ECLI:NL:RBNHO:2025:14451

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
C/15/371132 / KG ZA 25-682
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van een woning in kort geding tussen ex-partners met hypotheekachterstand

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vordert de vrouw in kort geding dat zij wordt gemachtigd om de gezamenlijke woning te verkopen. De partijen zijn ex-partners en gezamenlijk eigenaar van de woning, maar de man heeft een achterstand in de hypotheekbetalingen laten ontstaan, wat heeft geleid tot een BKR-registratie. De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend, maar deze is nog niet behandeld door de rechtbank. De vrouw stelt dat zij financieel niet in staat is om de hypotheekachterstand te betalen en dat de man niet zal bijspringen. De man betwist de spoedeisendheid van de vordering en stelt dat hij een regeling wil treffen voor de achterstand. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien de hypotheekachterstand en de BKR-registratie. De voorzieningenrechter machtigt de vrouw om de woning te verkopen, maar wijst de ontruiming af, omdat de man heeft toegezegd zijn verplichtingen na te komen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/371132 / KG ZA 25-682
Vonnis in kort geding van 8 december 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. Y. Bruin,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. T.M. Melissen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 november 2025, met producties 1-2;
- de brief van de vrouw, met producties 3-4;
- de brief van de man, met producties 1-2;
- de mondelinge behandeling van 24 november 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De uitgangspunten

2.1.
Partijen zijn getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. Op 28 oktober 2024 heeft de vrouw een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Noord-Holland. Tot op heden heeft de rechtbank dat verzoek nog niet behandeld.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] [woonplaats 1] (hierna: de woning). De man woont momenteel in de woning met één van de meerderjarige zoons van partijen. Partijen hadden afgesproken dat de man de aan de woning verbonden hypotheeklasten zou voldoen.
2.3.
De man heeft een achterstand laten ontstaan in de betaling van de hypotheeklasten. Op 20 november 2025 was de totale achterstand € 1.577,15.
2.4.
Vanwege de achterstand in de betalingen van de hypotheeklasten, heeft de hypotheekhouder (ING Bank) de schuld geregistreerd bij het Bureau Krediet Registratie (BKR).

