3.3Oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op de ochtend van 23 februari 2022 vond een inbraak plaats in de woning van de [benadeelde 5] aan de [adres 2] in Zaandam. [medeverdachte 1] ging die ochtend rond 07.20 uur via de keukendeur de woning binnen. Toen [medeverdachte 1] in een slaapkamer op de eerste verdieping twee kluizen uit een kast had gepakt om mee te nemen, liep de vijftienjarige dochter van het gezin de slaapkamer in. Zij was op dat moment alleen thuis. [medeverdachte 1] is met haar naar de woonkamer gedaan en heeft haar daar met vastgebonden handen en voeten en een met tape afgeplakte mond op de bank achtergelaten. Daarna heeft hij de woning met de twee kluizen met inhoud verlaten. In de kluizen zaten gouden sieraden en sleutels. [medeverdachte 1] is bij vonnis van deze rechtbank van 30 mei 2023 veroordeeld wegens (kort gezegd) het medeplegen van een woninginbraak met geweld (ECLI:NL:RBNHO:2023:5138). De verdachte wordt primair verweten dat hij zich samen met een of meer anderen heeft schuldig gemaakt aan de woninginbraak. De verdachte ontkent dit feit, in die zin dat hij heeft verklaard dat hij geen medepleger was van de woninginbraak, maar [medeverdachte 1] slechts behulpzaam is geweest bij het plegen van dit feit. Het verweer van de verdediging komt erop neer dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de conclusie dat de verdachte als medepleger een bijdrage heeft geleverd aan de woninginbraak. Zijn rol gaat volgens de verdediging niet verder dan die van een medeplichtige, wat de verdachte subsidiair wordt verweten.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging. De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van het primaire feit. De rechtbank zal in de volgende paragrafen uiteenzetten hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Verklaringen [medeverdachte 1]
is na zijn aanhouding meerdere keren als verdachte van de woninginbraak gehoord. Tijdens deze verhoren heeft hij bekend de woninginbraak te hebben gepleegd. Daarnaast heeft hij een voor de verdachte belastende verklaring afgelegd. [medeverdachte 1] heeft de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] aangewezen als mededaders van de woninginbraak. [medeverdachte 1] heeft, kort samengevat, verklaard dat de verdachte en de medeverdachte samen het plan hadden gemaakt om in te breken bij de woning van de hun bekende [benadeelde 5]. In de dagen voor de inbraak reden de verdachte en de medeverdachte meerdere keren met [medeverdachte 1] naar de woning aan de [adres 2] om een geschikt moment te vinden voor de inbraak. [medeverdachte 1] verbleef deze dagen in een hotel in Zaandam, wat door de verdachte en de medeverdachte werd betaald. Op de ochtend van de inbraak gingen de drie mannen naar de woning. De verdachte en de medeverdachte hielden zich op in de omgeving van de woning, terwijl [medeverdachte 1] inbrak. Nadat [medeverdachte 1] met de kluizen de woning uitkwam, stapte hij met de kluizen in de bedrijfsbus van de verdachte. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de drie mannen daarna naar de woning van de verdachte in Amsterdam reden om de kluizen te openen. Daarbij waren de verdachte en de medeverdachte verantwoordelijk voor de verdeling van de buit. Later die ochtend brachten de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] vervolgens naar Den Haag.
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte 1]
De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] in twijfel getrokken. De verdachte heeft verklaard dat het initiatief voor de woninginbraak juist bij [medeverdachte 1] lag en dat hij slechts hand-en-spandiensten heeft verricht. Het was zijn taak om [medeverdachte 1] die ochtend met zijn bedrijfsbus naar de woning te brengen, in de omgeving op hem te wachten, hem na de inbraak naar de woning van de verdachte te brengen om daar de kluizen te openen, en hem vervolgens naar Den Haag te brengen. Ook heeft de verdachte [medeverdachte 1] in de dagen voorafgaand aan de inbraak meerdere keren naar de woning gebracht, zodat [medeverdachte 1] kon onderzoeken wat een geschikt moment voor de inbraak was. De verdediging heeft bepleit dat de verklaringen van [medeverdachte 1], waarin hij de verdachte een grotere rol heeft toegedicht en zijn eigen rol heeft geminimaliseerd, niet consistent zijn en geen steun vinden in ander bewijs.
De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. Het feit dat [medeverdachte 1] in zijn verklaringen naar de verdachte en de medeverdachte heeft gewezen, maakt dat de rechtbank een zekere mate van behoedzaamheid betracht bij de beoordeling van die verklaringen. De rechtbank ziet echter, anders dan de verdediging heeft bepleit, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]. Allereerst is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] gedetailleerd, concreet en consistent heeft verklaard over wie betrokken waren bij de inbraak, wat de onderlinge taakverdeling was, wat er in de dagen voorafgaand aan de inbraak is gebeurd bij zogenoemde voorverkenningen en waar de mannen na de inbraak naartoe zijn gegaan. Daarbij betrekt de rechtbank dat [medeverdachte 1] ook belastend heeft verklaard over zichzelf. Mede op grond daarvan heeft de rechtbank hem eerder veroordeeld. De verklaringen van [medeverdachte 1] over de betrokkenheid van de verdachte en de medeverdachte bij de woninginbraak vinden naar het oordeel van de rechtbank bovendien voldoende steun in ander (objectief) bewijsmateriaal. Daarbij spelen de volgende feiten en omstandigheden een rol.
