Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
4 februari 2025 in de zaak tegen:
mr. J.J. van Bree, en van hetgeen de raadsvrouw van de verdachte, mr. P.E.M. Metri, advocaat te Zaandam, naar voren heeft gebracht.
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
- het proces-verbaal van aangifte van 24 mei 2023 (pagina’s 26 t/m 32);
- het proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2023, betreffende camerabeelden (pagina’s 132 t/m 149);
- het proces-verbaal van bevindingen van 21 september 2023, betreffende telecomgegevens (pagina’s 454 t/m 456);
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 15 november 2023, bevattende de bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit (pagina’s 187 t/m 206).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
€ 2.800.000,--. De verdachte had deze goederen onder zich in het kader van zijn werkzaamheden als Warehouse Medewerker bij transportbedrijf [slachtoffer] De verdachte had hiermee een onmisbare rol in de toe-eigening van de goederen aangezien hij de goederen tijdens zijn dienst apart heeft gezet en – door diverse handelingen en met behulp van een valse pas – ervoor heeft gezorgd dat de goederen in een vrachtwagen met valse kentekenplaten zijn geladen die daarop direct is vertrokken. De goederen zijn tot op heden niet teruggevonden. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen grote financiële schade berokkend, maar ook het vertrouwen dat in hem als werknemer werd gesteld ernstig geschaad. De verdachte heeft hiermee ook aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.Vordering van de benadeelde partij
[gemachtigde] – heeft een vordering tot schadevergoeding van $ 1.839.130,-- (Amerikaanse Dollar) en € 800.000,-- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
18 (achttien) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte van
6 (zes) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.