ECLI:NL:RBNHO:2025:1471

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
C/15/360283/JU RK 24-1908
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische behandeling van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 12 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vervangende toestemming voor een noodzakelijke medische behandeling van een onder toezicht en uithuisgeplaatste minderjarige, aangeduid als [de minderjarige]. De zaak is aangespannen door Jeugdbescherming Regio Amsterdam, hierna te noemen de GI. De ouders van [de minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader weigert toestemming voor de voorgestelde medicatie, terwijl de moeder instemt. De kinderrechter heeft de procedure op 2 januari 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader aanwezig was en de moeder zich had afgemeld. De GI heeft verzocht om vervangende toestemming voor medicatie, specifiek Methylfenidaat, om de ontwikkeling van [de minderjarige] te ondersteunen, gezien haar gedragsproblemen en vermoedens van hechtingsproblematiek.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de noodzaak van de medische behandeling. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige], die in een gezinshuis verblijft en te maken heeft met ernstige gedragsproblemen. De kinderrechter heeft de argumenten van de vader, die een minder ingrijpende behandeling voorstaat, gehoord, maar oordeelt dat de noodzaak voor medicatie groot is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [de minderjarige] af te wenden. De kinderrechter verleent daarom vervangende toestemming voor de medische behandeling en verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zodat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/360283 / JU RK 24-1908
Datum uitspraak: 12 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming medische behandeling
in de zaak van
Jeugdbescherming Regio Amsterdamte Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] ,
en
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 december 2024;
- de emailberichten van de vader van 27 december 2024 en van 2 januari 2025;
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI, beiden via beeld- en geluidverbinding;
- de vader.
De moeder heeft zich afgemeld voor de zitting.
1.3.
Na afloop van de zitting zijn door de GI nadere stukken ingediend, zoals ter zitting is besproken. De vader is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, zoals eveneens ter zitting is besproken. De vader heeft per e-mailberichten zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 oktober 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 4 november 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 oktober 2024 de machtiging verlengd om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinshuis, tot 4 november 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt om vervangende toestemming te verlenen voor de noodzakelijke medische behandeling van [de minderjarige] en deze toestemming zo spoedig mogelijk te verlenen. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter onderbouwing van het verzoek, voert de GI het volgende aan.
3.2.
Dit jaar is mede naar aanleiding van een neuropsychologisch onderzoek door hulpverleningsorganisatie Karakter naar voren gekomen dat [de minderjarige] in het gezinshuis en op school onrust laat zien. Zij is hyper alert en staat altijd ‘aan’.
In contact met anderen kan [de minderjarige] zich claimend en afwerend opstellen en er is een patroon van aantrekken en afstoten zichtbaar. [de minderjarige] kan ongeremd en soms te amicaal zijn naar anderen toe. Ze voelt hierin geen grenzen, praat door volwassenen heen en reageert overal op. Er lijkt sprake te zijn van forse hechtingsproblemen en gedrag dat passend is bij complex getraumatiseerde kinderen. De stress bij [de minderjarige] kan snel oplopen, waarbij in haar geval vaal sprake is van een ‘vechtreactie’. [de minderjarige] heeft hier zelf last van. Ze heeft een druk hoofd en kan moeilijk onthouden en overzien. Ze doet ook negatieve ervaringen op in de interactie met andere kinderen. Vanuit de betrokken organisatie Karakter worden geen kenmerken gezien van PTSS. Wel heeft [de minderjarige] veel meegemaakt. Middels speltherapie zal bekeken worden of dit de juiste ingang biedt voor behandeling. Ook is medicatie geadviseerd in de vorm van Methylfenidaat, twee keer per dag, in een zo laag mogelijke dosering. Het genoemde medicijn biedt een vorm van psycho-stimulatie om de hersenen beter te doen opletten. Het kan helpen voor kinderen die snel zijn afgeleid, hun aandacht niet goed kunnen vasthouden, niet goed na kunnen denken en waarbij sprake is van onrust.
3.3.
De moeder heeft toestemming gegeven voor medicatie. De vader geeft geen toestemming. Hij is van mening dat de problemen van [de minderjarige] op een andere manier kunnen worden opgelost. De GI acht het van belang dat [de minderjarige] met medicatie
wordt ondersteund, zodat ze zich beter kan concentreren in de klas en mogelijk haar impulsen beter onder controle kan krijgen, zodat zij beter toe kan komen aan haar ontwikkeling. Een medische behandeling bij een kinderpsychiater is volgens de GI dan ook noodzakelijk om ernstig gevaar voor de (geestelijke) gezondheid van [de minderjarige] te voorkomen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft aangegeven dat zij instemt met het verzoek.
4.2.
