ECLI:NL:RBNHO:2025:14803

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
15.234237.23 (P) & 15/036025-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag in vereniging met vuurwapen en diefstal met geweld

Op 17 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een jeugdzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag in vereniging en diefstal met geweld. De zaak betreft een incident op 12 september 2023 te Hoorn, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte met een vuurwapen op het slachtoffer schoot en hem vervolgens mishandelde. Het slachtoffer raakte ernstig gewond, met een kogel die in zijn lever bleef zitten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte werd veroordeeld tot 191 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uur. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en een contactverbod met de medeverdachte en de slachtoffers. De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe, waarbij schadevergoeding werd toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige jeugdstrafkamer
Parketnummer: 15.234237.23 (P) & 15/036025-22 (tul)
Uitspraakdatum: 17 december 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 en 3 december 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans (uit andere hoofde) gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [PI] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
* de vordering van de officier van justitie [officier van justitie] ;
* hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.C. Duin, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht;
* hetgeen namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) door [vertegenwoordiger van de raad] naar voren is gebracht;
* hetgeen namens de Jeugd- en Gezinsbeschermers door [vertegenwoordiger van de GI] naar voren is gebracht;
* de toelichting op de vordering tot schadevergoeding door de advocaten van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] ;
* hetgeen door de moeder van de verdachte naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • (van zeer nabij) met een vuurwapen één of meer kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [benadeelde partij 1] , waarbij die [benadeelde partij 1] in de borststreek, althans het lichaam (lever) is geraakt en/of
  • één of meermalen die [benadeelde partij 1] , tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt (terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) en/of
  • (met kracht) één of meermalen met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Hoorn openlijk, te weten, aan/op de [straat] (station [station] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 1] door die [benadeelde partij 1]
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of
- naar de grond te trekken en/of op de grond te gooien en/of
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen (terwijl hij op de grond lag) en/of
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan;
Feit 3:
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere, althans een of meer (dozen met) vapes (elektronische sigaretten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of een derde toebehoorde(n) door
- op korte afstand van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] te gaan staan en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] afstand moest(en) nemen en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] zijn/hun zakken leeg moest(en) maken en/of
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, te richten op het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te houden en te slaan
en/of
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere, althans een of meerdere, (dozen met) vapes (elektronische sigaretten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- op korte afstand van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] te gaan staan en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] afstand moest(en) nemen en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] zijn/hun zakken leeg moest(en) maken
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, te richten op het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te houden en te slaan.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in alle parketnummers gerekwireerd tot bewezenverklaring
van de (primair) ten laste gelegde feiten, met bij feit 3 als kwalificatie diefstal met geweld
in vereniging.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Feit 1:
De verdediging stelt zich op het standpunt dat weliswaar vast staat dat de verdachte met
een vuurwapen heeft geschoten op aangever [benadeelde partij 1] maar de verdachte daarbij geen
volle opzet heeft gehad op de mogelijke dood van [benadeelde partij 1] . Wat betreft voorwaardelijk opzet refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft verder bepleit de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens een beroep op noodweer(exces). Het handelen van de verdachte was het directe gevolg van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door de aangever. De verdachte en de medeverdachte hebben, aldus de raadsman, duidelijk en consistent verklaard over de dreigende sfeer en het geweld dat is geïnitieerd door de aangever. Het door de verdachte geloste schot moet worden beschouwd als een verdedigende reactie hierop. Duidelijk is bovendien dat het niet ging om de verkoop van een telefoon, zoals de aangever heeft verklaard, hetgeen zijn verklaring minder geloofwaardig maakt.
De verdediging stelt zich daarnaast op het standpunt dat het trekken van een vuurwapen proportioneel was gelet op de dreiging van de aangever met een mes. Subsidiair wordt een beroep gedaan op noodweerexces. De verdachte is door een hevige gemoedsbeweging, die het gevolg was een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding vanuit de aangever, te ver gegaan in zijn verdediging.