Bij de beoordeling van de verklaringen van [medeverdachte 1] betrekt de rechtbank de verkeersgegevens van de telefoonnummers van de verdachte, de medeverdachte en [medeverdachte 1]. Daaruit blijkt dat de telefoonnummers van de verdachte en [medeverdachte 1] op de ochtend van 23 februari 2022 rond het tijdstip van de inbraak een zendmast hebben aangestraald die dekking geeft aan de woning aan de [adres 2]. Uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat hij de medeverdachte [medeverdachte 2] twee keer heeft geprobeerd te bellen, kort voor en na de inbraak.
Uit de telefoongegevens rijst vervolgens het beeld dat de verdachte, de medeverdachte en [medeverdachte 1] na de inbraak samen zijn geweest en dat zij dezelfde reisbewegingen hebben gemaakt. Na de inbraak hebben hun telefoonnummers namelijk rond dezelfde tijdstippen zendmasten gebruikt in Zaandam, Amsterdam, Zaandam en daarna Den Haag.
Verder blijkt uit de telefoongegevens dat de telefoonnummers van de verdachte, de medeverdachte en [medeverdachte 1] op 17 en 18 februari 2022 rond dezelfde tijdstippen in de vroege ochtend dezelfde zendmast hebben aangestraald die dekking geeft aan de woning. De telefoonnummers van [medeverdachte 1] en de medeverdachte hebben die zendmast ook aangestraald rond hetzelfde tijdstip in de vroege middag van 20 februari 2022.
De rechtbank betrekt in de beoordeling van de verklaringen van [medeverdachte 1] tot slot dat [medeverdachte 1] in de dagen voor de woninginbraak, van 18 tot en met 23 februari 2022, heeft verbleven in een hotel in Zaandam. Dat verblijf is (in ieder geval gedeeltelijk) door de verdachte bekostigd. De verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven. In dit verband komt ook nog betekenis toe aan het feit dat de telefoonnummers van de verdachte, de medeverdachte en [medeverdachte 1] op 23 februari 2022 later in de ochtend rond dezelfde tijdstippen zendmasten hebben aangestraald die dekking geven aan het hotel van [medeverdachte 1]. Aangezien de hotelkamer van [medeverdachte 1] was geboekt tot en met 23 februari 2022, is waarschijnlijk dat [medeverdachte 1] samen met de verdachte en de medeverdachte zijn eigendommen in het hotel heeft opgehaald, waarna zij hem naar Den Haag brachten.
De rechtbank ziet in deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, voldoende steun voor de verklaringen van [medeverdachte 1]. De rechtbank acht deze verklaringen daarom betrouwbaar en gaat uit van de juistheid ervan.
Medeplegen
De hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte één van de mededaders van de woninginbraak is geweest. Voor een bewezenverklaring van het primair verweten medeplegen is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen. Daarbij moet de rechtbank vaststellen of de verdachte aan het delict een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Bij de vorming van het oordeel of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder andere de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen, uitgaande van de verklaringen van [medeverdachte 1], tot het oordeel dat de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de woninginbraak. Naar het oordeel van de rechtbank was de bijdrage van de verdachte aan de voorbereiding, uitvoering en afhandeling van de inbraak, alsmede de taakverdeling, van zodanig significant en wezenlijk gewicht, dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het verweten medeplegen van de woninginbraak komt. De stelling van de verdediging dat de rol van de verdachte slechts als medeplichtige kan worden gekwalificeerd, houdt, mede gelet op wat de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, dan ook geen stand. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de verdachte er alle belang bij heeft zijn rol bij en bijdrage aan de inbraak te bagatelliseren. Wat de rechtbank verder in haar overtuiging sterkt om niet de verklaring van de verdachte, maar de verklaringen van [medeverdachte 1] over de taakverdeling en bijdrage van de verdachte te volgen, is dat [medeverdachte 1] op geen enkele manier banden had met de [benadeelde 5] en niet gebleken is dat hij wist of kon weten dat zich in die woning onder andere kostbare gouden sieraden bevonden, terwijl de verdachte en de medeverdachte de familie kenden en daarvan wel op de hoogte waren.
Slotsom
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank het primaire feit bewezen acht.
De bewijsmiddelen, die ten grondslag liggen aan deze bewezenverklaring, zullen worden uitgewerkt in de gevallen waarin de wet aanvulling vereist van dit vonnis. Deze zullen dan worden opgenomen in een aan dit vonnis te hechten aanvulling.