ECLI:NL:RBNHO:2025:1734

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
15.069237.22; 15-120124-23; 15-274801-24 (gevoegd ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding van minderjarige meisjes en vervaardiging van kinderporno in zwembad

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanranding van zes minderjarige meisjes in een zwembad en het vervaardigen en bezitten van kinderporno. De verdachte heeft de meisjes op 19 maart 2022 in Heemskerk, door geweld of bedreiging, gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Dit omvatte het betasten van hun buik, rug, billen en vagina. Daarnaast heeft hij heimelijk naakte minderjarigen gefilmd in pashokjes van het zwembad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 314 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook gedeeltelijk de vorderingen tot schadevergoeding van de slachtoffers toegewezen. De zaak is behandeld in tegenspraak en de rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en consistent beoordeeld. De verdachte ontkende de feiten en voerde aan dat hij niet de dader kon zijn, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.069237.22; 15-120124-23; 15-274801-24 (gevoegd ttz) (P)
Uitspraakdatum: 20 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 februari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Rademacher en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.J.K. van der Meer, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 15.069237.22, hierna: zaak A
1.
hij op of omstreeks 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] (13 jaar oud) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van en/of aaien over de billen van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte, zeer plotseling en onverhoeds de billen van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of daarover heeft geaaid;
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] (11 jaar) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] (over haar badpak heen) en/of het proberen met zijn, verdachtes hand onder dat badpak te komen en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte in het zwembad langs die [slachtoffer 2] zwom en daarbij zeer plotseling en onverhoeds de vagina van die [slachtoffer 2] heeft betast en/of zeer plotseling en onverhoeds trachtte in het badpak van die [slachtoffer 2] te komen;
3.
hij op of omstreeks 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , te weten het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] , waarna hij, verdachte op en neer gaande bewegingen maakte met die vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte tijdens het zwemmen zeer plotseling en onverhoeds zijn, verdachtes arm om de buik van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of haar om haar buik heeft vastgehouden en/of vervolgens zeer plotseling en onverhoeds zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] heeft geduwd en/of gebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, waarbij hij, verdachte zijn arm om de buik van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of haar om haar buik heeft vastgehouden en/of met zijn andere hand de vagina van die [slachtoffer 3] heeft betast (over haar broekje) en/of op en neer gaande bewegingen heeft gemaakt tegen de vagina van die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte tijdens het zwemmen zeer plotseling en onverhoeds zijn, verdachtes arm om de buik van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of vervolgens zeer plotseling en onverhoeds de vagina van die [slachtoffer 3] heeft betast en/of heen en weer gaande bewegingen tegen de vagina van die [slachtoffer 3] heeft gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, waarbij hij, verdachte de bil en/of de bilnaad van die [slachtoffer 4] heeft betast en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte tijdens het zwemmen zeer plotseling en onverhoeds de bil en/of de bilnaad van die [slachtoffer 4] heeft betast;
5.
hij op of omstreeks 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het omhoog trekken van het zwemshirt van die [slachtoffer 5] , waarbij hij, verdachte met zijn hand(en) de naakte rug van die [slachtoffer 5] heeft betast en/of
- het met zijn, verdachtes vinger(s) betasten, althans aanraken van de bil(len) van die [slachtoffer 5] en/of
- het aaien van het (onder)been van die [slachtoffer 5] en/of het vastpakken van het (onder)been van die [slachtoffer 5] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte, zeer plotseling en onverhoeds het zwemshirt van die [slachtoffer 5] omhoog heeft getrokken en/of de rug en/of de billen van die [slachtoffer 5] heeft betast, althans aangeraakt en/of later wederom zeer plotseling en onverhoeds het (onder)been van die [slachtoffer 5] heeft geaaid en/of vastgepakt;
6.
hij op of omstreeks 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aaien over en/of betasten van de onderrug van die [slachtoffer 6] en/of het aanraken van het (onder)been van die [slachtoffer 6] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte zeer plotseling en onverhoeds heeft geaaid over de onderrug van die [slachtoffer 6] en/of de onderrug van die [slachtoffer 6] heeft betast en/of op een ander moment wederom zeer plotseling en onverhoeds het (onder)been van die [slachtoffer 6] heeft aangeraakt;
7.
hij op of omstreeks 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 7] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de buik van die [slachtoffer 7] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte zeer plotseling en onverhoeds met zijn, verdachtes hand(en) vanaf de ene kant van de buik van die [slachtoffer 7] naar de andere kant van de buik van die [slachtoffer 7] heeft bewogen waarbij de buik van die [slachtoffer 7] werd betast.
