6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctieoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek op de zitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Er is in deze zaak sprake van huiselijk geweld. Hoewel slechts een incident centraal staat, is wel sprake van een langdurig incident dat enkele uren heeft geduurd. De verdachte heeft het slachtoffer, destijds zijn vriendin, meermalen met zijn vuisten tegen haar hoofd en gezicht geslagen. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer van haar vrijheid beroofd door haar in de nacht urenlang onder bedreiging op het balkon op te sluiten. De verdachte kon zijn woede kennelijk niet beteugelen en heeft geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft ten gevolge van het geweld pijn geleden en diverse letsels opgelopen, waaronder een gat in haar trommelvlies. Slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict kunnen nog langdurig gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. In dit geval heeft dit incident er zelfs toe geleid dat het slachtoffer heeft moeten verhuizen naar een geheim adres. Tot slot heeft de verdachte ook diverse zaken in de woning van zijn ex-vriendin vernield. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat kijkt de rechtbank ook naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het strafblad van de verdachte van 19 juli 2024 blijkt dat hij eerder voor (partner)mishandeling met politie en justitie in aanraking is gekomen en daarvoor is veroordeeld. De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten zelfs gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep van een veroordeling voor geweld tegen hetzelfde slachtoffer. De eerder opgelegde straffen hebben kennelijk onvoldoende effect gehad om de verdachte ervan te weerhouden nieuwe feiten te plegen. Sterker: uit het gedrag van de verdachte kan, zoals ook de reclassering dat omschrijft, inmiddels een delictpatroon van geweldsdelicten binnen een relatie worden afgeleid. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft daarnaast gekeken naar de persoon van de verdachte. Zij heeft kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
- een psychologisch onderzoeksrapport van 21 oktober 2024, opgesteld door S.J.D. Dijkstra, GZ-psycholoog;
- een psychiatrisch onderzoeksrapport van 17 oktober 2024, opgesteld door A.C. van Dijk, psychiater;
- een reclasseringsadvies tbs met voorwaarden van 20 januari 2025, opgesteld door B. van Duijne, reclasseringswerker.
De psycholoog en de psychiater hebben bij de verdachte een andere persoonlijkheidsstoornis vastgesteld met antisociale en narcistische trekken en een (lichte) stoornis in het alcoholgebruik. Er is sprake van hechtings- en agressieproblematiek. Alcohol werkt ontremmend. De psycholoog en de psychiater gaan ervan uit dat deze persoonlijkheidsstoornis ook van invloed is geweest op de ten laste gelegde feiten. Zij adviseren om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportages van de psycholoog en de psychiater op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat hun gelijkluidende conclusie met betrekking tot de toerekenbaarheid wordt gedragen door een deugdelijke en inzichtelijke gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen, dat het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, dan ook over. De rechtbank houdt hier rekening mee in de strafoplegging.
Advies deskundigen en reclassering over hulpverlening en toezicht
Uit het reclasseringsrapport van 28 oktober 2024 over de verdachte blijkt dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. Volgens de reclassering, de psycholoog en de psychiater is een intensieve klinische behandeling nodig om te werken aan de persoonlijkheidsproblematiek en om recidive te voorkomen. Eerdere hulp van behandeling in een ambulant kader is niet goed van de grond gekomen. De verdachte heeft daar onvoldoende aan meegewerkt. Een straf met een voorwaardelijk deel en bijzondere voorwaarden wordt niet toereikend geacht. Volgens de deskundigen is een strenger kader nodig. Er wordt daarom oplegging van tbs met voorwaarden geadviseerd en een gedrag beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, zodat ook als de tbs met voorwaarden is afgelopen kan worden gemonitord of de verdachte nog hulp en begeleiding nodig heeft. Volgens de deskundigen bestaat bij de verdachte voldoende motivatie om zich aan de voorwaarden te houden.
