6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van zes minderjarige meisjes door hen in een zwembad onverhoeds aan te raken bij hun buik, rug, billen en/of vagina. Hierdoor heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de minderjarige slachtoffers. Namens de slachtoffers is naar voren gebracht dat zij erg geschrokken waren van het handelen van de verdachte en dat zij het een onprettige situatie vonden. Uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting door de moeder van twee van de slachtoffers is voorgedragen blijkt dat het handelen van de verdachte ingrijpende gevolgen voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gehad. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en bezit van kinderporno door naakte minderjarigen heimelijk te filmen, terwijl zij zich in pashokjes van een zwembad aan het omkleden waren. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de jonge leeftijd van de kinderen en de gevolgen die zij van zijn handelen kunnen ondervinden. Zorgelijk is bovendien dat de verdachte op één dag meerdere (minderjarige) slachtoffers onzedelijk heeft aangeraakt en hij weinig inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. De rechtbank rekent het de verdachte bovendien aan dat hij tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is gerecidiveerd door opnieuw naar een zwembad te gaan en daar naakte minderjarigen in een kleedhokje te filmen.
De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen (seksuele) behoeften en heeft niet stil gestaan bij de gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers. Dit wordt de verdachte aangerekend.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 december 2024 van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld vanwege een soortgelijk feit, zodat dit niet in zijn nadeel zal meewegen.
Verder heeft de rechtbank gekeken naar de reclasseringsadviezen van 27 september 2022 en 16 december 2024. De reclassering schat het risico op recidive in als matig-hoog. Er wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht bij reclassering
• Ambulante behandeling
• Meewerken aan middelencontrole
• Betrokkene mag zich niet in openbare zwembaden ophouden.
• Vermijden contact met minderjarigen
• Vermijden kinderporno
alsmede deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft verder nog kennis genomen van het rapport van 17 juni 2022 dat is opgesteld door drs. M.L. Sikkens, GZ-psycholoog en het rapport van 28 november 2024 dat is opgesteld door drs. W. Groen, GZ-psycholoog. Het rapport van 28 november 2024 houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een voyeurismestoornis en daarnaast is sprake van een stoornis in alcoholgebruik (licht). De aanwezigheid van een frotteurismestoornis en een pedofiele stoornis, kan onderzoekster niet met zekerheid uitsluiten.
Ten aanzien van parketnummer 15/069237-22 vertelt betrokkene dat hij in een druk zwembad mogelijk tegen kinderen aangezwommen is maar dat hij dat niet bewust heeft gedaan. Hij ontkent kinderen te hebben betast en hij ontkent zijn vinger in een vagina van een meisje te hebben gebracht. Wegens de ontkennende houding van betrokkene komt er in huidig onderzoek geen zicht op het delictscenario en op de motieven van betrokkene die ten grondslag liggen aan de ten laste gelegde feiten en zijn gedragingen (indien bewezen). Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht, ziet onderzoekster op basis van de verkregen informatie, echter onvoldoende aanwijzingen voor een pathologische doorwerking die tot een eventuele verminderde toerekenbaarheid heeft kunnen leiden ten aanzien van de aanrandingen.
Indien bewezen geacht, stelt onderzoekster dat ten aanzien van parketnummer 15/120124-23 en 15/274801-24 sprake lijkt van eenzelfde modus operandi waaronder het delictgedrag van betrokkene tot stand is gekomen. Betrokkene beschrijft dat hij in de zwembaden stiekem onder kleedhokjes gefilmd heeft. Het heimelijk filmen zou hem spanning, een kick en seksuele opwinding opleveren.
Hij zegt dat hij geen kinderen heeft willen filmen die zich aan het omkleden waren, maar hij zegt op zoek te zijn geweest naar volwassen vrouwen die zich omkleden. Betrokkene zegt de filmpjes die hij middels het stiekem filmen heeft verkregen, zelden terugkijkt en hij ontkent seksuele opwinding te ervaren wanneer hij de filmpjes wel terugkijkt. Bij betrokkene is sprake van een voyeurismestoornis waarbij hij seksuele opwinding ervaart bij het kijken naar nietsvermoedende personen die zich aan het uitkleden zijn. Betrokkene heeft middels het filmen onder de kleedhokjes gehandeld naar deze seksuele drang die voortkomt uit de voyeurismestoornis. Indien de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 15/120124-23 en 15/274801-24 bewezen worden geacht, is onderzoekster van mening dat de voyeurismestoornis in enige mate heeft doorgewerkt in de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten aanzien van deze feiten. Onderzoekster komt tot het advies om de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 15/120124-23 en 15/274801-24 in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Betrokkene ontkent de aanranding en verkrachting die hem ten laste worden gelegd onder parketnummer 15/069237-22. Aangezien er geen doorwerking beschreven kan worden van de gestelde problematiek in de ten laste gelegde feiten onder dit parketnummer (indien bewezen), is het vanuit gedragsdeskundig oogpunt niet mogelijk geweest om een op pathologische gronden gefundeerde risicoanalyse uit te voeren ten aanzien van deze feiten.
