ECLI:NL:RBNHO:2025:14865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
15/168181-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan diefstal en afpersing met geweld

Op 18 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal en afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 januari 2023 in Bovenkarspel, waar de verdachte samen met twee medeverdachten betrokken was bij een straatroof. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten om de aangever te beroven en dat hij hen had geholpen door hen naar de plaats delict te brengen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte wist dat geweld zou worden gebruikt om de aangever te dwingen tot afgifte van geld en goederen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 220 uren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om het adolescentenstrafrecht toe te passen, en hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak. Daarnaast werd een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, die voortvloeide uit de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/168181-23 (P)
Uitspraakdatum: 18 december 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 december 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
Zuiderzeeweg 20 E 7, 1095 KG Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R Giuseppini en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Shaaban, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 5 januari 2023 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten op de Keizerskroonweg, twee, althans een of meerdere (mobiele) telefoon(s) (te weten: een iPhone en/of een Samsung) en/of een hoeveelheid geld (te weten een totaalbedrag van €2000), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) toebehoorde(n) heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door naar en/of in die richting van die [benadeelde] te lopen, waarna hij, [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of zijn/hun mededader(s):
- die [benadeelde] tegen de borst, althans tegen het lichaam heeft/hebben geduwd (waarna die [benadeelde] in zijn auto is gevallen) en/of
- die [benadeelde] (meermalen) de woorden heeft/hebben toegevoegd (al dan niet in het Arabisch, althans in een andere taal): “motherfucker” en/of “Geef het geld”, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een mes en/of boksbeugel, althans een (scherp en/of hard) wapen/voorwerp heeft/hebben gepakt en/of het voornoemde (scherpe en/of harde) wapen/voorwerp tussen zijn/hun vinger(s) en/of vuist heeft/hebben gehouden en/of met zijn/hun vuist een dreigende houding heeft/hebben aangenomen en/of (een) slaande beweging(en) heeft/hebben gemaakt tegenover die [benadeelde] en/of
- heeft/hebben geslagen en/of gestompt tegen de borst en/of tegen de nek en/of in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam van die [benadeelde];
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 5 januari 2023 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een voertuig (merk BMW) naar/in de directe omgeving van Bovenkarspel te brengen en/of een (witte) auto te volgen en/of af te zetten en/of op de terugkeer van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te wachten en/of om bij terugkeer van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], tezamen in een voertuig (merk BMW) weg te rijden/te vluchten uit de omgeving van Bovenkarspel;
2.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 5 januari 2023 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten op de Keizerskroonweg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van twee, althans een of meerdere (mobiele) telefoon(s) (te weten: een iPhone en/of een Samsung) en/of een hoeveelheid geld (te weten een totaalbedrag van €2000), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde] en/of een derde toebehoorde(n), door naar en/of in de richting van die [benadeelde] te lopen, waarna [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s):
- die [benadeelde] tegen de borst, althans tegen het lichaam heeft/hebben geduwd (waarna die [benadeelde] in zijn auto is gevallen) en/of
- die [benadeelde] (meermalen) de woorden heeft/hebben toegevoegd (al dan niet in het Arabisch, althans in een andere taal): “motherfucker” en/of “Geef het geld”, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een mes en/of boksbeugel, althans een (scherp en/of hard) wapen/voorwerp heeft/hebben gepakt en/of het voornoemde (scherpe en/of harde) wapen/voorwerp tussen zijn/hun vinger(s) en/of vuist heeft/hebben gehouden en/of met zijn/hun vuist een dreigende houding heeft/hebben aangenomen en/of (een) slaande beweging(en) heeft/hebben gemaakt tegenover die [benadeelde] en/of
- heeft/hebben geslagen en/of gestompt tegen de borst en/of tegen de nek en/of in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam van die [benadeelde];
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 5 januari 2023 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een voertuig (merk BMW) naar/in de directe omgeving van Bovenkarspel te brengen en/of een (witte) auto te volgen en/of af te zetten en/of op de terugkeer van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te wachten en/of om bij terugkeer van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], tezamen in een voertuig (merk BMW) weg te rijden/te vluchten uit de omgeving van Bovenkarspel.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging (feit 1) betrekking heeft op de twee telefoons en de medeplichtigheid aan afpersing in vereniging (feit 2) betrekking heeft op het geldbedrag.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van medeplichtigheid. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van het plan van de hoofddaders om de aangever te beroven, zodat niet bewezen kan worden dat hij opzet had op het gronddelict van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 5 januari 2023 is aangever [benadeelde] iets na 18:15 uur op de Keizerskroonweg in Bovenkarspel door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] overvallen. Beiden hebben bekend dit feit samen gepleegd te hebben. Beiden hebben verklaard dat zij door de verdachte met diens auto naar de Keizerskroonweg zijn gereden. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat in de auto is gezegd dat als aangever niet geld zou geven, het dan met geweld van hem zou worden gekregen, en dat nadat de auto is gestopt alleen hij en [medeverdachte 1] zijn uitgestapt en naar de man zijn gegaan.
