ECLI:NL:RBNHO:2025:14786

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
15/234245-23 (P) & 15/098887-23 & 15/243056-23 & 15/291640-23 & 15/122140-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende poging doodslag en geweldsmisdrijven in vereniging

Op 17 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een jeugdzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van meerdere geweldsmisdrijven, waaronder poging doodslag in vereniging. De zaak betreft een incident op 12 september 2023 te Hoorn, waar de verdachte samen met een medeverdachte een vuurwapen gebruikte om het slachtoffer, [benadeelde partij 1], van dichtbij te beschieten. Het slachtoffer overleefde het schot, maar de kogel bevindt zich nog steeds in zijn lever. Naast de poging doodslag is de verdachte ook veroordeeld voor andere geweldsmisdrijven, waaronder bedreiging en diefstal met geweld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is veroordeeld tot 233 dagen jeugddetentie, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 160 uur. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]. De rechtbank heeft de verdachte als medepleger aangemerkt en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige jeugdstrafkamer
Parketnummer: 15/234245-23 (P) & 15/098887-23 & 15/243056-23 & 15/291640-23 & 15/122140-24
Uitspraakdatum: 17 december 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 en 3 december 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
* de vordering van de officier van justitie [officier van justitie] ;
* hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.C. Duin, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht;
* hetgeen namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) door [vertegenwoordiger van de raad] naar voren is gebracht;
* hetgeen namens de Jeugd- en Gezinsbeschermers door [vertegenwoordiger van de GI] naar voren is gebracht;
* de toelichting op de vorderingen tot schadevergoeding door de advocaten van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] ;
* hetgeen door de ouders van de verdachte naar voren is gebracht;
* hetgeen door [coach] , coach vanuit de Hoofdtrainer, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging (inzake parketnummer 15/234245-23), ten laste gelegd dat:
Parketnummer: 15/234245-23:
Feit 1:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • (van zeer nabij) met een vuurwapen één of meer kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [benadeelde partij 1] , waarbij die [benadeelde partij 1] in de borststreek, althans het lichaam (lever) is geraakt en/of
  • één of meermalen die [benadeelde partij 1] , tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt (terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) en/of
  • (met kracht) één of meermalen met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Hoorn openlijk, te weten, aan/op de [straat] (station [station] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 1] door die [benadeelde partij 1]
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of
- naar de grond te trekken en/of op de grond te gooien en/of
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen (terwijl hij op de grond lag) en/of
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan;
Feit 3:
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere, althans een of meer (dozen met) vapes (elektronische sigaretten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of een derde toebehoorde(n) door
- op korte afstand van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] te gaan staan en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] afstand moest(en) nemen en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] zijn/hun zakken leeg moest(en) maken en/of
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, te richten op het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te houden en te slaan
en/of
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere, althans een of meerdere, (dozen met) vapes (elektronische sigaretten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- op korte afstand van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] te gaan staan en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] afstand moest(en) nemen en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] zijn/hun zakken leeg moest(en) maken
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, te richten op het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te houden en te slaan.
Parketnummer: 15/098887-23:
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Blokker, gemeente Hoorn openlijk, te weten, de [straat] in een speeltuin, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [benadeelde partij 4] door
- die [benadeelde partij 4] vast te pakken en/of
- die [benadeelde partij 4] te duwen en/of
- naar zijn mededader te roepen “sla hem dan, sla hem dan” en/of
- die [benadeelde partij 4] meermalen in het gezicht te slaan en/of
- een trapbeweging te maken richting die [benadeelde partij 4] en/of
- op dwingende wijze te zeggen dat die [benadeelde partij 4] zijn excuses moet maken richting [naam] en/of dat die [benadeelde partij 4] sorry moet zeggen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- onderwijl het voornoemde gedeeltelijk te filmen.
Parketnummer: 15/243056-23:
hij, op of omstreeks 19 juli 2023 te Zwaag, gemeente Hoorn [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] dreigend de woorden toe te voegen "Op mijn moeder k veeg jullie gewoon he", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Parketnummer: 15/291640-23:
hij op of omstreeks 1 september 2023 te Zwaag, gemeente Hoorn aanwezig heeft gehad ongeveer 4 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet ( art 3 ahf/ond C Opiumwet)
Parketnummer: 15/122140-24:
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter/snorfiets (kenteken [kenteken] ) en/of een (plastic) tas met vapes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- dreigend voor en/of om die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] te gaan staan en/of
- die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] een pistool en/of mes te tonen en/of
- (daarbij) dreigend de woorden tegen die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] te zeggen "Geef mij jouw sleutels en de troep wat in de tas en in je scooter zit, anders ga ik je
schieten" en/of "Schiet hem, schiet hem" en/of
- die [benadeelde partij 7] tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan, en/of
- die [benadeelde partij 7] tegen het lichaam te schoppen (waardoor die [benadeelde partij 7] op de grond is gevallen) en/of
- die [benadeelde partij 8] tegen het lichaam te duwen en/of te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een scooter/snorfiets (kenteken [kenteken] ) en/of een (plastic) tas met vapes, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof
.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in alle parketnummers gerekwireerd tot bewezenverklaring van de (primair) ten laste gelegde feiten, met bij feit 3 onder parketnummer 15/234245-23 als kwalificatie diefstal met geweld in vereniging.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer: 15/234245-23 feit 1:
De verdediging heeft bepleit de verdachte vrij te spreken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, althans de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens een beroep op noodweer(exces). De raadsman heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Geen (voorwaardelijk) opzet
Van (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer [benadeelde partij 1] is naar het oordeel
van de verdediging geen sprake. Vast staat dat de verdachte niet de schutter is geweest. De geweldshandelingen die volgden na het door de medeverdachte geloste schot, namelijk het schoppen tegen het hoofd en/of het slaan met een vuurwapen tegen het hoofd, leveren geen aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer op. Niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer door de schoppen of de klappen met het wapen daadwerkelijk (tegen het hoofd) is geraakt noch, hoe hard deze dan zouden geweest, dit klemt temeer daar er geen hoofdletsel bij hem is geconstateerd. Als al sprake zou zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer, dan heeft de verdachte deze kans bovendien niet willens en wetens aanvaard. De situatie was chaotisch en escaleerde plotseling, waarbij de verdachte heeft gehandeld vanuit een impuls.