Feit 2:
De verdediging heeft zich ten aanzien van het openlijke geweld gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3:
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken,
van dit feit omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij aanwezig is geweest bij de diefstal met geweld jegens [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] . De verdachte ontkent, ook in
de diverse tapgesprekken, stellig dat hij op de plaats delict is geweest. Het enige wat hem mogelijk zou kunnen linken aan de diefstal met geweld is de doos met vapes die door de medeverdachte bij de verdachte in de schuur is gezet. Dit is echter onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Daarnaast heeft aangever [benadeelde partij 2] geen specifieke persoonskenmerken genoemd van de twee blanke jongens die betrokken waren bij de diefstal met geweld en heeft hij de verdachte op een foto niet herkend als de jongen met wie hij via Facetime heeft gesproken. Ook [benadeelde partij 3] verklaart wisselend over de herkenning van de verdachte. Daarbij is het de vraag of zij de persoon, met wie via Facetime werd gesproken, goed heeft kunnen zien, aangezien zij de auto bestuurde toen het gesprek tussen [benadeelde partij 2] en de verdachte werd gevoerd. De betrouwbaarheid van haar verklaring op dit punt kan dan ook in twijfel worden getrokken.
Tot slot stelt de verdediging zich op het standpunt dat het ingevoegde proces-verbaal van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] afgelegd op de terechtzitting van 2 december 2025 in zijn eigen zaak, een onjuiste voorstelling van zaken geeft. De medeverdachte [medeverdachte] heeft - toen hij werd bevraagd over de diefstal met geweld op 11 september 2023 en daarbij ook
de schietpartij van 12 september 2023 werd benoemd, verklaard dat de verdachte op
11 september 2023 geen vuurwapen bij zich had. Het is onduidelijk of [medeverdachte] daarmee doelt
op de afwezigheid van de verdachte bij de diefstal met geweld of dat alleen wordt bedoeld dat de verdachte op de dag voor de schietpartij op 12 september 2023 geen vuurwapen bij zich had. [medeverdachte] verklaart, aldus de raadsman, in ieder geval niet nadrukkelijk dat de verdachte bij het incident van 11 september 2023 aanwezig is geweest.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 1:
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende vast.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft een afspraak met het slachtoffer gemaakt in het kader van
– vermoedelijk – een drugsdeal. De verdachte is de desbetreffende dag door de medeverdachte opgehaald op de scooter en heeft een vuurwapen meegenomen. Ter plaatse treffen zij het slachtoffer, waarna zij met hem naar een rustige plek achter een fietsenstalling zijn gelopen. Hier vindt een kort gesprek plaats. Op enig moment haalt de verdachte daarbij het vuurwapen uit zijn tas. Kort daarna ontstaat er een gevecht tussen de verdachte en het slachtoffer en lost de verdachte een schot. De medeverdachte [medeverdachte] rent in eerste instantie weg maar keert snel terug en bemoeit zich actief met het gevecht. De medeverdachte loopt vervolgens opnieuw kort weg, komt wederom terug en schopt meerdere malen in de richting van het hoofd van het slachtoffer wat op dat moment op de grond ligt. Daarna pakt de medeverdachte het vuurwapen, dat op de grond gevallen is, op, maakt een beweging die lijkt op een poging om het vuurwapen door te laden en slaat twee keer richting het slachtoffer met het vuurwapen. Gelijktijdig wordt het slachtoffer door de verdachte tegen zijn lichaam geslagen, terwijl hij nog steeds op de grond ligt. Daarna loopt de medeverdachte achteruit met het vuurwapen in zijn hand wijzend naar het slachtoffer en maakt de verdachte zich met de medeverdachte uit de voeten. Vervolgens zijn de verdachte en de medeverdachte samen op een bankje in een park gaan zitten, waar de verdachte het vuurwapen in het water heeft gegooid.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank gaat uit van voorwaardelijke opzet op de dood van het slachtoffer. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden, hetgeen ook blijkt
uit de door het slachtoffer opgelopen verwonding. Blijkens de medische verklaring in het dossier heeft het slachtoffer geluk gehad en had het maar een haartje gescheeld of hij was overleden. Een kogel in de buik, zijnde, een plek waar zich diverse vitale organen bevinden, is evident levensbedreigend. Het risico op overlijden is nog vergroot door de na het geloste schot gepleegde geweldshandelingen, waarna het slachtoffer in verdwaasde en hulpeloze toestand is achtergelaten.
