ECLI:NL:RBNHO:2025:14975

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
C/15/371287 / JU RK 25-1543
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 november 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om de uithuisplaatsing van haar minderjarige kind te beëindigen. De moeder heeft op 3 november 2025 een verzoek ingediend bij de rechtbank, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de moeder niet de juiste procedure heeft gevolgd. De moeder heeft geen formeel verzoek ingediend bij de gecertificeerde instelling (GI) om de uithuisplaatsing te beëindigen, wat volgens de wet vereist is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI geen beslissing heeft kunnen nemen over het verzoek van de moeder, waardoor de moeder niet ontvankelijk is in haar verzoek. De kinderrechter heeft de moeder aangeraden om samen te werken met de GI in het belang van de minderjarige. De kinderrechter heeft de beslissing op schrift gesteld op 27 november 2025, en tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/371287 / JU RK 25-1543
Datum uitspraak: 13 november 2025
Beschikking van de kinderrechter over een beëindiging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank onbekend adres,
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Velserbroek,
De kinderrechter merkt als informant aan:
De Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Haarlem
[de psycholoog] ,
Psychologenpraktijk [psychologenpraktijk] ,
hierna te noemen de psycholoog,
gevestigd te [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoek van de moeder, met bijlage, ontvangen op 3 november 2025;
  • de e-mailberichten van de moeder van 11, 12 en 13 november;
  • het verweer van de GI, met bijlagen, ontvangen op 12 november 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 november 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
  • [de psycholoog] , de psycholoog van [de minderjarige] .
1.3.
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Zijn broer Ivan was hierbij aanwezig. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 oktober 2025 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 7 januari 2026.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 oktober 2025 de (spoed) machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 4 november 2025. Bij beschikking van 23 oktober 2025 is deze machtiging door de meervoudige kamer jeugdzaken verlengd tot 7 januari 2026.
2.4.
[de minderjarige] verblijft op basis van voornoemde machtiging bij [een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de uithuisplaatsing van [de minderjarige] te beëindigen.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de moeder het volgende naar voren gebracht. Sinds de spoeduithuisplaatsing zijn er ernstige en zorgelijke ontwikkelingen ontstaan bij [de minderjarige] , waaronder suïcidale dwanggedachten. Hier werd al op gewezen tijdens de eerste zitting en tijdens de tweede zitting van de meervoudige kamer. [de minderjarige] lijdt ontzettend en dit heeft inmiddels ernstige vormen aangenomen. [de minderjarige] moet zo spoedig mogelijk terug naar huis, er moet preventief gehandeld worden. De psycholoog van [de minderjarige] erkent de zorgen over [de minderjarige] 's huidige psychische toestand en acht een thuisplaatsing in het belang van [de minderjarige] .

4.Het verweer

4.1.
De GI heeft daartegen verweer gevoerd en heeft verzocht de moeder in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de verzoeken af te wijzen.
4.2.
De GI heeft naar voren gebracht dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De GI heeft geen formeel verzoek van de moeder ontvangen om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te beëindigen. Ook niet een mail of app waarin een dergelijk verzoek valt te lezen. De moeder heeft veel wantrouwen naar de jeugdbescherming en wenst geen samenwerking met de jeugdbeschermer. Uit haar e-mail van 4 november 2025 gericht aan de rechtbank stelt de moeder ook niet dat zij haar verzoek eerst bij de GI heeft neergelegd. Wel heeft zij 6 november jl. telefonisch laten weten dat zij het verzoek zoals verwoord in haar mail van 4 november jl. bij de rechtbank heeft ingediend. De GI meent dat de moeder op deze manier niet de juiste route heeft gevolgd. Nu er geen verzoek is gedaan aan de GI en deze dus ook geen besluit daarop heeft kunnen nemen, ligt er geen besluit dat ter toetsing aan de rechtbank kan worden voorgelegd. Om die reden is de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek.
De jeugdbeschermer is, parallel aan de lopende procedure, bezig met het vormgeven van concrete stappen binnen de ondertoezichtstelling die moeten bijdragen aan het vergroten van de veiligheid, stabiliteit en samenwerking rondom [de minderjarige] . Deze stappen richten zich zowel op het opstellen van een omgangsregeling, middels een verzoekschrift vaststellen of wijzigen verdeling zorg- en opvoedtaken, als op de voorbereiding van zogenoemde terug naar huis voorwaarden, zodat wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft, een eventuele thuisplaatsing zorgvuldig en onderbouwd kan worden voorbereid. De jeugdbeschermer constateert dat de huidige ondertoezichtstelling in de praktijk slechts beperkt uitvoerbaar is. Ondanks meerdere pogingen tot samenwerking blijven de moeder en [de minderjarige] de jeugdbeschermer grotendeels buitensluiten.
De jeugdbeschermer heeft kennisgenomen van de verklaring van de psycholoog van [de minderjarige] , waarin zij zich uitspreekt over de psychische gesteldheid van [de minderjarige] en pleit voor een directe terugplaatsing naar huis. In de verklaring weerspiegelt zij vooral [de minderjarige] ’s beleving en emotionele nood, maar biedt zij geen objectieve onderbouwing van de veiligheid en stabiliteit binnen de thuissituatie. De jeugdbeschermer onderstreept daarom het belang van voortzetting van de huidige maatregelen, zodat [de minderjarige] ’s psychische kwetsbaarheid en ontwikkeling zorgvuldig kunnen worden gevolgd in een gecontroleerde en professionele setting. Alleen op die manier kan verantwoord worden beoordeeld of en onder welke voorwaarden een eventuele thuisplaatsing op termijn mogelijk en veilig zou kunnen zijn.