(Mede)plegen
De verdachte kan evenmin als pleger van de poging doodslag worden aangemerkt, omdat
hij niet heeft geschoten. Ook van medeplegen kan geen sprake zijn, nu de daarvoor vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte ontbreekt.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte niet wist dat de medeverdachte een vuurwapen bij zich droeg, laat staan dat dit zou worden gebruikt. Zijn reactie tijdens het incident onderstreept dit. De verdachte schrok van de knal van het schot en rende weg. Nu de verdachte geen wetenschap had van het vuurwapen kan geen sprake zijn van medeplegen.
Noodweer(exces)
Indien de rechtbank het voorgaande niet volgt, dan wordt door de verdachte een beroep gedaan op noodweer(exces). Zijn handelen was het gevolg van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door de aangever. Zoals door de verdachte is aangegeven initieerde de aangever een dreigende situatie door te zeggen dat hij zou gaan steken als niet het juiste bedrag betaald zou worden voor de hasj die de verdachte en de medeverdachte van hem zouden kopen. De aangever bracht kort daarna zijn hand naar zijn broekzak. Toen de medeverdachte vervolgens het wapen trok, viel de aangever de medeverdacht aan door een trap te geven. Daarna volgde er een schot, waarna de verdachte in eerste instantie wegrende. De verdachte en de medeverdachte wisten op dat moment niet dat de aangever door het schot was geraakt. Vervolgens ontstond er een gevecht met de aangever. De trappen die hierbij door de verdachte zijn gegeven, moeten worden gezien als het afweren van een verdere aanval, waarbij de vrees bestond dat de aangever hem of de medeverdachte zou neersteken.
Subsidiair wordt een beroep gedaan op noodweerexces. De verdachte is als gevolg van
een hevige gemoedsbeweging, die het gevolg was een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding vanuit de aangever, te ver gegaan in de noodzakelijke verdediging.
Feiten en 2 en 3
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met de opmerking dat de verdachte bij feit 3, de diefstal met geweld, een duidelijk ondergeschikte rol vervulde.
Parketnummer: 15/098887-23:
Door de verdediging is vrijspraak bepleit, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld tegen de aangever [benadeelde partij 4] . De verdachte heeft de geweldshandelingen niet waargenomen en ontkent de woorden ‘sla hem dan, sla hem dan‘ te hebben gebruikt. Het filmen levert geen wezenlijke bijdrage op aan het geweld, temeer omdat er op het filmpje niet daadwerkelijk geweld te zien is.
Parketnummer: 15/243056-23:
De verdachte moet volgens de verdediging ook van dit feit worden vrijgesproken, omdat
de woorden ‘op mijn moeder k veeg jullie gewoon he’ geen strafbare bedreiging oplevert
in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze uiting is daarvoor onvoldoende concreet en eenduidig. Op basis van het dossier kan niet objectief worden vastgesteld dat met ‘vegen’ wordt gedoeld op een misdrijf dat tegen het leven is gericht dan wel op het toebrengen van zware mishandeling. Daarbij heeft de aangever [benadeelde partij 6] niet verklaard dat bij hem de redelijke vrees bestond dat het misdrijf waarmee zou zijn gedreigd (de dood) ook zou worden gepleegd.
Parketnummer: 15/291640-23:
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie (OM) ten aanzien van dit feit niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vervolging in strijd is met de eigen richtlijnen waarin staat dat er wordt vervolgd vanaf het bezit van 5 gram softdrugs en aan de verdachte het bezit van (slechts) 4 gram hennep ten laste is gelegd.