Geen noodweer
Uit het dossier blijkt niet dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de verdachte of de medeverdachte, zoals door de raadsman is bepleit.
De verklaring die de verdachte hierover heeft gegeven, dat het slachtoffer zou hebben gedreigd met een mes te steken, vindt geen ondersteuning in de inhoud van het dossier en is ook overigens op generlei wijze aannemelijk geworden. Er is geen mes aangetroffen bij het slachtoffer of op de plaats delict. Ook op de camerabeelden is geen mes waargenomen. Alleen een verbale bedreiging, waarbij de aangever al dan niet zijn hand op zijn broekzak heeft gelegd, is onvoldoende om te kunnen stellen dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De door de verdachte aangevoerde enkele vrees dat het slachtoffer zou gaan steken, is eveneens onvoldoende. Bovendien blijkt uit het dossier dat het slachtoffer de medeverdachte pas een trap gaf nadat het vuurwapen was getoond. Hiermee kan niet worden gesteld dat de dreigende situatie door het slachtoffer is geïnitieerd. Dit past naar de uiterlijke verschijningsvorm bij de situatie waarbij juist het slachtoffer zich heeft willen verdedigen tegen een aanval van de verdachten.
Feit 3:
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende vast.
De medeverdachte heeft via Whatsapp een afspraak gemaakt met de slachtoffers [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] om vapes van hen te kopen op 11 september 2023 bij [adres] . Daar zijn zij met geweld beroofd van dozen met vapes door in ieder geval twee blanke jongens en nog minimaal twee donkere jongens. De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op de plaats van het delict aanwezig is geweest en een doos met vapes heeft meegenomen.
Van de blanke jongens is door de slachtoffers een signalement gegeven, namelijk twee blonde, jonge jongens, tenger/mager en de ene iets langer dan de andere. De jongens leken volgens de slachtoffers op elkaar. Deze signalementen komen overeen met de signalementen van de verdachten, op elkaar gelijkend en zijnde blank, blond en de een iets langer dan de ander.
De rechtbank slaat daarnaast acht op het ingevoegde proces-verbaal van de terechtzitting van 2 december 2025 aangaande de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] op zijn eigen zitting. De medeverdachte heeft - op vragen die in de context van de diefstal met geweld van 11 september 2023 werden gesteld - verklaard dat hij bij de beroving aanwezig is geweest en dat de verdachte die dag geen vuurwapen bij zich had. Ook heeft de medeverdachte verklaard dat hij na de diefstal met geweld van 11 september 2023 met de verdachte heeft gesproken over de vraag hoe hen dit nu was overkomen.
Ook deze verklaringen wijzen er op dat de verdachte samen met de medeverdachte aanwezig was bij de diefstal met geweld.
Uit het dossier blijkt verder dat de verdachten in die tijd veel met elkaar optrokken en zich samen, onder meer, bezig hielden met handel in vapes. De verdachte heeft op de zitting ook verklaard dat zij in die periode alles samen deden.
Dat de slachtoffers de verdachte en zijn medeverdachte door elkaar lijken te halen als er
foto’s aan hen worden getoond en zij hen aldus verschillende rollen toebedelen, doet aan het voorgaande niets af, temeer omdat de slachtoffers ook hebben verklaard dat de verdachten op elkaar leken.