Indien de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 15/120124-23 en 15/274801-24 bewezen worden geacht, wordt de kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten (vervaardigen en bezit kinderporno) door ondergetekende op basis van de gestructureerde risico-taxatie en de klinische inschatting, ingeschat als matig-hoog.
De rechtbank kan zich met de conclusies van bovengenoemde adviezen verenigen en ziet aanleiding om een deels voorwaardelijk strafdeel op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Overeenkomstig het hiervoor genoemde advies van 28 november 2024, zal de rechtbank de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen. Deze omstandigheid wordt in strafmatigende zin meegewogen.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 314 dagen (met aftrek van 224 dagen voorarrest), waarvan 90 dagen voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaren verbinden, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden. De rechtbank ziet aanleiding om een proeftijd van drie jaar op te leggen, omdat uit de verschillende rapportages kan worden afgeleid dat het geruime tijd zal duren om de beoogde gedragsverandering bij de verdachte tot stand te brengen.
Dadelijk uitvoerbaar
De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de in zaak A bewezen verklaarde feiten en geen inzicht gegeven in zijn beweegredenen. Daarom is er nog geen deugdelijke risicotaxatie gemaakt van het recidiverisico voor de bewezen verklaarde aanrandingen van minderjarigen. Het risico op recidive wordt als matig-hoog ingeschat voor het heimelijk filmen van minderjarigen. Op grond hiervan moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank acht het bovendien van belang dat de reeds ingezette behandeling voortgang krijgt. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geen maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr
De rechtbank zal de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr niet opleggen, aangezien de verdachte zich bereid heeft getoond om mee te werken aan behandeling en de rechtbank van oordeel is dat de oplegging van deze maatregel disproportioneel zou zijn.
Redelijke termijn
De raadsvrouw heeft terecht opgemerkt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Deze overschrijding is naar het oordeel van de rechtbank echter beperkt. De rechtbank volstaat daarom met het constateren van deze overschrijding en zal daaraan geen gevolgen verbinden. Hierbij weegt mee dat het mede aan de verdachte zelf te wijten is dat de behandeling van de zaak lang op zich heeft laten wachten: omdat de verdachte tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is gerecidiveerd heeft er een nieuw Pro Justitia-onderzoek moeten plaatsvinden.
7. Beslissingen met betrekking tot in beslag genomen, niet teruggegeven voorwerpen
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
1. STK GSM (Omschrijving: PL1100-2022053142-1355533, Samsung 9)
2. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1100-2022053142-1355540, Samsung)
3. 1 STK Videocamera (Omschrijving: PL1100-2022053142-G1355544, JVC)
4. 4 STK Datadrager (Omschrijving: PL1100-2022053142-G1355543, SD-Kaart)
5. 1 STK GSM (Omschrijving: PL1100-2022053142-G1352362, Samsung)
6. 1 STK GSM (Omschrijving: PL0600-2024384939-3273446, Oppo)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 6 in beslag genomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit hiervan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Uit het procesdossier blijkt immers dat er kinderporno op deze gegevensdragers is aangetroffen. Op de overige voorwerpen op de beslaglijst is geen strafbare inhoud aangetroffen. De onder 3, 4 en 5 in beslag genomen voorwerpen kunnen volgens de officier van justitie daarom terug worden gegeven aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Onttrekking aan het verkeer (artikel 36c Sr)
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 6 in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, moeten worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de in zaak B en zaak C bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Onttrekking aan het verkeer (artikel 36d Sr)
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het onder 2 in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het genoemde voorwerp aan de verdachte toebehoort en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormeld in beslag genomen voorwerp in strijd met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 3, 4 en 5 van de beslaglijst dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat er een verband bestaat tussen dit voorwerp en de bewezen verklaarde feiten.