In de zaak met parketnummer 15-120124-23, hierna: zaak B
hij op 19 maart 2022 in Heemskerk, althans in Nederland, een afbeelding en/of - een gegevensdrager, bevattende een afbeelding, te weten een telefoon (Samsung S9, ibn-code 1355533) - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, aangeboden, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(video 1: [bestandsnaam] )
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of n leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Heemskerk, althans in Nederland, gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van twee minderjarige meisjes, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in een kleedhokje behorende bij het zwembad de Waterakkers, (een) afbeelding(en) heeft vervaardigd.
In de zaak met parketnummer 15-274801-24, hierna: zaak C
hij op of omstreeks 18 augustus 2024 te Apeldoorn, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, visuele weergaven van seksuele aard en/of met onmiskenbaar seksuele strekking waarbij perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, te weten [slachtoffer 8] (geb. [geboortedatum] ) en/of [slachtoffer 9] (geb. [geboortedatum] ) was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad te weten: video('s) en/of een telefoon (Oppo, beslagcode 3273446) bevattende video('s) en/of foto's, welke seksuele gedragingen mede bestonden uit en/of waarop te zien is dat: voornoemde [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] poserend of in een pose is/zijn afgebeeld, waarbij
- die perso(o)n(en) geheel of gedeeltelijk naakt is/zijn en/of
- die perso(o)n(en) zich in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet en/of
- door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de video('s) nadrukkelijk het geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die perso(o)n(en) in beeld worden gebracht
(zie [bestandsnaam] op pagina 4 en 5 van het aanvullende proces-verbaal-38);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2024 te Apeldoorn, althans in Nederland, gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in een kleedhokje behorende bij het zwembad het Boschbad, (een) afbeelding(en) heeft vervaardigd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het in zaak A primair onder 3 ten laste gelegde feit. Hij heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het in zaak A subsidiair onder 3 ten laste gelegde feit en alle overige in zaak A en in zaak B primair en zaak C primair ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle in zaak A ten laste gelegde feiten. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde handelingen heeft verricht. De politie gaat ervan uit dat de verdachte om 13:04 uur het zwembad binnenkomt. Maar volgens de raadsvrouw blijkt uit een in haar pleitnota gevoegd bankafschrift dat hij pas om 14:31 uur een kaartje koopt bij de kassa van het zwembad. Dat betekent dat de verdachte dus nog niet binnen was op het moment dat de eerste handelingen die ten laste zijn gelegd, plaatsvonden en dat het dus een andere man in het zwembad moet zijn geweest. Dat sprake is van een persoonsverwisseling wordt ondersteund door het feit dat het uiterlijk van de verdachte op verschillende punten afwijkt van de verschillende signalementen die door de aangeefsters zijn gegeven. De verdachte heeft bijvoorbeeld geen tatoeage van een vrouw op zijn arm.
Voor het geval de rechtbank dit verweer niet volgt heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verklaringen van aangeefsters moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze niet betrouwbaar zijn. Bovendien bevat het dossier volgens de raadsvrouw onvoldoende steunbewijs voor de ten laste gelegde gedragingen. Ook kan er geen gebruik worden gemaakt van schakelbewijs omdat de in het dossier aanwezige overeenkomsten in de manier van handelen van de verdachte kenmerkend zijn voor de verweten ontuchtige handelingen in het algemeen en dus niet voor deze verdachte in het bijzonder, terwijl er ook juist verschillen zijn als het gaat om het soort handeling en de duur van de aanrakingen. Tot slot heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte, voor zover zijn betrokkenheid wordt bewezen, bij de aanrakingen geen seksuele intentie heeft gehad en dat zijn handelingen dan ook niet kunnen worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen.