Tot slot neemt de rechtbank nog mee dat in de woning van de verdachte twee dozen met vapes zijn aangetroffen, welke door het slachtoffer [benadeelde partij 2] zijn herkend als de gestolen dozen met vapes. Slachtoffer [benadeelde partij 3] heeft bovendien verklaard dat het eerste contact met de kopers is gelegd via een telegramaccount met profielnaam ‘ [profielnaam] ’. De verdachte maakt gebruik van snapchataccount ‘ [snapchataccount] ’ en vraagt in een tapgesprek of zijn broer dat account ‘vandaag nog’ wil verwijderen.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel
dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de tweede blanke, blonde jongen betreft die zich samen met, onder meer, de medeverdachte [medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan een gewelddadige beroving op 11 september 2023.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 12 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • (van zeer nabij) met een vuurwapen één kogel heeft afgevuurd in de richting van die [benadeelde partij 1] , waarbij die [benadeelde partij 1] in het lichaam (lever) is geraakt en
  • meermalen die [benadeelde partij 1] , tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt (terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) en
  • (met kracht) meermalen met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2:
hij op 12 september 2023 te Hoorn openlijk, te weten, aan de [straat] (station [station] ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[benadeelde partij 1] door die [benadeelde partij 1]
  • (met kracht) meermalen, tegen het lichaam te slaan en
  • naar de grond te trekken en op de grond te gooien en
  • (met kracht) meermalen, tegen het hoofd en het lichaam te schoppen (terwijl hij op de grond lag) en
  • (met kracht) meermalen, met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan.
Feit 3:
hij op 11 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met anderen, meerdere (dozen met) vapes (elektronische sigaretten), die aan [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
  • op korte afstand van die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] te gaan staan en
  • te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] afstand moesten nemen en
  • te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hun zakken leeg moesten maken
  • een voorwerp gelijkend op een pistool, te richten op het lichaam van die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en
  • een voorwerp gelijkend op een pistool, tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te houden en te slaan.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en 2:
de eendaadse samenloop van:
het medeplegen van een poging doodslag
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 311 dagen jeugddetentie, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan de verdachte de maximale werkstraf van 200 uur op te leggen, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
Als bijzondere voorwaarden dienen aan de voorwaardelijke straf te worden verbonden:
- begeleiding door de (jeugd)reclassering;
- verblijf bij ZMK-Zorg (wonen met kansen) of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de (jeugd) reclassering;
- meewerken aan diagnostiek en, indien nodig, behandeling door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de (jeugd)reclassering, zolang de (jeugd)reclassering dit noodzakelijk acht;
- ambulante begeleiding door De Hoofdtrainer of soortgelijke hulpverlener, door de (jeugd)reclassering te bepalen;
- een contactverbod met [medeverdachte] en de slachtoffers van alle bewezen verklaarde feiten;
- zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk.
Gevorderd is om de bijzondere voorwaardelijk dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit bij een strafoplegging geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, langer dan de periode die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Dit zou de positieve ontwikkeling van de verdachte doorkruisen. De raadsman heeft daartoe -samengevat- aangevoerd dat de verdachte gemotiveerd is om verder aan zichzelf te werken en zich te committeren aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verder dient bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals blijkt uit het psychologisch onderzoek, en is artikel 63 Sr van toepassing (wegens een veroordeling in mei 2025).