Zij kwamen ieder van een andere kant op de aangever af die naast zijn auto stond, waardoor hij werd ingesloten. Ook droegen beiden gezichtsbedekking. Zij hebben samen de aangever door geweld en bedreiging met geweld bewogen tot afgifte van een geldbedrag van ongeveer € 2.000,-. Daarna is ook nog een telefoon van hem weggenomen. Vervolgens zijn de mannen weggerend.
Op videobeelden, die starten om 18:21:30 uur, is te zien dat een auto met gedoofde lichten de Keizerskroonweg inrijdt, vervolgens direct weer achteruit rijdt en vertrekt in de richting waar hij vandaan kwam. Deze auto komt qua model overeen met de auto van de verdachte. Op videobeelden die starten om 18:22:44 uur is te zien dat twee personen rennen over de Keizerskroonweg in de richting van de Murillostraat.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte was gericht op zowel de behulpzaamheid als het gepleegde misdrijf (het gronddelict), het zogeheten dubbel opzet.
De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn auto [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op hun verzoek heeft afgezet in de buurt van een persoon die zij wilden spreken. Hij ontkent echter dat hij wist van het plan om de aangever te beroven. De verdachte ontkent dus (voorwaardelijk) opzet te hebben gehad op het gronddelict, te weten de afpersing en de diefstal.
De rechtbank acht de ontkenning van de verdachte niet aannemelijk. Deze wordt weersproken door de verklaring van [medeverdachte 2] dat vooraf in de auto van de verdachte is besproken dat de aangever om geld zou worden gevraagd en dat er geweld zou worden gebruikt indien hij dit zou weigeren te geven. De rechtbank hecht waarde aan deze verklaring, mede omdat [medeverdachte 2] daarmee ook zichzelf belast. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring dat dit als een soort plan vooraf is besproken ondersteund door de min of meer gecoördineerde wijze waarop de straatroof is uitgevoerd. De rechtbank wijst er in dit verband op dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de aangever ieder vanaf een andere kant hebben benaderd, beiden gezichtsbedekking droegen en meteen zijn overgegaan tot het toepassen van geweld tegen de aangever. Tot slot wordt de verklaring dat het plan vooraf is besproken ondersteund door de camerabeelden van de Keizerskroonweg enkele minuten na 18:15 uur. Gezien de overeenkomst in locatie en tijd en model auto gaat de rechtbank ervan uit dat de aanrijdende auto met gedoofde lichten de auto van de verdachte is en dat de rennende mannen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn.
Dat de verdachte met gedoofde lichten is komen aanrijden acht de rechtbank – in licht van het voorgaande – redengevend voor de conclusie dat hij wist dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de aangever zonodig met geweld gingen bewegen om geld af te geven. Het met gedoofde lichten aanrijden heeft kennelijk tot doel gehad onopgemerkt te blijven. De verdachte heeft geen verklaring gegeven, die deze redengevendheid ontzenuwt. Hij heeft enkel ontkend met gedoofde lichten gereden te hebben en erop gewezen dat zijn auto bij donker automatisch licht voert.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte wist dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] van plan waren de aangever te beroven en dat hij daarmee opzet had op zowel de afpersing als de diefstal.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
A. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 5 januari 2023 te Bovenkarspel tezamen en in vereniging op de openbare weg, te weten op de Keizerskroonweg, een mobiele telefoon die aan [benadeelde] toebehoorde hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 5 januari 2023 te Bovenkarspel opzettelijk behulpzaam is geweest door in een voertuig een (witte) auto te volgen en die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] af te zetten en op de terugkeer van die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te wachten en om bij terugkeer van die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tezamen weg te rijden;
2.
A. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 5 januari 2023 te Bovenkarspel tezamen en in vereniging op de openbare weg, te weten op de Keizerskroonweg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] hebben gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, die aan die [benadeelde] toebehoorde, door naar die [benadeelde] te lopen, waarna [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]:
- die [benadeelde] tegen de borst heeft/hebben geduwd (waarna die [benadeelde] in zijn auto is gevallen) en
- die [benadeelde] (meermalen) de woorden heeft/hebben toegevoegd (al dan niet in het Arabisch, althans in een andere taal): “motherfucker” en/of “Geef het geld” en
- een voorwerp heeft gepakt en tussen zijn vinger(s) en vuist heeft gehouden en een slaande beweging heeft gemaakt tegenover die [benadeelde] en
- heeft/hebben geslagen en gestompt tegen de borst en tegen het gezicht van die [benadeelde];
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 5 januari 2023 te Bovenkarspel opzettelijk behulpzaam is geweest door in een voertuig een (witte) auto te volgen en die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] af te zetten en op de terugkeer van die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te wachten en om bij terugkeer van die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tezamen weg te rijden.
De taal- en of schrijffouten in de tenlastelegging zijn verbeterd. Volgens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

De
onder 1 en onder 2bewezen verklaarde feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen
en
medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld, mede gelet op de ouderdom van het feit, tot een taakstraf van 180 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast heeft zij verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte is als chauffeur medeplichtig geweest aan een straatroof. Hij is met de daders in zijn auto achter de auto van het slachtoffer aangereden en hij heeft hen in de nabijheid van het slachtoffer afgezet, terwijl hij wist dat zij van plan waren het slachtoffer te beroven. Het slachtoffer is vervolgens door middel van geweld en bedreiging met geweld gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag. Ook is een mobiele telefoon van hem afgenomen. Door zo te handelen hebben de verdachte en de hoofddaders inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem financiële schade toegebracht. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer, maar ook bij de samenleving als geheel. De rechtbank ziet de rol van de verdachte – hoewel voor de hoofddaders wel cruciaal - als van ondergeschikte aard en zal dat in de strafmaat laten weerklinken.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 26 november 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 18 november 2025. Als positieve ontwikkeling noemt de reclassering dat de verdachte ten opzichte van een jaar geleden meer stabiliteit in zijn leven heeft. Verder is hij op dit moment voldoende ingebed in zorg en staat hij open voor deze hulpverlening, waardoor een reclasseringstoezicht niet nodig wordt geacht. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Geen adolescentenstrafrecht
De rechtbank ziet – gelet op de indruk die de verdachte heeft gemaakt en het op het ASR-
wegingskader gebaseerde advies in het reclasseringsrapport van 18 november 2025 om het volwassenenstrafrecht toe te passen – geen aanleiding het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met het tijdsverloop in deze zaak. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De verdachte is op 25 juli 2023 in verzekering gesteld. Hij kon er vanaf dat moment van uitgaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd. Die verwachting was gelet op de aard van de verdenking ook naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd. Omdat het eindvonnis op 18 december 2025 wordt gewezen en van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim viereneenhalve maand. De rechtbank zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
Conclusie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die geven voor het plegen van een straatroof met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt. Nu de verdachte - als first offender zonder verdere politie- of justitiecontacten - bijna drie jaar later een redelijk stabiel leven heeft en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dat zou verstoren, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. In plaats daarvan acht de rechtbank alles afwegende een maximale werkstraf van 240 uur aangewezen. Ter compensatie van de eerder vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 220 uren opleggen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.299,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit een geldbedrag van € 2.000,- dat door hem is afgegeven, kosten voor een telefoon (€ 269,-) en reparatiekosten van een bril (€ 30,-).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen omdat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd en niet aannemelijk is. Subsidiair heeft zij verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank overweegt hiertoe dat de benadeelde partij reeds bij zijn aangifte heeft verklaard over de omvang van het afgeperste geldbedrag (€ 2.000,-), dat zijn telefoon is weggenomen en dat zijn bril kapot is gegaan door de klap die een van de hoofddaders hem gaf. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Over de hoogte van de gevorderde bedragen is geen specifiek verweer gevoerd. De rechtbank bepaalt schattenderwijs de waarde van de telefoon op € 269,- en de reparatiekosten van de bril op € 30,-. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Daarbij zal de rechtbank hoofdelijkheid bepalen met de hoofddaders, zodat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d, 36f, 48, 49, 55, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
220 (tweehonderdtwintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 110 dagen hechtenis;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een geldbedrag van
€ 2.299,-(zegge: tweeduizend tweehonderd negenennegentig euro), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit geldbedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit geldbedrag vanaf 5 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
bepaalt dat indien genoemd geldbedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van €2.299,-, en bepaalt dat het te betalen geldbedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 32 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat voor zover dit geldbedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de hoofddaders aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.L. Hoogstraate, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.E.H. de Koning en mr. L. Verheul
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2025.