Parketnummer: 15/122140-24:
Door de verdediging is vrijspraak bepleit van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat de verdachte niet kan worden gelinkt aan de plaats delict. Het enige potentiële bewijsmiddel hiervoor zijn de snapchatgesprekken van een account wat door de verdachte gebruikt zou worden. De verdachte heeft hierover echter verklaard dat hij niet de enige gebruiker was van dit account, zodat niet kan worden vastgesteld dat hij de berichten daadwerkelijk heeft verzonden. Ook kan de verdachte niet worden gelinkt aan de verkoop van de gestolen scooter. Hij past immers niet in het door de koper gegeven signalement, met name waar het gaat om de beschrijving van het gemillimeterde haar. Uit een foto op de ID-staat van 18 september 2023, nog geen zes weken na het incident, blijkt dat de verdachte op de dag van het incident geen gemillimeterd haar kan hebben gehad.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt in alle parketnummers tot bewezenverklaring van de (primair) ten
laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen
Parketnummer: 15/234245-23 feit 1:
Wetenschap van het vuurwapen
Anders dan de verdediging heeft bepleit, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte wetenschap heeft gehad van het vuurwapen dat de medeverdachte bij zich droeg. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit zowel het dossier als de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte blijkt
dat zij rond de periode van de schietpartij heel veel samen waren. Zij hebben zich in 2023 gedurende enkele maanden ook gezamenlijk bezig gehouden met handel in onder andere vapes. Uit onderzoek door de politie naar deze handel, blijkt dat , in ieder geval voor wat betreft drie voorvallen die aan de verdachte ten laste zijn gelegd, er daarbij sprake was van een soortgelijke modus operandi. Het was doorgaans de verdachte die een afspraak maakte met de beoogde verkoper(s), om die verkoper(s) daarna met de medeverdachte (en/of anderen), met geweld en/of dreiging met geweld, vapes of andere goederen afhandig te maken.
Eén dag vóór de schietpartij heeft de verdachte zich samen met (onder meer) de medeverdachte schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving, waarbij dozen vapes zijn gestolen (feit 3). Hierbij waren ook vuurwapens (en een mes) in het spel. Na deze beroving heeft de verdachte, blijkens de verklaring van zijn medeverdachte, met de medeverdachte besproken wat hen zojuist was overkomen en hoe het mogelijk was dat zij in deze situatie waren terechtgekomen.
Voor de onderhavige schietpartij heeft de verdachte de medeverdachte thuis opgehaald waarna zij samen op de scooter naar station [station] zijn gereden. Dat
hierbij in het geheel niet zou zijn gesproken over een vuurwapen, acht de rechtbank
niet geloofwaardig, gelet op wat de dag daarvoor is gebeurd en het gesprek dat hierover daarna is gevoerd tussen beiden.
De rechtbank neemt in haar overwegingen ook mee dat de feitelijke gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet passen bij iemand die geen wetenschap had van de aanwezigheid van een vuurwapen. Uit de camerabeelden blijkt dat de medeverdachte het vuurwapen uit zijn tas haalt. Pas nadat het vuurwapen is afgegaan en er een gevecht ontstaat, rent de verdachte weg. Hij blijft dan niet weg, maar keert een paar seconden later terug en bemoeit zich actief met het gevecht. Hierna loopt de verdachte opnieuw enkele seconden weg, komt terug en schopt het slachtoffer, wat dan op de grond ligt, meerdere malen in de richting van zijn hoofd. Vervolgens pakt de verdachte het vuurwapen op van de grond, maakt een beweging die lijkt op een poging om het vuurwapen door te laden, en slaat het slachtoffer twee keer met het vuurwapen. Tegelijkertijd wordt het slachtoffer ook door de medeverdachte geslagen. Daarna loopt de verdachte achteruit met het vuurwapen in zijn hand wijzend naar het slachtoffer en maakt de verdachte zich met de medeverdachte uit de voeten. Vervolgens zijn de verdachte en de medeverdachte samen op een bankje in een park gaan zitten, waarbij de medeverdachte het vuurwapen in het water heeft gegooid.
Gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van een vuurwapen, niet geloofwaardig.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de deelnemer aan
het delict van voldoende gewicht moet zijn. Bij de vraag of hiervan sprake is speelt
onder meer een rol de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich al dan niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Bij de beoordeling in deze zaak heeft de rechtbank acht geslagen op de hiervoor beschreven feitelijke handelingen van de verdachte en de medeverdachte ten tijde van het conflict. De rechtbank betrekt hierbij dat de verdachte de afspraak met het slachtoffer heeft gemaakt en dat ook na de aankomst van het slachtoffer de verdachten samen zijn opgetreden. De verdachte en de medeverdachte nemen het slachtoffer mee naar een rustige plek achter een fietsenstalling en zijn daar vóór het slachtoffer gaan staan zodat hij niet zonder meer kon wegkomen, omdat de ruimte achter de fietsenstalling erg smal was.
Daarnaast neemt de rechtbank mee dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de situatie. Hij rende weliswaar kort weg na het geloste schot en het ontstaan van het gevecht, maar kwam zeer kort daarna weer terug en pleegde samen met de medeverdachte de hiervoor genoemde geweldshandelingen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte dat kan worden gesproken van medeplegen.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank gaat uit van voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer. Door een vuurwapen mee te nemen naar een (vermoedelijke) drugsdeal, is het risico genomen dat dit vuurwapen ook gebruikt zou gaan worden als de deal niet goed zou verlopen, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd. Kort nadat de medeverdachte het vuurwapen uit zijn tas haalt, ontstaat er een gevecht waarbij een schot wordt gelost. De verdachte geeft aan een knal te hebben gehoord. Hij verklaart weliswaar niet te hebben geweten dat het slachtoffer was geraakt, maar had dit wel kunnen verwachten, gelet op de korte afstand van zijn medeverdachte tot het slachtoffer en de nauwe ruimte waarbinnen zij zich bevonden. Door vanaf zo’n korte afstand een schot te lossen neem je het risico dat iemand dusdanig ernstig gewond raakt dat hij komt te overlijden. Zoals hiervoor vastgesteld, wordt het slachtoffer na het geloste schot ook nog diverse malen geschopt en geslagen, onder meer richting zijn hoofd, terwijl hij op de grond ligt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden hetgeen ook blijkt uit de door het slachtoffer opgelopen verwonding. Blijkens de medische verklaring in het dossier heeft het slachtoffer geluk gehad en had het maar een haartje gescheeld of hij was overleden. Een kogel in de buik, zijnde, een plek waar zich diverse vitale organen bevinden, is evident levensbedreigend. De kogel bevindt zich nog steeds in de lever van het slachtoffer. Het risico op overlijden is nog vergroot door de na het geloste schot gepleegde geweldshandelingen, waarna het slachtoffer in verdwaasde en hulpeloze toestand is achtergelaten.