Tijdens de zitting heeft reclasseringswerker Van Duijne aangevuld dat de Forensisch Psychiatrisch Kliniek in Rotterdam (hierna: FPK Rotterdam) een plek voor de verdachte heeft gereserveerd, maar dat die plek op dit moment nog niet beschikbaar is. Dat betekent dat zal moeten worden gezocht naar een overbruggingsplek. Daarnaast heeft Van Duijne toegelicht dat in het scenario dat in het vonnis de tbs met voorwaarden direct uitvoerbaar wordt verklaard en hoger beroep wordt ingesteld tegen dat vonnis – waardoor het vonnis niet onherroepelijk is – de reclassering met lege handen staat als een betrokkene zich in de kliniek niet aan de voorwaarden van de tbs houdt. De tbs met voorwaarden kan in dat scenario namelijk niet worden omgezet in tbs met dwangverpleging. Van Duijne heeft daarbij verwezen naar een recent arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1729). Daarom verzoekt de reclassering een schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van de opname in de kliniek, zodat de voorlopige hechtenis bij overtreding van de voorwaarden van de tbs kan worden hervat. De reclassering heeft geadviseerd om, in geval van tbs met voorwaarden, de volgende voorwaarden op te leggen:
- geen strafbaar feit plegen;
- meewerken aan reclasseringstoezicht;
- meewerken aan time-out;
- niet naar het buitenland;
- opname in een zorginstelling;
- aansluitende ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- middelenverbod;
- contactverbod;
- dagbesteding.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezen feiten, de gevolgen daarvan voor de ex-vriendin van de verdachte en de recidive van de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige tijd rechtvaardigen. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op de Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak (LOVS) en op de straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen. Ook heeft de rechtbank daarbij rekening gehouden met de conclusie van de deskundigen dat de feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Alles afwegend vindt de rechtbank ten aanzien van alle bewezen feiten oplegging van een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, op zijn plaats. Tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Tbs met voorwaarden
De rechtbank is het eens met de conclusie van de deskundigen dat hulpverlening en toezicht – in de vorm van tbs met voorwaarden – noodzakelijk is. De verdachte heeft op de zitting ten overstaan van de rechtbank verklaard dat hij inziet dat hij hulp en begeleiding nodig heeft. Hij heeft zich bereid verklaard de geadviseerde voorwaarden na te leven.
De rechtbank stelt vast dat er in dit geval is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van tbs met voorwaarden: tijdens het begaan van de feiten 1 primair en 2 subsidiair bestond bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die feiten die de verdachte heeft begaan zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel. De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat de rechtbank het, mede vanwege het gevaar voor recidive, van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
Voorlopige hechtenis
Voor de situatie dat dit vonnis nog niet onherroepelijk is geworden, zal de rechtbank bevelen dat het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de klinische behandeling van de verdachte start, in de beoogde FPK Rotterdam, dan wel in een (tijdelijke) overbruggingskliniek.
Deze schorsing van de voorlopige hechtenis acht de rechtbank nodig, omdat omzetting van de dadelijk uitvoerbare tbs met voorwaarden in een tbs met dwangverpleging (bij overtreding van de voorwaarden van de tbs) niet mogelijk is zolang dit vonnis niet onherroepelijk is. De rechtbank zal aan de schorsing van de voorlopige hechtenis dezelfde voorwaarden verbinden als aan de tbs met voorwaarden. Als de verdachte dan de in het kader van de tbs te stellen voorwaarden (en daarmee de schorsingsvoorwaarden) niet naleeft terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, kan de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis worden bevolen. Op die manier kunnen ook in die situatie de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen worden gewaarborgd. De rechtbank verwijst in verband met het voorgaande naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729 (ro. 6.4.2-6.5). Geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal tot slot, in afwijking van wat de officier van justitie heeft gevorderd, geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z Sr, aan de verdachte opleggen. De rechtbank acht oplegging van deze maatregel in het geval van de verdachte niet noodzakelijk en wenselijk naast de oplegging van de gevangenisstraf en de behandeling die in het kader van de tbs met voorwaarden gedurende lange tijd kan plaatsvinden.