De verdediging refereert zich, wat betreft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, aan het oordeel van de rechtbank
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft
de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals uit de hierna te noemen onderzoeks- en adviesrapportage en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich in twee
dagen tijd schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag in vereniging en een diefstal met geweld in vereniging. Het slachtoffer is van zeer nabij beschoten en daarna fors mishandeld terwijl hij op de grond lag. Er daarna onder meer ook nog meerdere malen richting zijn hoofd geschopt en vervolgens is hij in verdwaasde en hulpeloze toestand achtergelaten. Het slachtoffer is door het schot geraakt in zijn lever waar de kogel zich nog steeds in bevindt omdat het risico op een fatale afloop bij verwijdering van de kogel te groot is. Het slachtoffer wordt hierdoor nog dagelijks geconfronteerd met de (gevolgen van de) schietpartij. Het had maar een centimeter gescheeld of het slachtoffer had het niet overleefd. De impact van de poging doodslag op het slachtoffer is dan ook groot, zoals ook is gebleken uit de tijdens de zitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Ook de diefstal met geweld is ernstig te noemen en heeft grote impact gehad op de slachtoffers. De slachtoffers zijn bedreigd met wapens en een mes en hebben verklaard
dat zij zich hierdoor (lange tijd) onveilig hebben gevoeld. Zij hebben hiervoor ook een psychische behandeling ondergaan.
Voor de maatschappij hebben de hiervoor genoemde heftige geweldsmisdrijven gevolgen voor het algemene gevoel van veiligheid wanneer hiervan via het nieuws kennis wordt genomen. Vrijwel alle misdrijven vonden in het openbaar plaats. De poging doodslag
vond zelfs overdag plaats op een treinstation, in de nabijheid van een woonwijk en naast een supermarkt. Twee getuigen hebben het slachtoffer en zijn verwonding ook gezien vlak nadat hij was beschoten.
Strafblad
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet
op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 november 2025, waaruit blijkt dat hij eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld die gepleegd zijn vóór de feiten in 2023 en nog in een proeftijd liep. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Rapport psycholoog
Daarnaast is over de verdachte op 10 januari 2024, inmiddels bijna een jaar geleden, een psychologisch rapport opgemaakt. Hieruit blijkt onder meer dat bij de verdachte ten tijde
van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Deze stoornis heeft zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed in sociale situaties waarin de verdachte weinig tot geen externe controle heeft ervaren van volwassenen om hem heen. Daarnaast had de verdachte al langere tijd weinig perspectief op het gebied van school en/of werk en was er tegelijk sprake van een hang naar status en een lager zelfbeeld. Mede door zijn tekortschietende impulscontrole, kon de verdachte makkelijker overgaan tot grensoverschrijdend gedrag. Het advies is om hem de feiten, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Bij een bewezenverklaring, is geadviseerd om aan de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden onder meer en toezicht vanuit de jeugdreclassering en meewerken met behandeling en begeleiding vanuit een instantie als de Hoofdtrainer. Ook is het belangrijk dat door de verdachte wordt gewerkt aan het vinden en vasthouden van een adequate dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie van de psycholoog en zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden.
Rapport Raad
Uit het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport van de Raad van 27 november 2025 blijkt dat het risico op recidive hoog is en dat de verdachte nog steeds toezicht en begeleiding
nodig heeft, omdat zijn leven verre van positief verloopt. De verdachte verblijft opnieuw in voorlopige hechtenis wegens verdenking van een strafbaar feit. De Raad wil haar advies niet laten afhangen van een eventuele veroordeling in deze zaak en heeft daarom geadviseerd aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Dit met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals eerder beschreven door Reclassering Nederland in de zaak waarvoor de verdachte in mei 2025 is veroordeeld. De Raad heeft verder geadviseerd om, in lijn met artikel 63 Sr, rekening te houden met de veroordeling uit mei 2025. De verdachte heeft voor die zaak een aantal maanden langer in voorarrest gezeten dan de uiteindelijke straf die aan hem is opgelegd.
Op de zitting heeft de Raad aangegeven de voorkeur te geven aan jeugdreclassering boven de in het adviesrapport geadviseerde Reclassering Nederland, zodat de huidige begeleiding van de verdachte doorgang kan vinden. De Raad acht het van belang dat de verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. De Raad benoemt dat er sprake is van detentieschade vanwege het te lange voorarrest. Geadviseerd wordt aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Aan de verdachte moet nog een kans worden geboden. De weg naar verbetering is een proces met vallen en opstaan. Het is moeilijk om afstand te nemen van een negatief en trekkend netwerk, maar hierop moet wel ingestoken blijven worden door de verdachte te blijven ondersteunen. Dit kan het beste door de jeugdreclassering.