Ten aanzien van zaak B en zaak C heeft de raadsvrouw verzocht om de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde (vervaardigen van kinderporno), en de verdachte te veroordelen voor het subsidiair ten laste gelegde heimelijk filmen. Volgens de raadsvrouw past deze kwalificatie beter bij de feiten zoals deze hebben plaatsgevonden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1 (
Partiële) vrijspraken in zaak APartiële vrijspraak feit 3 primair
De verdachte wordt in zaak A onder feit 3 primair verweten dat hij zijn vinger(s) in de vagina van het slachtoffer heeft gebracht, en dat hij derhalve seksueel zou zijn binnengedrongen in haar lichaam. De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 4
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder feit 4 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aangifte en de overige stukken van het dossier onvoldoende blijkt dat het de verdachte is geweest die de aangeefster bij haar billen heeft aangeraakt om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de in zaak A onder 1, 2, 3 subsidiair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten en de in zaak B primair en zaak C primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank overweegt daarbij nog het volgende.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
3.3.3.1 Bewijsoverwegingen zaak A
Ten aanzien van het verweer dat de verdachte niet de dader geweest kan zijn
De rechtbank stelt vast dat zes meisjes een specifiek signalement hebben gegeven van de dader en dat zij allemaal noemen dat de dader een grote tatoeage op zijn rug had. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verschillende tatoeages op zijn rug heeft en dat hier één geheel van is gemaakt. Deze tatoeages lopen van zijn schouders tot aan zijn onderrug. Dit komt overeen met de verschillende verklaringen, terwijl ook de overige uiterlijke kenmerken die door de meisjes worden beschreven overeenkomen met het uiterlijk van de verdachte. De tijdstippen die door de meisjes (en hun ouders) worden beschreven waarop de verschillende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden passen bovendien bij het tijdstip waarop de verdachte een kaartje voor het zwembad koopt.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw dat iemand anders dan de verdachte de dader moet zijn geweest.
Bewijs in zedenzaken
Deze zaak gaat om de verdenking van zedenmisdrijven met minderjarigen. Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken. Het gaat daarbij namelijk veelal om zaken waarin de feiten zich in het verborgene afspelen, en waarbij het in de kern dus gaat om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Dat geldt ook voor deze zaak: de belastende verklaringen van de aangeefsters staan tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. De vraag is of de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar zijn en of deze voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De betrouwbaarheid van de verklaring van een aangeefster moet worden beoordeeld aan de hand van criteria als consistentie (geen innerlijke tegenstrijdigheden) en authenticiteit (echtheid; oorspronkelijkheid). De rechtbank mag niet tot een bewezenverklaring komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en er onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal. Naast de aangifte is er dus steunbewijs nodig. Hiervoor is niet voldoende dat een getuige enkel verklaart over wat het (vermeende) slachtoffer hem over de gebeurtenissen heeft verteld, omdat de bron van die verklaring dan nog steeds die ene getuige is. De bewezenverklaring van onderdelen van de tenlastelegging kan wel op de enkele verklaring van één getuige berusten.
Uitgangspunt: steunbewijs
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat steunbewijs niet afkomstig mag zijn van dezelfde bron. Wel kunnen eigen waarnemingen van een de auditu-getuige voldoende steunbewijs opleveren. Waarnemingen van getuigen die niet het kernverwijt (bijvoorbeeld de seksuele handelingen) bevestigen, kunnen binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om, in combinatie met andere omstandigheden, als steunbewijs te kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad eist niet dat het springende punt zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar wel dat de gebruikte verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet ‘op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters
De raadsvrouw van de verdachte heeft – op de gronden als vermeld in haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota – betoogd dat de door de aangeefsters afgelegde verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs van de ten laste gelegde feiten te dienen. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de aangeefsters gedetailleerd en consistent verklaard over welke handelingen de verdachte bij hen heeft verricht. Deze verklaringen komen op de rechtbank authentiek en betrouwbaar over. Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier voor de stelling dat deze verklaringen niet betrouwbaar zouden zijn. Hierbij is het volgende van belang.
Er zijn verschillende groepjes meisjes in het zwembad geweest die op verschillende momenten naar de aanwezige badmeester en -juf zijn gegaan om melding te maken van een man die hen zou betasten. De verklaringen van deze meisjes komen ten aanzien van de aard van de ontuchtige handelingen en de wijze waarop die zijn uitgevoerd met elkaar overeen. Telkens gaat het om de verdachte die tijdens het zwemmen, of in het bubbelbad, met zijn handen plotseling aaiende of vegende bewegingen maakt over het lichaam van de slachtoffers en daarbij hun buik, rug, billen en vagina aanraakt. Bovendien beschrijven zij de persoon die dit doet in grote lijnen op identieke wijze. De verklaringen van de aangeefsters komen dus op hoofdlijnen met elkaar overeen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar en geloofwaardig zijn, zodat deze voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Schakelbewijs als steunbewijs
Vervolgens is de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van de aangeefsters. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en licht dit als volgt toe.