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw machtigt om de woning te gelde te maken, in die zin dat het vonnis in de plaats zal treden van de toestemming van de man om alle verkoophandelingen ten aanzien van de woning te verrichten;
II.
primair: de man veroordeelt de woning binnen drie weken na betekening van het vonnis te ontruimen en ontruimd te houden;
subsidiair: de man veroordeelt dat hij alles moet doen wat in het kader van de verkoop door de makelaar wordt opgedragen/aangeraden en wat nodig is en bepaalt dat als de man hier niet zijn medewerking aan verleent de man de woning dient te ontruimen en ontruimd te houden;
III. de man veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De vrouw legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Partijen zijn het in hoofdlijnen eens dat de man de woning over zou nemen en wie de woning zou taxeren. De man is echter nog niet tot een verdeling van de woning overgegaan. Wel is er een achterstand ontstaan in de betalingen van de hypotheeklasten, waardoor er een BKR-registratie is gedaan door de bank. Het lukt de vrouw financieel gezien niet om deze achterstand te betalen. Daarnaast verwacht de vrouw dat de man deze achterstand niet op korte termijn zal (kunnen) inlossen. Tegelijkertijd lopen partijen het risico dat de woning executoriaal verkocht zal worden bij een oplopende betalingsachterstand. De vrouw wil voorkomen dat dit gebeurt en wil dan ook de woning verkopen.
De vrouw heeft verder erkend dat de man een vordering van € 26.643,61 heeft op de vrouw.
3.3.
De man voert verweer en voert daartoe aan dat zijn betaalrekening waar zijn salaris op gestort werd, geblokkeerd is. Daardoor kon hij de hypotheek niet betalen. Inmiddels heeft hij een andere betaalrekening waar zijn salaris op gestort zal worden. De man wil voor de hypotheekachterstand een regeling treffen. Volgens de man ligt het dan ook niet in de lijn der verwachtingen dat de woning per executoriale verkoop verkocht zal worden.
Daarnaast wenst hij de woning over te nemen, zodat zijn belang zwaarder weegt dan die van de vrouw om de woning te verkopen.
Voor zover de rechtbank de vrouw machtigt om de woning te verkopen, verzoekt de man om af te wijzen dat het vonnis in de plaats treedt van zijn toestemming en de gevorderde ontruiming af te wijzen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Juridisch kader in kort geding
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de vrouw ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
De man heeft het spoedeisend belang van de vrouw betwist. Hij voert aan dat de hypotheekachterstand nog te overzien valt, hij een regeling wil treffen voor die achterstand en de echtscheidingsprocedure nog loopt bij de rechtbank.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar spoedeisend belang aangevoerd dat niet langer van haar verlangd kan worden dat zij tegen haar zin in onverdeeldheid blijft. De vrouw verblijft al anderhalf jaar elders en kan haar leven niet verder inrichten. Daarnaast hebben partijen nu een BKR-registratie op hun naam door de betalingsachterstand door het uitblijven van betalingen door de man.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Weliswaar loopt de echtscheidingsprocedure al enige tijd bij de rechtbank en zal in het kader van die procedure ook de (wijze van) verdeling van de woning aan de orde zijn, maar wegens de achterstanden bij de rechtbank is niet te verwachten dat de mondelinge behandeling in de echtscheidingszaak binnen een paar maanden zal plaatsvinden. Partijen zijn gemeenschappelijk eigenaar van de woning en zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening die rust op de woning. Gelet op de ontstane hypotheekachterstand en de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw voor die hypotheekschuld, is het spoedeisend belang van de vrouw gegeven.
Verkoop woning
4.4.
De voorzieningenrechter zal op basis van de standpunten van partijen de vrouw machtigen om de woning te gelde te maken. Hij licht dit toe als volgt.
4.5.
Volgens artikel 3:174 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter die ter zake van een vordering tot verdeling bevoegd zou zijn of voor wie een zodanige vordering reeds aanhangig is, machtigen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed om daarmee een voor rekening van de gemeenschap komende schuld te voldoen of om een andere gewichtige redenen. Indien een deelgenoot voor wie een te verkopen goed een bijzondere waarde heeft, bereid is het goed tegen vergoeding van de geschatte waarde over te nemen, kan de voormelde rechter deze overneming bevelen. Ook de voorzieningenrechter kan als spoedeisende voorziening een dergelijke machtiging verlenen.
4.6.
De vrouw wil met de opbrengst van de verkochte woning de gemeenschappelijke hypotheekschuld aflossen. Zij heeft - terecht - haar zorgen geuit over de betalingsachterstand van de hypotheek en de als gevolg daarvan door de bank gedane BKR-registratie. Uit de stellingen van de man begrijpt de voorzieningenrechter dat de man op dit moment meerdere schulden heeft en het overzicht over die schulden verloren is. De man heeft daarom hulp gevraagd bij de gemeente om zijn schulden op een rij te zetten. Pas daarna kan aflossing van de schulden, waaronder de hypotheekschuld, plaatsvinden. De voorzieningenrechter constateert dat de vrouw door het slechte betalingsgedrag het risico loopt dat de bank het hele hypotheekbedrag zal opeisen en zich (al dan niet ten dele) op de woning zal verhalen.
Hoewel de man de woning graag zelf wil overnemen, acht de voorzieningenrechter de kans dat de man de woning kan financieren klein, gelet op de BKR-registratie en het feit dat de man bij meerdere andere schuldeisers schulden heeft. Dat hij een aanzienlijke vordering op de vrouw heeft (volgens de man van circa € 80.000,-), maakt dat niet anders.
In dit geval weegt het belang van de vrouw bij verkoop van de woning dan ook zwaarder dan het belang van de man bij behoud van de woning. De conclusie is daarom dat de voorzieningenrechter de vrouw zal machtigen om de woning te gelde te maken, waarbij de voorzieningenrechter ervan uit gaat dat de vrouw zo veel mogelijk in overleg met de man beslissingen neemt over de verkoop van de woning.
4.7.
De gevorderde ontruiming (onder I. primair) wijst de voorzieningenrechter af. Ter zitting heeft de man toegezegd dat hij zijn verplichtingen in het kader van een eventuele verkoop van de woning zal nakomen. In dit stadium is een ontruiming dan ook een te strenge sanctie. De subsidiaire vordering onder II. wordt wel toegewezen, met dien verstande dat de man dient mee te werken aan de verkoop van de woning en voor zover de man dit niet doet binnen een week na verzoek daartoe hij alsnog de woning dient te ontruimen. Dat verzoek moet dan afkomstig zijn van de makelaar en schriftelijk dan wel per e-mail aan de man zijn gedaan.
Proceskosten
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
machtigt de vrouw om de woning gelegen aan de [adres] [woonplaats 1] te gelde te maken, in die zin dat dit vonnis in de plaats zal treden van de toestemming van de man om alle verkoophandelingen ten aanzien van de woning te verrichten, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar door de vrouw, het tekenen van de verkoopopdrachten dan wel de volmacht voor de bank en het tekenen van het (voorlopig) koopcontract en alle andere door de notaris op te stellen akten (waaronder in ieder geval begrepen de leveringsakte) alsmede alle andere voorkomende handelingen die betrekking hebben op de verkoop van de woning,
5.2.
veroordeelt de man dat hij alles moet doen wat in het kader van de verkoop door de makelaar wordt opgedragen/aangeraden en wat nodig is waaronder onder andere, doch niet limitatief:
- het toelaten van de verkoopmakelaar ten behoeve van het waarderen van de woning en het maken van verkoopfoto’s,
- het toelaten van potentiële kopers/kijkers in de woning, zodat bezichtigingen kunnen plaatsvinden, al dan niet via open huis, waarbij de man zelf gedurende de bezichtiging de woning verlaat,
- de woning goed schoon te houden, onderhouden en zorgen dat de woning in goede staat is, ter bevordering van de verkoop,
- het toelaten van een makelaar taxateur na verkoop van de woning ten behoeve van de taxatie voor de kopende partij,
en bepaalt dat als de man hier niet zijn medewerking aan verleent, de man binnen een week na een schriftelijk verzoek van de makelaar (dan wel verzoek per e-mail van de makelaar) daartoe, de man de woning dient te ontruimen en ontruimd te houden,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1 en 5.2 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2025.