Geen noodweer
Uit het dossier blijkt niet dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de verdachte en/of de medeverdachte, zoals door de raadsman is bepleit.
De verklaring die de verdachte hierover heeft gegeven, dat het slachtoffer zou hebben gedreigd met een mes te steken, vindt geen enkele ondersteuning in de inhoud van het dossier en is ook overigens op generlei wijze aannemelijk geworden. Er is geen mes aangetroffen bij het slachtoffer dan wel op de plaats delict. Ook op de camerabeelden is geen mes waargenomen. Alleen een verbale bedreiging, waarbij de aangever al dan niet zijn hand op zijn broekzak heeft gelegd, is onvoldoende om te kunnen stellen dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De door de verdachte aangevoerde enkele vrees dat het slachtoffer zou gaan steken, is eveneens onvoldoende.
Bovendien blijkt uit het dossier dat het slachtoffer de medeverdachte pas een trap gaf nadat het vuurwapen was getoond. Hiermee kan niet worden gesteld dat de dreigende situatie door
het slachtoffer is geïnitieerd. Dit past naar de uiterlijke verschijningsvorm bij de situatie waarbij juist het slachtoffer zich heeft willen verdedigen tegen een aanval van de verdachten.
Parketnummer: 15/098887-23:
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, dat hij niet wist dat er een conflict gaande was met het slachtoffer [benadeelde partij 4] en dat hij het tegen het slachtoffer gepleegde geweld niet heeft gezien, niet geloofwaardig. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft bekend dat hij met zijn telefoon, met het nummer eindigend op * [nummer] ,
een filmpje heeft gemaakt van een deel van het incident. Op het filmpje is te zien dat het slachtoffer excuses moet aanbieden aan ‘ [naam] ’. Ook is een trappende beweging te zien en wordt het slachtoffer bij de kraag van zijn jas gepakt. Op de telefoon van de verdachte is verder een chatgesprek aangetroffen met ‘ [chatgesprek] ’, gevoerd op 11 april 2023, de dag van het incident. Hierbij werd gesproken over [benadeelde partij 4] die met de politie praat en dat hij ‘ [naam] ’ moet betalen. De verklaring van de verdachte dat hij niet weet wie ‘ [naam] ’ is, acht de rechtbank dan ook niet gerloofwaardig.
De rechtbank gaat er, gelet op het voorgaande, vanuit dat de verdachte wist dat er een
conflict gaande was rondom het slachtoffer [benadeelde partij 4] en dat hij met [naam] , met het kennelijke doel om het conflict ‘op te lossen’, naar de speeltuin is gereden waar [benadeelde partij 4] zich bevond.
Naast het maken van een filmpje, waarop een verwonding bij de mond van het slachtoffer te zien is, heeft de verdachte bijgedragen aan het openlijke geweld door [naam] aan te moedigen bij de geweldshandelingen. De verdachte heeft hierbij de woorden ‘sla hem dan, sla hem dan’ gebruikt. De rechtbank heeft geen reden om op dit punt te twijfelen aan de verklaring van het slachtoffer nu deze verklaring wordt ondersteund door de overige inhoud van de bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat met de voorgaande handelingen, de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen het slachtoffer gepleegde openlijke geweld.
Parketnummer: 15/243056-23:
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat de door de verdachte gebruikte woorden "Op mijn moeder k veeg jullie gewoon he’ niet vallen onder de delictsomschrijving van artikel 285 Sr.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de slachtoffers [benadeelde partij 5 en 6] bekend waren met de
betekenis van het woord ‘vegen’ en dit hebben opgevat als doodmaken en/of slaan.
De moeder van de slachtoffers heeft verklaard dat het woord ‘vegen’ in straattaal -omleggen of doodmaken- betekent en verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] geven aan er ambtshalve mee bekend te zijn dat ‘vegen’ straattaal is voor het gebruik van geweld, zoals klappen geven of erger.
Verder is gebleken dat de genoemde bewoordingen zijn gebruikt in een context waarbinnen sprake was van een spanningsvolle situatie, waarbij de slachtoffers door de verdachte onder druk werden gezet om een bepaald bedrag (boete) aan hem te betalen voor gekochte sigaretten.
De rechtbank is van oordeel dat de woorden ‘Op mijn moeder k veeg jullie gewoon he’,
mede in samenhang met de dreigende context waarbinnen deze zijn gebruikt, kunnen worden beschouwd als een doodsbedreiging dan wel bedreiging met zware mishandeling en dat aldus bij de slachtoffers de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte hen iets zou aan doen. Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de slachtoffers daadwerkelijk angstig waren.