Als er geen direct bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten dan kunnen de feiten met zogenaamd schakelbewijs eventueel toch bewezen worden. Het gaat dan om het gebruik van bewijs van een ander, soortgelijk feit dat als steunbewijs kan dienen. Het gebruik van schakelbewijs is alleen mogelijk als de manier waarop de verschillende feiten – in dit geval de aanrandingen waar de aangeefsters over hebben verklaard – zijn begaan, op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont. De manier waarop de feiten zijn gepleegd (modus operandi) moet dan zodanig overeenkomen in de zaken dat, bijvoorbeeld, de verklaring van de aangeefster van het ene feit als steunbewijs voor het andere feit kan dienen.
De rechtbank stelt vast dat de aangeefsters afzonderlijk van elkaar verklaringen hebben afgelegd die op essentiële en significante punten relevante overeenkomsten vertonen, en waarin eenzelfde modus operandi besloten ligt. Zij verklaren allemaal dat de verdachte tijdens het zwemmen of in het bubbelbad plotseling aaiende of vegende bewegingen maakt met zijn hand over hun lichaam en daarbij hun buik, rug, billen en vagina aanraakt. De aangeefsters hebben nagenoeg gelijkluidend verklaard over de plaats, de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de handelingen hebben plaatsgevonden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters (waarin zij verklaren over wat hen is overkomen) over en weer kunnen dienen als schakelbewijs. Als steunbewijs voor feit 1 en feit 2 geldt bovendien dat de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaard heeft dat [slachtoffer 1] haar in paniek opbelde om te vertellen dat ze later thuis kwamen, omdat er iets vervelends in het zwembad was gebeurd. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren alle twee van slag toen ze thuis kwamen. Ten aanzien van feit 2 geldt als steunbewijs dat getuige [getuige] verklaart dat zij gezien heeft dat de verdachte onder water telkens met zijn hand in de richting van [slachtoffer 2] ging. Bovendien heeft [getuige] gezien dat [slachtoffer 2] meteen naar haar keek nadat de verdachte langs haar zwom en vertelde dat de man haar had aangeraakt en dat zij daarbij moest huilen. Voor feit 3 geldt als steunbewijs dat [slachtoffer 7] verklaart dat zij zag dat de verdachte ‘een rare beweging naar onder’ maakte toen [slachtoffer 3] langs de verdachte ging en dat zij daarna overstuur was en zei dat ze snel het zwembad uit moesten omdat de verdachte haar bij haar vagina had aangeraakt. Ook heeft de vader van [slachtoffer 3] verklaard dat zij er die dag heel veel over gesproken heeft en dat hij merkte dat het haar echt wat deed, omdat zij het normaal gesproken niet snel laat merken als er iets is. [slachtoffer 3] vond het moeilijk om er over te praten en kon die nacht niet slapen. Voor feit 7 geldt nog als steunbewijs dat de vader van [slachtoffer 7] verklaard heeft dat [slachtoffer 7] er veel over gepraat heeft en moest huilen.
Ten aanzien van het verweer dat de verdachte geen seksuele intentie had
De rechtbank stelt voorop dat van een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) sprake is indien het een handeling betreft van seksuele aard die in strijd is met de geldende sociaal-ethische norm. Indien niet onmiddellijk uit de uiterlijke verschijningsvorm van de handeling duidelijk naar voren komt dat deze een seksueel karakter draagt, komt het aan op een beoordeling van de omstandigheden van het geval. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder meer de verhouding tussen de betrokkenen en de context waarbinnen de handeling zich voltrok. De wijze van aanraking en welk lichaamsdeel is aangeraakt kunnen daarbij relevant zijn. De seksuele intentie van de verdachte is niet zonder meer bepalend, maar kan dat onder omstandigheden wel zijn. Dit kan het geval zijn wanneer de seksuele strekking van de handeling niet direct blijkt uit de uiterlijke verschijningsvorm. Bij handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm een seksueel karakter hebben, komt aan de seksuele intentie geen of in ieder geval een minder grote rol toe.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de verdachte in een zwembad een groot aantal meisjes van rond de 11 jaar heeft betast op het moment dat ze voorbij zwommen. Hij heeft daarbij onder meer hun buik, rug, billen en/of vagina aangeraakt. Er was sprake van een groot leeftijdsverschil en er was geen sprake van contact of een spelsituatie die de handelingen van de verdachte kan verklaren.
