

De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 12 november 2025 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Het klopt dat ik vanuit Australië op 19 juli 2025 op Schiphol aankwam. En dat ik naar Nederland ben gekomen omdat ik vanuit hier een koffer voor een ‘paymaster office’ moest meenemen waarvoor ik 3,2 miljoen US dollar zou krijgen. Eerst was de bestemming Japan, later werd dat gewijzigd naar de Malediven. Ik vond dat behoorlijk raar en had het vermoeden dat het mogelijk ging om het vervoeren van verdovende middelen, want zoveel geld krijg je niet zomaar uit het niets. Ik heb het toch gedaan, want ik dacht, alles wordt voor mij betaald en ik heb niets te verliezen. Ik was zo voorzichtig mogelijk omdat Nederland bekend staat als drugsland.
Op 31 juli 2025 kreeg ik in de lobby van het hotel in Amsterdam van ene Chris een koffer, contant geld en documenten. Ik wist niet wat er in de koffer zat en ik heb niet in de koffer gekeken. Ik vermoedde wel een beetje dat er drugs in zouden kunnen zitten. Het klopt dat ik een vliegticket had en die dag met de koffer zou gaan vliegen naar de Malediven, waarna ik daar zou worden betaald. Toen ik in de taxi onderweg naar Schiphol zat zei de chauffeur, we worden aangehouden en toen zei ik: dat verbaast me niet.

2.Een proces-verbaal van bevindingen van 31 juli 2025 (pagina 37 e.v.):

Op 31 juli 2025, omstreeks 11:00 uur, waren wij, verbalisanten, belast met de observatie van verdachte [verdachte] geboren op [geboortedatum en -plaats]. Kort samengevat kreeg [verdachte] in de lobby van het [naam 1] hotel te Amsterdam, een blauwe rolkoffer overhandigd door een op dat moment onbekende man. Nadat [verdachte] deze rolkoffer overhandigd kreeg stapte hij voor de ingang van het [naam 1] hotel in een taxi, voorzien van kenteken [kenteken].
Verbalisanten zagen dat [verdachte] een zwarte rolkoffer, een rugtas en de aan hem overhandigde blauwe rolkoffer liet inladen in de taxi, en vervolgens zelf plaatsnam als passagier achter de bestuurder. Kort daarna zagen zij de taxi het terrein van het [naam 1] hotel afrijden. Wij, verbalisanten [naam 2] en [naam 3], gaven hem middels het stoptransparant van ons dienstvoertuig een stopteken op de Hessenbergweg te Amsterdam. Wij zagen dat de taxi hier gehoor aan gaf en zijn voertuig tot stilstand bracht.
Wij, verbalisanten [naam 4] en [naam 5], openden de zijdeur van de taxi en legitimeerden ons als verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee aan [verdachte]. Wij hoorden dat [verdachte] hier direct op antwoordde met “Ik wist al dat er iets niet goed was, wat kan ik voor jullie doen?” [verdachte] wees direct naar een blauwe rolkoffer, welke zich in het bagageruim van de taxi bevond. [verdachte] verklaarde deze koffer zojuist gekregen te hebben in het [naam 1] hotel van een voor hem onbekende man. Wij, verbalisanten [naam 4] en [naam 2], openden hierop de koffer en zagen dat er zich hierin een paar zwarte sneakers bevond. Bij het verplaatsen van de sneakers viel ons op dat deze erg zwaar aanvoelden voor een paar schoenen. Na het verwijderen van alle inhoud openden wij de rits van de inlegbekleding van de blauwe rolkoffer. Achter deze rits zagen wij dat er een middels grijze tape iets over de originele binnenwand van de koffer was geplakt. Tevens voelden wij dat er zich een verdikking tussen de binnen en buitenwand van de koffer bevond.

3. Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 31 juli 2025 (pagina 53 e.v.):

Bij een nader onderzoek in de bagage van verdachte [verdachte] met daarin verdovende middelen, zagen wij, verbalisanten, het navolgende:
Na opening van de voornoemde rolkoffer troffen wij de navolgende goederen aan:
- l x schrijfmap, inhoudende vermoedelijke verdovende middelen;
- l x paar schoen van merk Graceland, inhoudende vermoedelijke verdovende middelen.
- Tevens zagen wij dat er in de achterwand nog een pakket zat met daarin vermoedelijk verdovende middelen.
Wij hebben de items met daarin de verdovende middelen als volgt gecategoriseerd:
Categorie A: Pakket uit achterwand
Categorie B: Schrijfmap
Categorie C: Schoenen
NETTOGEWICHT VERDOVENDE MIDDELEN
Categorie A: 2983,0 gram
Categorie B: 495,5 gram
Categorie C: 491,7 gram
Totaal netto gewicht: 3970,6 gram
Ik, Meijering, heb van elke categorie een representatief monster genomen van de aangetroffen stof, bestemd om ter analyse te worden onderzocht door het Douanelab daar de stof niet direct vastgesteld kon worden in twee van de drie gevallen.
Bij het Drugsteam Schiphol te Badhoevedorp zijn voornoemde monsters vastgelegd door middel van een sporen identificatienummer (SIN):
Categorie A: SIN AAOP5324NL
Categorie B: SIN AAOP5325NL
Categorie C: SIN AAOP5326NL

4. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Douane Laboratorium van 5 augustus 2025 (pagina 82):

Op 01-08-2025 ontving ik, ondergetekende, [naam 6], MSc, wetenschappelijk medewerker bij het Douane Laboratorium te Amsterdam van het district Koninklijke Marechaussee Luchtvaart Schiphol, een verzegelde plastic zak met daarin:
AAOP5324NL) een verzegeld plastic zakje met beige korrelig materiaal
AAOP5325NL) een verzegeld plastic zakje met beige korrelig materiaal
AAOP5326NL) een verzegeld plastic zakje met beige korrelig materiaal
CONCLUSIE:
Het materiaal van alle bovenvermelde SIN-nummers bevat 4-CMC.