De verklaring van de verdachte dat zijn Snapchat account werd gebruikt door meerdere
mensen en niet kan worden vastgesteld dat hij het betreffende bericht heeft verstuurd, acht
de rechtbank niet aannemelijk en laat de rechtbank buiten beschouwing. De verdachte heeft hierover voor het eerst op de zitting verklaard. Nu de verdachte niet heeft willen verklaren wie deze anderen dan zouden zijn geweest is deze verklaring bovendien onverifieerbaar.
Parketnummer: 15/291640-23
De verdachte heeft bekend dat hij 4 gram hennep op zak had. Het OM is ontvankelijk in de vervolging van dit feit, nu voor jeugdigen, in tegenstelling tot volwassenen, een ‘zero tolerance‘ beleid geldt ten aanzien van het bezit van softdrugs.
Parketnummer: 15/122140-24
De rechtbank acht de verklaring dat de verdachte niet aanwezig is geweest bij de diefstal
met geweld ten aanzien van de slachtoffers [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] , evenmin geloofwaardig.
De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op het volgende.
Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer [benadeelde partij 8] samen met het slachtoffer [benadeelde partij 7] vapes ging kopen in Hoorn. De afspraak werd door [benadeelde partij 8] gemaakt via een persoon met het snapchataccount ‘ [snapchataccount] ’. Dit account was in die periode in gebruik bij de verdachte.
Aangekomen op de plaats van (de eerste) bestemming stelt de verkoper van de vapes zich aan slachtoffer [benadeelde partij 8] voor als ‘ [verdachte] ’. Het signalement van de verkoper komt overeen met dat van de verdachte, namelijk blank, jong, blond haar met een kleine slag naar voren en een Gucci petje (de verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij een Gucci petje heeft). De verkoper overhandigt de vapes en stuurt het slachtoffer [benadeelde partij 8] naar een volgend adres waar hij de vapes aan iemand kon betalen. [benadeelde partij 7] stond bij deze eerste ontmoeting een stukje verderop. Aangekomen op het volgende adres, zien de slachtoffers [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 7] , twee jongens staan. Eén van deze jongens voldoet aan het signalement van de verdachte en stelde zich aan het slachtoffer [benadeelde partij 7] voor als ‘ [verdachte] ’. [benadeelde partij 7] hoorde later van [benadeelde partij 8] dat dit dezelfde persoon was als van wie deze eerder de vapes had ontvangen.
Vervolgens komen er met versnelde pas twee donkere jongens aangelopen en vindt er
een gewelddadige beroving plaats, onder dreiging van vuurwapens en een mes. Hierbij is de scooter van het slachtoffer [benadeelde partij 7] weggenomen. De twee donkere jongens reden weg op de scooter, waarna de twee blanke jongens in dezelfde richting zijn gerend als de scooter.
Deze beroving heeft plaatsgevonden op 28 juli 2023 omstreeks 13:50 uur.
De scooter van [benadeelde partij 7] is op 16 augustus 2023 teruggevonden, in het bezit van [naam]
(hierna: [naam] ). Uit onderzoek van de telefoon van [naam] is gebleken dat hij op 28 juli 2023
vanaf 14:06 uur - zeer kort na de beroving - meerdere malen telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer van de verdachte, eindigend op * [nummer] . Dit nummer was in de telefoon van [naam] opgeslagen onder de naam ‘ [verdachte] ’. Op diezelfde dag om 14:44 uur - ongeveer een uur ná de beroving - worden via het snapchataccount van de verdachte ( [snapchataccount] ) foto’s gestuurd van de gestolen scooter. Om 18:25 uur wordt door het account van de verdachte een ‘tikkie’ verstuurd voor ‘eten’. Daarna stuurt [naam] een foto van een sterk op de gestolen scooter lijkende scooter aan het account van de verdachte.
De verklaring van de verdachte dat het snapchataccount ‘ [snapchataccount] ’ door meerdere mensen
in gebruik was, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. De verdachte heeft niet willen verklaren wie deze anderen dan zouden zijn geweest hetgeen de verklaring op dit punt onverifieerbaar maakt. Ook op enige andere wijze is de verklaring van de verdachte niet aannemelijk geworden. Daarbij heeft hij pas op de zitting, ruim 2 jaar na het incident, een inhoudelijke verklaring afgelegd.
Gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan
het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte als medepleger aanwezig is geweest bij de gewelddadige beroving van de slachtoffers [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] .
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in alle parketnummers de (primair) ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer: 15/234245-23:
Feit 1:
hij op 12 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • (van zeer nabij) met een vuurwapen één kogel heeft afgevuurd in de richting van die [benadeelde partij 1] , waarbij die [benadeelde partij 1] in het lichaam (lever) is geraakt en
  • meermalen die [benadeelde partij 1] , tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt (terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) en
  • (met kracht) meermalen met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2:
hij op 12 september 2023 te Hoorn openlijk, te weten aan de [straat] (station [station] ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[benadeelde partij 1] door die [benadeelde partij 1]
- ( met kracht) meermalen, tegen het lichaam te slaan en
- naar de grond te trekken en op de grond te gooien en
- ( met kracht) meermalen, tegen het hoofd en het lichaam te schoppen (terwijl hij op de grond lag) en
- ( met kracht) meermalen, met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan.
Feit 3:
hij op 11 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met anderen, meerdere (dozen met) vapes (elektronische sigaretten), die aan [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- op korte afstand van die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] te gaan staan en
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] afstand moesten nemen en
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hun zakken leeg moesten maken
- een voorwerp gelijkend op een pistool, te richten op het lichaam van die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en
- een voorwerp gelijkend op een pistool, tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te houden en te slaan.
