ECLI:NL:RBNHO:2025:153

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
HAA 24/8366
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning verzoekster door burgemeester

Op 2 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.S. Pot, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Purmerend om haar woning te sluiten. Dit besluit, genomen op 23 december 2024, zou ingaan op 6 januari 2025 en was bedoeld om een signaal af te geven tegen de handel in en productie van drugs. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op zitting behandeld, waarbij ook de gemachtigde van de burgemeester, mr. L.C. Dankbaar, aanwezig was.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster, waaronder het welzijn van haar minderjarige dochter, afgewogen tegen de belangen van de burgemeester. De rechter concludeerde dat de belangen van verzoekster op dat moment zwaarder wogen dan die van de burgemeester. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van de woning, zelfs voor een maand, ernstige gevolgen kon hebben voor verzoekster en haar dochter, vooral gezien de autistische aandoening van de dochter. De burgemeester had deze omstandigheden niet voldoende in zijn beoordeling betrokken.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst tot de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de woning van verzoekster niet op 6 januari 2025 zal worden gesloten. Daarnaast is de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster, die in totaal € 1.814,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/8366

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en

de burgemeester van de gemeente Purmerend, de burgemeester

(gemachtigde: mr. L.C. Dankbaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster hangende het bezwaar tegen het besluit van de burgemeester om de woning van verzoekster aan de [adres] in [plaats] te sluiten.
1.1.
Met het besluit van 23 december 2024 heeft de burgemeester besloten de woning van verzoekster met ingang van 6 januari 2025 voor één maand te sluiten.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en [naam 1] , de gemachtigde van de burgemeester, alsmede [naam 2] en [naam 3] .
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.2.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Daarvan is in dit geval sprake omdat de woning van verzoekster op 6 januari 2025 zal worden gesloten.
2.3.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de burgemeester die pleiten tegen het treffen daarvan als volgt af.
Ter zitting is gebleken dat het belang van de burgemeester bij het sluiten van de woning is gelegen in het afgeven van een duidelijk en zichtbaar signaal dat de handel in en productie van drugs niet wordt getolereerd en dat daartegen wordt opgetreden. Van een ‘loop’ naar de woning die moet worden doorbroken is niet gebleken.
Daartegenover staan de belangen van verzoekster die ook de burgemeester onderkent, waaronder het belang van haar minderjarige dochter die ook in de woning woont. De belangen van verzoekster zijn voor de burgemeester aanleiding geweest om de aanvankelijk opgelegde sluiting van zes maanden terug te brengen naar één maand. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat hiermee niet voldoende recht wordt gedaan aan de belangen van verzoekster en haar minderjarige dochter, omdat de gevolgen of de effecten van de sluiting voor kortere duur niet wezenlijk anders zijn.
Ter zitting is bovendien gesteld dat de dochter van verzoekster autisme heeft. Vertrek uit de vertrouwde omgeving (woning) is daarom nog ingrijpender. De voorzieningenrechter gaat vooralsnog uit van de juistheid van de (nog niet onderbouwde) stelling dat sprake is van autisme. Deze omstandigheid heeft de burgemeester niet betrokken en wellicht ook niet kunnen betrekken bij haar beoordeling en dat zal bij de heroverweging in bezwaar alsnog moeten gebeuren.
Daarnaast is ter zitting gebleken dat de verhuurder van de woning vanwege het besluit tot sluiting van de woning gestart is met een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst. Een mogelijk gevolg van het sluiten van de woning, ook al is dat voor een maand, kan dan ook nog steeds zijn dat verzoekster niet in de woning kan terugkeren. Ook deze omstandigheid, mede in relatie tot het gestelde autisme van de dochter, is door de burgemeester niet betrokken bij de beoordeling en ook dat zal alsnog bij de heroverweging in bezwaar moeten gebeuren.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van verzoekster op dit moment zwaarder wegen dan het belang van de burgemeester bij het sluiten van de woning.

Conclusie en gevolgen

3.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 23 december 2024 wordt geschorst tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat de woning van verzoekster niet op 6 januari 2025 zal worden gesloten.
3.2.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het besluit van 23 december 2024 tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2025 door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.