Standpunt jeugdreclassering
Op de zitting is door de jeugdreclassering aangegeven dat de verdachte is veranderd sinds zijn voorgaande detentieperiode dit jaar. Dit heeft hem geen goed gedaan. Ook heeft de behandeling van de huidige strafzaak lang op zich laten wachten. Het was voor de verdachte moeilijk om zijn motivatie vast te houden. Voor nu is het belangrijk dat er een goed plan komt, de verdachte uit zijn negatieve netwerk wordt gehaald en hij op een positieve manier bezig kan zijn met zijn toekomst. Hoewel de verdachte de leeftijd en capaciteiten heeft om te worden begeleid door Reclassering Nederland, lijkt het voor nu passender om jeugdreclassering op te leggen. Op die manier kan er het snelste een plan worden gemaakt wat zich ook richt op een passende woonplek en zo mede van belang kan zijn in de zaak waarvoor de verdachte nu in voorlopige hechtenis verblijft.
De straf
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder
deze zijn begaan en de gevolgen voor de slachtoffers, is onvoorwaardelijke jeugddetentie naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd. De rechtbank dient bij de strafoplegging echter ook met andere omstandigheden rekening te houden.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat het om oudere feiten gaat (allen gepleegd in 2023) en dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn (zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM) in jeugdstrafzaken bedraagt 16 maanden en is bij alle feiten fors overschreden zonder dat dit aan de verdachte te wijten valt.
Ook houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en het feit dat hij gedurende zijn schorsingsperiode geruime tijd een enkelband heeft gedragen. Daarnaast is artikel 63 Sr van toepassing.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte op de zitting zijn spijt heeft betuigd aan het slachtoffer van de poging doodslag. De verdachte was hierbij zichtbaar geëmotioneerd en kwam hierin op de rechtbank authentiek over.
De rechtbank is met de Raad en de jeugdreclassering van oordeel dat het niet in het
belang van de verdachte is om in dit stadium opnieuw naar een jeugdinrichting te moeten. Ondanks het feit dat de verdachte momenteel in voorlopige hechtenis zit, lijkt hij in zijn denkwijze een positieve ommekeer te hebben gemaakt. De rechtbank wil de verdachte daarom nog eenmaal een kans geven maar de verdachte dient zich wel goed te realiseren dat dit echt zijn laatste mogelijkheid is om deze positieve draai ook in de praktijk te brengen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte een jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan zijn voorarrest én een voorwaardelijke jeugddetentie, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank acht het noodzakelijk en gerechtvaardigd dat de verdachte hierbij een stevige ‘stok achter de deur’ voelt.
Dit betekent dat aan de verdachte zal worden opgelegd een jeugddetentie voor de duur van
191 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank zal hieraan een proeftijd verbinden van twee jaar, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast worden aan de verdachte de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden opgelegd.
Vanwege de ernst van de feiten zal aan de verdachte eveneens een onvoorwaardelijke werkstraf van 100 uur worden opgelegd, subsidiair te vervangen door 50 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft aan de verdachte een lagere werkstraf opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de verdachte vanuit de aan het voorwaardelijk strafdeel gekoppelde bijzondere voorwaarden nog een intensief begeleidingstraject te volgen heeft en de rechtbank de verdachte bovendien veroordeeld voor minder strafbare feiten dan zijn medeverdachte.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bevelen dat de hierna onder ‘de beslissing’ genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De verdachte heeft zich namelijk schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen, en gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een poging doodslag en diefstal met geweld. Daarnaast wordt de kans op recidive hoog ingeschat door de Raad waardoor de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.