Parketnummer: 15/098887-23:
hij op 11 april 2023 te Blokker, gemeente Hoorn, openlijk, te weten, de [straat] in een speeltuin, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 4] door
- die [benadeelde partij 4] vast te pakken en
- die [benadeelde partij 4] te duwen en
- naar zijn mededader te roepen “sla hem dan, sla hem dan” en
- die [benadeelde partij 4] meermalen in het gezicht te slaan en
- een trapbeweging te maken richting die [benadeelde partij 4] en
- op dwingende wijze te zeggen dat die [benadeelde partij 4] zijn excuses moet maken richting [naam] en dat die [benadeelde partij 4] sorry moet zeggen, en
- onderwijl het voornoemde gedeeltelijk te filmen.
Parketnummer: 15/243056-23:
hij op 19 juli 2023 te Zwaag, [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] dreigend de woorden toe te voegen "Op mijn moeder k veeg jullie gewoon he".
Parketnummer: 15/291640-23:
hij op 1 september 2023 te Zwaag aanwezig heeft gehad ongeveer 4 gram, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Parketnummer: 15/122140-24:
hij op 28 juli 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met anderen, een scooter
(kenteken [kenteken] ) en een tas met vapes, die aan [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- dreigend voor en om die [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] te gaan staan en
- die [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] een pistool en mes te tonen en
- (daarbij) dreigend de woorden tegen die [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] te zeggen "Geef mij jouw sleutels en de troep wat in de tas en in je scooter zit, anders ga ik je schieten" en/of "Schiet hem, schiet hem" en
- die [benadeelde partij 7] tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan, en
- die [benadeelde partij 7] tegen het lichaam te schoppen (waardoor die [benadeelde partij 7] op de grond is gevallen) en
- die [benadeelde partij 8] tegen het lichaam te duwen en te slaan,
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer: 15/234245-23
Feit 1 en 2:
eendaadse samenloop van:
het medeplegen van een poging doodslag
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Parketnummer: 15/098887-23
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Parketnummer: 15/243056-23:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/met zware mishandeling.
Parketnummer: 15/291640-23
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Parketnummer: 15/122140-24:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot
293 dagen jeugddetentie, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest
en een proeftijd van 2 jaar, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan de verdachte de maximale werkstraf van 200 uur, subsidiair te vervangen tot 100 dagen jeugddetentie, op te leggen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit, bij een bewezenverklaring, aan de verdachte alleen een werkstraf op te leggen en geen onvoorwaardelijke jeugddetentie, conform het advies van
de Raad.
Er dient bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met de forse overschrijding van de redelijke termijn en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals uit het psychologisch onderzoek is gebleken. Daarbij heeft de verdachte een positieve ontwikkeling doorgemaakt tijdens zijn schorsingsperiode. Hij heeft zich aan alle schorsingsvoorwaarden gehouden en is niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft
de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals uit de hierna te noemen onderzoeks- en adviesrapportage en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich
in een periode van enkele maanden schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige geweldsmisdrijven, waarbij het zwaartepunt ligt op de poging doodslag. Het slachtoffer
is van zeer nabij beschoten en daarna fors mishandeld terwijl hij nog op de grond lag. Hij is daarna onder meer ook nog meerdere malen richting zijn hoofd geschopt. Het slachtoffer is vervolgens in verdwaasde en hulpeloze toestand achtergelaten. Hij is door het schot geraakt in zijn lever waar de kogel zich nog steeds bevindt omdat het risico op een fatale afloop bij verwijdering van de kogel te groot is. Deze situatie valt het slachtoffer zwaar. Hij wordt hierdoor nog dagelijks geconfronteerd met de (gevolgen van de) schietpartij. Het had maar een centimeter gescheeld of het slachtoffer had het niet overleefd. De impact van de poging doodslag op het slachtoffer is dan ook groot, zoals ook is gebleken uit de tijdens de zitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Ook de andere geweldsmisdrijven, waaronder twee keer een diefstal met geweld in vereniging en openlijk geweld, zijn ernstig en hebben grote impact gehad op de slachtoffers.
De slachtoffers van de diefstal met geweld op 11 september 2023 zijn bedreigd met wapens en een mes en hebben zich hierdoor (lange tijd) onveilig gevoeld. Beide slachtoffers hebben hiervoor ook een psychische behandeling ondergaan.
Ook de slachtoffers van de gewelddadige beroving op 28 juli 2023, waarbij eveneens wapens zijn gebruikt, zullen zich ongetwijfeld onveilig hebben gevoeld.
Tot slot hebben ook de slachtoffers van de bedreiging via Snapchat gevoelens van onveiligheid ervaren, mede gelet op de omstandigheden waaronder de bedreiging heeft plaatsgevonden.
Voor de maatschappij hebben de hiervoor genoemde heftige geweldsmisdrijven gevolgen voor het algemene gevoel van veiligheid wanneer hiervan via het nieuws kennis wordt genomen. Vrijwel alle misdrijven vonden in het openbaar plaats. De poging doodslag
vond zelfs overdag plaats op een treinstation, in de nabijheid van een woonwijk en naast een supermarkt. Twee getuigen hebben het slachtoffer en zijn verwonding ook gezien vlak nadat hij was beschoten.