5.De standpunten

Het standpunt van [de minderjarige]
5.1.
heeft in het kindgesprek met de kinderrechter aangegeven dat het niet goed gaat met hem. Zijn dwangstoornis is door de uithuisplaatsing erger geworden. Hij herbeleeft zijn trauma door de eerdere uithuisplaatsing. Hij voelt zich thuis het meest stabiel en wil aan zijn toekomst werken, nu staat hij stil. [de minderjarige] heeft nu weinig dagbesteding waardoor er veel ruimte is voor zijn dwanggedachten. Hij geeft aan een goede band te hebben met zijn psycholoog. [de minderjarige] wil graag terug naar huis.
De visie van de Raad
5.2.
De Raad heeft op de zitting aangegeven op dit moment geen noodzaak te zien om [de minderjarige] terug te plaatsen bij de moeder thuis. [de minderjarige] zit op dit moment klem. De moeder moet de samenwerking aangaan met de GI. Enkel op die manier kan er worden toegewerkt naar een terugplaatsing bij de moeder.
De visie van de psycholoog
5.3.
De psycholoog heeft op de zitting naar voren gebracht dat zij zich zorgen maakt om [de minderjarige] . Hij heeft een combinatie van autisme en dwangstoornissen. Zijn dwangstoornis is verergerd nu hij uit huis is geplaatst. Als die dwanggedachten erg zijn, dan komen daar ook dissociatieve gedachten bij. [de minderjarige] moet deze gedachten zelf kunnen reguleren ’s avonds en ’s nachts en dat lukt hem niet zelf op dit moment. Als hij te zeer ontregeld raakt dan zou het kunnen dat hij zichzelf iets aandoet. De moeder is een regulerende factor voor [de minderjarige] , vandaar dat het voor [de minderjarige] goed zou zijn als hij weer terug naar zijn vertrouwde thuisomgeving gaat.

6.De beoordeling

ontvankelijkheid
6.1.
De vraag is eerst of de moeder kan worden ontvangen in haar verzoek om de uithuisplaatsing van [de minderjarige] te beëindigen. Voor zover van belang volgt uit artikel 1:265d, tweede lid, onder a, BW dat de met het gezag belaste ouder wegens gewijzigde omstandigheden de gecertificeerde instelling kan verzoeken de uithuisplaatsing te beëindigen. Op grond van artikel 1:265d, derde lid, BW dient de gecertificeerde instelling daarop een schriftelijke beslissing te nemen binnen twee weken na ontvangst van het verzoek. Als de gecertificeerde instelling het verzoek van de gezaghebbende ouder afwijst, staat daartegen beroep open bij de rechter. Op verzoek van de gezaghebbende ouder kan de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing geheel of gedeeltelijk intrekken of de duur ervan bekorten (artikel 1:265d, vierde lid, BW).
6.2.
Op de zitting is vastgesteld dat door de moeder bij de GI geen verzoek is gedaan tot beëindiging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] op grond van artikel 1:265d, tweede lid, onder a, BW, terwijl de bevoegdheid de uithuisplaatsing te beëindigen primair bij de GI ligt op het moment dat deze niet meer in het belang zou zijn van [de minderjarige] of noodzakelijk voor zijn ontwikkeling. De moeder heeft een week geleden telefonisch aan de GI laten weten dat zij een verzoek bij de rechtbank heeft ingediend. Hierdoor heeft de GI geen besluit kunnen nemen dat de moeder vervolgens zou kunnen laten toetsen door de kinderrechter. De moeder heeft niet de juiste route gevolgd voor een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] . Dit betekent dat de moeder niet kan worden ontvangen in haar verzoek om de uithuisplaatsing van [de minderjarige] te beëindigen. De kinderrechter raadt de moeder aan in het belang van [de minderjarige] de samenwerking aan te gaan met de GI.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] .
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2025 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S. Verhoeven als griffier, en op schrift gesteld op 27 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.