7.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Parketnummer: 15/234245-23 feiten 1 en 2
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 30.290,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder parketnummer 15/234245-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schade van € 30.000,- en materiële schade van
€ 290,- (dagvergoeding ziekenhuis en kleding).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot het hoofdelijk toewijzen van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van de materiële schade aangevoerd dat de dagvergoeding van het ziekenhuis in 2023 geen € 38,00 maar € 35,00 bedroeg.
Daarnaast is bepleit de vordering voor wat betreft de kleding af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd.
Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman matiging bepleit, omdat de hoogte
van het gevorderde bedrag niet in verhouding staat tot de ernst van het feit. Door en namens het slachtoffer is niet onderbouwd dat sprake is van blijvende fysieke klachten of langdurige psychische gevolgen. Het is begrijpelijk dat het schietincident impact heeft gehad op de benadeelde partij, maar dat sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ kan niet worden vastgesteld.
Ook het fysieke letsel van de benadeelde partij, een wond in de buik, rechtvaardigt het opleggen van een dergelijk hoge vergoeding naar de mening van de raadsman niet. Of de kogel nog in zijn lever zit en wat hiervan de eventuele gevolgen zijn is, aldus de raadsman, evenmin onderbouwd met stukken.
Het oordeel van de rechtbank
Wat betreft de materiële schade zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 135, bestaande uit € 35 daggeldvergoeding voor het ziekenhuis (2023) en (geschat) € 100 voor de jas van de benadeelde partij. In de jas van de benadeelde partij zat een in- en uitschot beschadiging van de kogel. In het dossier en de onderbouwing van de benadeelde partij is onvoldoende grond te vinden voor het toewijzen voor de schade aan overige kledingstukken en/of de schoenen.
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek ontstaat het recht op vergoeding
van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of ‘op andere wijze’.
Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij is immers door het schot geraakt in zijn lever, met mogelijk fatale gevolgen als de kogel een centimeter op een andere plek had gezeten. Dat de kogel in de lever terecht gekomen is blijkt ook uit de medische verklaring in het dossier waarin ook vermeld wordt dat de kogel niet uit de lever is verwijderd vanwege de daaraan verbonden mogelijk fatale risico’s voor het slachtoffer. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van
de benadeelde partij dat de kogel zich tot op de dag van vandaag nog in zijn lever bevindt.
Evident is dat het voorval psychische gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer, te meer omdat hij door de aanwezigheid van de kogel in zijn lever elke dag wordt geconfronteerd met het feit en onzeker is welke gevolgen dit in de toekomst al dan niet nog kan gaan hebben.
Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat de vordering wat betreft de immateriële
schade, mede gelet op de hoogte van het bedrag, summier is onderbouwd.
Alles afwegende en gelet op bedragen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade billijk.
In totaal zal de rechtbank de vordering dus toewijzen tot een bedrag van € 10.135, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2023. De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is en dat hij niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de medeverdachte is betaald, en andersom.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: poging tot doodslag en openlijke geweldpleging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Parketnummer: 15/234245-23 feit 3
De benadeelde partij
[benadeelde partij 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.739,77 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg
van het onder parketnummer 15/234245-23 onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schade van € 6.500,- en materiële schade van
€ 239,77 (eigen risico zorgkosten).
De benadeelde partij
[benadeelde partij 3]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.041,46 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg
van het onder parketnummer 15/234245-23 onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schade van € 6.500 en materiële schade van
€ 1.541,46 (eigen risico zorgkosten en autoschade).
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gerekwireerd om de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft de officier van justitie gerekwireerd
om de vordering hoofdelijk toe te wijzen, wat betreft het eigen risico zorgkosten en
de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] dient wat betreft de autoschade niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband bestaat met het bewezenverklaarde feit.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor wat betreft de autoschade verzocht deze af te wijzen, wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit.
Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman ten aanzien van beide benadeelde partijen matiging bepleit tot een bedrag van € 1.000,- per persoon. Dit gelet op de hoogte van bedragen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hij heeft er daarbij op gewezen dat er geen sprake is van fysiek letsel bij de benadeelde partijen en zij geen blijvende psychische gevolgen ondervinden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de materiële schade ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] wat betreft de autoschade afwijzen, nu er geen rechtstreeks verband kan worden vastgesteld tussen deze schade en het bewezenverklaarde feit.
Verder zal de rechtbank de materiële schade (eigen risico zorgkosten) voor beide benadeelde partijen toewijzen.
Wat betreft de immateriële schade acht de rechtbank de vordering voldoende onderbouwd. Duidelijk is dat de benadeelde partijen allebei psychisch letsel hebben ondervonden door
het bewezenverklaarde feit en dat zij hiervoor professionele behandeling nodig hebben gehad. Hiermee is vast komen te staan dat sprake is van aantasting van een persoon ‘op andere wijze’.
Daarnaast is bij de benadeelde partij [benadeelde partij 2] sprake van (gering) lichamelijk letsel, namelijk een wond boven zijn linker oog en was de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ten tijde van het gebeuren 20 weken zwanger.
Gelet op het voorgaande en de hoogte van bedragen die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, acht de rechtbank een bedrag van € 3.000,- per persoon aan immateriële schade billijk.
Dit betekent dat ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een totaalbedrag van
€ 3.239,77 zal worden opgelegd en ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een totaalbedrag van € 3.264,91, elk bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023. De vorderingen zullen hoofdelijk worden toegewezen. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen voor het hele bedrag aansprakelijk is en dat hij niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de medeverdachte is betaald, en andersom.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partijen kunnen dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal met (bedreiging met) geweld) aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf
De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft de verdachte in de
zaak met parketnummer 15/036025-22 op 3 juni 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke
werkstraf voor de duur van 50 uur met een proeftijd van twee jaar.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, in die zin dat de verdachte een werkstraf van 35 uur dient uit te voeren, aangezien de tenuitvoerlegging van de overige 15 uur al bij een eerder vonnis is bevolen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
De proeftijd was weliswaar nog niet verlopen ten tijde van de bewezen verklaarde feiten, maar tegelijkertijd heeft de behandeling van de onderhavige strafzaak lang op zich laten wachten. De redelijke termijn is fors overschreden, wat niet aan de verdachte te wijten is. Daarbij had de tenuitvoerlegging van het voornoemde vonnis al bij een eerdere strafzaak gevorderd kunnen worden. De rechtbank ziet, mede gelet op de straf die aan de verdachte zal worden opgelegd, daarom geen meerwaarde meer in de tenuitvoerlegging van het vonnis van 3 juni 2022 en zal de vordering van de officier van justitie afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 47, 55, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 287, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
honderd en eenennegentig(
191) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 60 dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten
honderd en eenendertig (131)dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- verblijft bij ZMK-Zorg (wonen met kansen) of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering;
- meewerkt aan diagnostiek en, indien nodig, behandeling door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan ambulante begeleiding door De Hoofdtrainer of soortgelijke hulpverlener, door de jeugdreclassering te bepalen;
- geen contact mag hebben met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met de volgende personen, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit contactverbod:
* [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] ;
* [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] ;
* [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum] ;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel
77aa van die wet uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
honderd (100) urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijftig (50) dagen jeugddetentie.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging inzake parketnummer 15/036025-22 af.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 10.135, bestaande uit
€ 135,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van een bedrag van € 10.135, bestaande uit € 135,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.239,77 bestaande uit
€ 239,77 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van een bedrag van € 3.239,77 bestaande uit € 239,77 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.264,91 bestaande uit
€ 264,91 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor de overig gevorderde materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor de overig gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] van een bedrag van € 3.264,91 bestaande uit € 264,91 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Cuvelier, voorzitter tevens (kinder)rechter,
mr. A.R.A.R.. Sitaldin en mr. L. Lintjer, en, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier S. Rebel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2025.
mr. L. Lintjer en mr. A.R.A.R. Sitaldin zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.