Verder neemt de rechtbank mee dat de verdachte en zijn medeverdachte(n) bij de berovingen berekenend te werk zijn gegaan door een afspraak met de slachtoffers te maken en hen naar een bepaalde plek te lokken, om hen vervolgens te kunnen beroven.
Strafblad van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet
op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 november 2025.
Rapport van de psycholoog
Daarnaast is over de verdachte een psychologisch rapport uitgebracht op 14 december 2023 waaruit naar voren komt dat bij de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van, onder meer, ADHD en een andere gespecificeerde disruptieve impulsbeheersing, of gedragsstoornis. Deze problematiek uitte zich bij de verdachte in het vertonen van impulsief gedrag, het ervaren van weinig remmingen, het opzoeken van risicovolle situaties en hier, op het moment zelf, niet op kunnen reflecteren. De psycholoog adviseert om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Hoewel het rapport dateert van bijna twee jaar geleden sluit de rechtbank zich aan bij de conclusie van de psycholoog en zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden.
Rapport van de Raad
Uit de nadere adviesrapportage van de Raad van 20 november 2025 is gebleken dat de verdachte gedurende zijn schorsingsperiode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en een andere afslag in zijn leven lijkt te hebben genomen. De verdachte heeft een langdurige behandeling gehad bij de Waag en heeft ondersteuning van de Hoofdtrainer. Ook is zijn dagbesteding op orde. Het gebrek hieraan heeft eerder een grote rol gespeeld in het ontstaan van crimineel gedrag.
De Raad schat de kans op herhaling inmiddels laag in. De verdachte heeft zich gedurende schorsingsperiode, die bijna twee jaar heeft geduurd, coöperatief opgesteld en goed gehouden aan de opgelegde voorwaarden. De Raad adviseert daarom om geen jeugdreclasseringsmaatregel meer op te leggen. Jeugddetentie zal op dit moment als enige doel nog vergelding hebben. Deze vergelding weegt mede gelet op het tijdsverloop, aldus de Raad, niet op tegen de risico’s van jeugddetentie. Jeugddetentie zou bovendien de positieve ontwikkeling van de verdachte doorkruisen. De Raad adviseert daarom om te volstaan met een onvoorwaardelijke werkstraf.
De jeugdreclassering heeft het advies van de Raad op de zitting ondersteund.
De straf
Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, met name de poging doodslag en de geweldsmisdrijven, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en
de gevolgen voor de slachtoffers, is onvoorwaardelijke jeugddetentie naar het oordeel van
de rechtbank gerechtvaardigd. Er zijn echter ook andere omstandigheden waar de rechtbank rekening mee dient te houden bij de strafoplegging.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat het om oudere feiten gaat (allen gepleegd in 2023) en dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn (zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM) in jeugdstrafzaken bedraagt 16 maanden en is bij alle feiten fors overschreden zonder dat dit aan de verdachte te wijten valt.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, het feit dat de verdachte gedurende zijn schorsing een geruime periode een enkelband heeft gedragen en de positieve ontwikkeling die hij gedurende de lange schorsingsperiode heeft doorgemaakt.
De rechtbank is met de Raad en de jeugdreclassering van oordeel dat het niet in het belang van de verdachte is dat hij in dit stadium opnieuw naar een jeugdinrichting zou moeten. Dit
zou zijn positieve ontwikkeling doorkruisen en tot gevolg kunnen hebben dat het risico op herhaling weer toeneemt.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte een jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan zijn voorarrest met daarbij een voorwaardelijke jeugddetentie om hem ervan te weerhouden om opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank acht het gerechtvaardigd en noodzakelijk dat de verdachte hierbij een stevige ‘stok achter de deur’ voelt.
Dit betekent dat aan de verdachte zal worden opgelegd een jeugddetentie voor de duur van
233 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank
zal hieraan een proeftijd verbinden van twee jaar, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelet op het advies van de Raad en de jeugdreclassering, ziet de rechtbank geen
aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft er al een behoorlijk hulpverleningstraject op zitten en is gemotiveerd voor het voortzetten van de hulpverlening vanuit de Hoofdtrainer welke hulpverlening ook in vrijwillig kader kan plaatsvinden.
Vanwege de hoeveelheid en ernst van de feiten zal aan de verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf van 160 uur worden opgelegd, subsidiair te vervangen door
80 dagen jeugddetentie.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Parketnummer: 15/234245-23 feiten 1 en 2
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 30.290,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder parketnummer 15/234245-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schade van € 30.000,- en materiële schade van
€ 290,- (dagvergoeding ziekenhuis en kleding).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot het hoofdelijk toewijzen van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van de materiële schade aangevoerd dat de dagvergoeding van het ziekenhuis in 2023 geen € 38,00 maar € 35,00 bedroeg.
Daarnaast is bepleit de vordering voor wat betreft de kleding af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd.
Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman matiging bepleit, omdat de hoogte
van het gevorderde bedrag niet in verhouding staat tot de ernst van het feit. Door en namens het slachtoffer is niet onderbouwd dat sprake is van blijvende fysieke klachten of langdurige psychische gevolgen. Het is begrijpelijk dat het schietincident impact heeft gehad op de benadeelde partij, maar dat sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ kan niet worden vastgesteld.
Ook het fysieke letsel van de benadeelde partij, een wond in de buik, rechtvaardigt het opleggen van een dergelijk hoge vergoeding naar de mening van de raadsman niet. Of de kogel nog in zijn lever zit en wat hiervan de eventuele gevolgen zijn is, aldus de raadsman, evenmin onderbouwd met stukken.