De vader heeft ter zitting en in zijn berichten voorafgaand en na afloop van de zitting gemotiveerd aangegeven dat hij niet instemt met het verzoek en ook nooit toestemming zal geven voor behandeling van [de minderjarige] met Methylfenidaat. Het verweer van de vader komt erop neer dat hij er geen vertrouwen in heeft dat medicatie geven de goede aanpak is voor [de minderjarige] . Naar zijn mening is er geen diagnose ADHD bij [de minderjarige] vastgesteld in het psychodiagnostisch onderzoek en is er ook geen medicijnadvies gegeven. Wel gaat de vader ervan uit dat er bij [de minderjarige] sprake is van FAS (foetaal alcohol syndroom), maar daarbij werkt het geven van Ritalin juist contra, aldus de vader. De vader voelt zich op het verkeerde been gezet door de GI doordat voor hem niet duidelijk is geworden, dan wel niet duidelijk (genoeg) aan hem is gemaakt, wie de onderzoeken heeft gedaan en met welke bevoegdheden. Hoewel de vader er telkens naar vraagt krijgt hij niet de gezochte antwoorden op zijn vragen. De vader voelt zich hierdoor niet gehoord en niet gezien. De vader staat een minder ingrijpende behandeling voor waarbij wordt gelet op wat [de minderjarige] eet en hoeveel zij beweegt. De vader herkent zichzelf in het gedrag van [de minderjarige] en is ervan overtuigd dat er, zoals ook bij hem zelf, een andere begeleiding mogelijk is dan medicatie.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.
5.2.
[de minderjarige] is door de GI verwezen naar kinder- en jeugdpsychiatrie Karakter wegens vermoedens van hechtingsproblematiek en onverwerkt trauma. Vanuit de intake en het kinder-psychiatrisch onderzoek zijn aanwijzingen naar voren gekomen van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit naast de onveiligheid die [de minderjarige] in haar gehechtheid heeft gekend. Daarnaast zijn er op basis van haar uiterlijke kenmerken vermoedens van FAS. Hier zal nog onderzoek naar plaatsvinden. Er zijn geen kenmerken van posttraumatische stressstoornis naar voren gekomen. De gezinshuisouders en het behandelteam willen beter kunnen begrijpen waarom de schoolgang van [de minderjarige] moeizaam verloopt en hoe [de minderjarige] hier het beste in het gezinshuis en op school bij kan worden ondersteund.
Het vervolgens op 8 maart 2024, 29 maart 2024 en 19 april 2024 uitgevoerde psychodiagnostisch van Karakter bevat een intelligentieonderzoek en een aanvullend neuropsychologisch onderzoek en maakt deel uit van een breder diagnostisch onderzoekstraject van Karakter. Op basis van de testresultaten kan met name geconcludeerd worden dat [de minderjarige] een hele korte spanningsboog heeft van ongeveer 10 minuten, waarna haar onrust zowel verbaal als non-verbaal toeneemt. Haar intelligentie wordt getest op gemiddeld tot hoog-gemiddeld, waarbij ze verbaal heel sterk is. Logisch en abstract redeneren komt uit op laaggemiddeld. Er is als gevolg hiervan een risico op zowel onderschatting en overschatting. Ze gedijt goed met aanmoediging en complimenten en bij meer gestructureerde taken.
In het rapport wordt de hypothetische vraag gesteld naar aanleiding van deze resultaten of [de minderjarige] als ze innerlijk rustiger is, bijvoorbeeld door medicatie, meer kan laten zien dan haar nu lukt.
5.3.
Op 24 juni 2024 is naar aanleiding van de bevindingen in het onderzoek een adviesgesprek gepland met ouders, jeugdbescherming en de behandelaar. In dit adviesgesprek is een medicatieadvies besproken. Hierna hebben beide ouders individueel een consult gekregen om hen te informeren over de medicatie en welk effect dit mogelijk kan hebben op de ontwikkeling van [de minderjarige] . Voordat met medicatie zal worden gestart zal de kinderpsychiater [de minderjarige] willen zien om vast te stellen wat [de minderjarige] nodig heeft voor haar ontwikkeling. Ook zal de kinderpsychiater de zoektocht naar een passende dosering van mogelijke medicatie begeleiden. De moeder heeft voor dit traject toestemming gegeven, de vader niet. De GI verzoekt vervangende toestemming om deze noodzakelijke medische behandeling te kunnen starten voor [de minderjarige] .
5.4.
Hoewel de kinderrechter de zorgen van de vader begrijpt, ziet de kinderrechter het grote belang voor [de minderjarige] om minder belemmeringen te ervaren in haar ontwikkeling en meer innerlijke rust te hebben en meer succeservaringen op te doen. Als niet-medicamenteuze behandeling onvoldoende helpt kan ter ondersteuning medicatie noodzakelijk zijn. [de minderjarige] wordt op dit moment ernstig in haar ontwikkeling bedreigd.
De kinderrechter verleent dan ook vervangende toestemming voor een noodzakelijke medische behandeling bij een kinderpsychiater waarbij onderzocht zal worden of medicatie [de minderjarige] in haar ontwikkeling kan ondersteunen en welke dosering daarbij behulpzaam is.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent vervangende toestemming voor de medische behandeling van [de minderjarige] , inhoudende behandeling bij een kinderpsychiater waarbij onderzocht zal worden of medicatie [de minderjarige] in haar ontwikkeling kan ondersteunen en welke dosering daarbij behulpzaam is;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.