Het oordeel van de rechtbank
Wat betreft de materiële schade zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 135, bestaande uit € 35 daggeldvergoeding voor het ziekenhuis (2023) en (geschat) € 100 voor de jas van de benadeelde partij. In de jas van de benadeelde partij zat een in- en uitschot beschadiging van de kogel. In het dossier en de onderbouwing van de benadeelde partij is onvoldoende grond te vinden voor het toewijzen voor de schade aan overige kledingstukken en/of de schoenen.
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek ontstaat het recht op vergoeding
van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of ‘op andere wijze’.
Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij is immers door het schot geraakt in zijn lever, met mogelijk fatale gevolgen als de kogel een centimeter verderop terecht gekomen was. Dat de kogel in de lever terecht gekomen is blijkt uit de medische verklaring in het dossier waarin ook vermeld wordt dat de kogel niet uit de lever is verwijderd vanwege de daaraan verbonden mogelijk risico’s voor het slachtoffer. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van de benadeelde partij dat de kogel zich tot op de dag van vandaag nog in zijn lever bevindt.
Evident is dat het voorval psychische gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer, te meer omdat hij door de aanwezigheid van de kogel in zijn lever elke dag wordt geconfronteerd met het feit en onzeker is welke gevolgen dit in de toekomst al dan niet nog kan gaan hebben.
Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat de vordering wat betreft de immateriële
schade, mede gelet op de hoogte van het bedrag, summier is onderbouwd.
Alles afwegende en gelet op bedragen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade billijk.
In totaal zal de rechtbank de vordering dus toewijzen tot een bedrag van € 10.135, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2023. De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is en dat hij niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de medeverdachte is betaald, en andersom.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: poging tot doodslag en openlijke geweldpleging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Parketnummer: 15/234245-23 feit 3
De benadeelde partij
[benadeelde partij 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.739,77 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg
van het onder parketnummer 15/234245-23 onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schade van € 6.500,- en materiële schade van
€ 239,77 (eigen risico zorgkosten).
De benadeelde partij
[benadeelde partij 3]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.041,46 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg
van het onder parketnummer 15/234245-23 onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schade van € 6.500 en materiële schade van
€ 1.541,46 (eigen risico zorgkosten en autoschade).
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gerekwireerd om de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft de officier van justitie gerekwireerd
om de vordering hoofdelijk toe te wijzen, wat betreft het eigen risico zorgkosten en
de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] dient wat betreft de autoschade niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband bestaat met het bewezenverklaarde feit.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor wat betreft de autoschade verzocht deze af te wijzen, wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit.
Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman ten aanzien van beide benadeelde partijen matiging bepleit tot een bedrag van € 1.000,- per persoon. Dit gelet op de hoogte van bedragen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hij heeft er daarbij op gewezen dat er geen sprake is van fysiek letsel bij de benadeelde partijen en zij geen blijvende psychische gevolgen ondervinden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de materiële schade ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] wat betreft de autoschade afwijzen, nu er geen rechtstreeks verband kan worden vastgesteld tussen deze schade en het bewezenverklaarde feit.
Verder zal de rechtbank de materiële schade (eigen risico zorgkosten) voor beide benadeelde partijen toewijzen.
Wat betreft de immateriële schade acht de rechtbank de vordering voldoende onderbouwd. Duidelijk is dat de benadeelde partijen allebei psychisch letsel hebben ondervonden door
het bewezenverklaarde feit en dat zij hiervoor professionele behandeling nodig hebben gehad. Hiermee is vast komen te staan dat sprake is van aantasting van een persoon ‘op andere wijze’.
Daarnaast is bij de benadeelde partij [benadeelde partij 2] sprake van (gering) lichamelijk letsel, namelijk een wond boven zijn linker oog en was de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ten tijde van het gebeuren 20 weken zwanger.
Gelet op het voorgaande en de hoogte van bedragen die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, acht de rechtbank een bedrag van € 3.000,- per persoon aan immateriële schade billijk.
Dit betekent dat ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een totaalbedrag van € 3.239,77 zal worden opgelegd en ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een totaalbedrag van
€ 3.264,91, elk bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023. De vorderingen zullen hoofdelijk worden toegewezen. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen voor het hele bedrag aansprakelijk is en dat hij niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de medeverdachte is betaald, en andersom.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partijen kunnen dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal met (bedreiging met) geweld) aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 36f, 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 285, 287, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de in alle parketnummers (primair) ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
tweehonderd drieën dertig (233) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 120 dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten honderd en dertien (113) dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
honderd en zestig (160) urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door tachtig (80) dagen jeugddetentie.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 10.135, bestaande uit
€ 135,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van een bedrag van € 10.135, bestaande uit € 135,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.239,77 bestaande
uit € 239,77 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van een bedrag van € 3.239,77 bestaande uit € 239,77 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.264,91 bestaande
uit € 264,91 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor de overig gevorderde materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor de overig gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] van een bedrag van € 3.264,91 bestaande uit € 264,91 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Cuvelier, voorzitter tevens (kinder)rechter,
mr. A.R.A.R.. Sitaldin en mr. L. Lintjer, en, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier S. Rebel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2025.
mr. L. Lintjer en mr. A.R.A.R. Sitaldin zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.