Gelet op de (naakte) lichaamsdelen die zijn aangeraakt, de strekking van de gedraging, het ontbreken van enige verhouding tussen de verdachte en de meisjes en de context waarbinnen de handelingen zich voltrokken, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van ontuchtige handelingen. Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte bij de aanrakingen geen seksuele intentie heeft gehad wordt dan ook verworpen.
3.3.3.2 Bewijsoverweging zaak B en zaak C
De rechtbank stelt voorop dat artikel 240b (oud, zaak B) en artikel 252 (nieuw, zaak C) Sr in de eerste plaats zag en ziet op afbeeldingen van gedragingen van expliciet seksuele aard, zoals die aan de hand van de afbeelding zelf kan worden vastgesteld, waaronder begrepen het op zinnenprikkelende wijze tonen van de geslachtsdelen of de schaamstreek. Het gaat hierbij om een gedraging die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling.
Voorts zien de artikelen beide op afbeeldingen die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij tot stand is gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden “onschuldig” zouden kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.
De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak geen sprake is van afbeeldingen met gedragingen van expliciet seksuele aard. De rechtbank dient daarom te beoordelen of sprake is van afbeeldingen die, gelet op de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen, geen ander doel kunnen hebben dan het opwekken van seksuele prikkeling.
De beelden die de verdachte in de kleedruimte van het zwembad heeft gemaakt, zijn beschreven in processen-verbaal. Uit deze processen-verbaal blijkt dat de verdachte – tot tweemaal toe – heimelijk minderjarige meisjes filmt die zich omkleden in pashokjes in het zwembad. De verdachte hield de camera daarbij zodanig vast dat de ontblote geslachtsdelen duidelijk in beeld kwamen en dat de nadruk op de naakte vagina’s van de minderjarige meisjes kwam te liggen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de vervaardiging en het bezit van de afbeeldingen van de minderjarigen in de pashokjes geen ander doel heeft gehad dan het opwekken van een seksuele prikkeling. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde feiten en het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1, 2, 3 subsidiair, 5, 6 en 7 en de in zaak B primair en zaak C primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Zaak A
1.
hij op 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, door een feitelijkheid [slachtoffer 1] (13 jaar oud) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het aaien over de billen van die [slachtoffer 1] en bestaande die feitelijkheid hieruit dat hij zeer plotseling en onverhoeds de billen van die [slachtoffer 1] heeft betast;
2.
hij op 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, door een feitelijkheid [slachtoffer 2] (11 jaar) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] over haar badpak heen en bestaande die feitelijkheid hieruit dat hij in het zwembad langs die [slachtoffer 2] zwom en daarbij zeer plotseling en onverhoeds de vagina van die [slachtoffer 2] heeft betast;
3.
hij op 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, door een feitelijkheid [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, waarbij hij zijn arm om de buik van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en haar om haar buik heeft vastgehouden en met zijn andere hand de vagina van die [slachtoffer 3] heeft betast over haar broekje en bestaande die feitelijkheid hieruit dat hij tijdens het zwemmen zeer plotseling en onverhoeds zijn arm om de buik van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en vervolgens zeer plotseling en onverhoeds de vagina van die [slachtoffer 3] heeft betast;
5.
hij op 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, door een feitelijkheid [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het omhoog trekken van het zwemshirt van die [slachtoffer 5] , waarbij hij met zijn hand de naakte rug van die [slachtoffer 5] heeft betast en
- het met zijn vingers betasten, althans aanraken van de billen van die [slachtoffer 5] en
- het aaien van het onderbeen van die [slachtoffer 5] en het vastpakken van het onderbeen van die [slachtoffer 5] en bestaande die feitelijkheid hieruit dat hij zeer plotseling en onverhoeds het zwemshirt van die [slachtoffer 5] omhoog heeft getrokken en de rug en de billen van die [slachtoffer 5] heeft betast en later wederom zeer plotseling en onverhoeds het onderbeen van die [slachtoffer 5] heeft geaaid en vastgepakt;
6.
hij op 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, door een feitelijkheid [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het aaien van de onderrug van die [slachtoffer 6] en het aanraken van het been van die [slachtoffer 6] en bestaande die feitelijkheid hieruit dat hij zeer plotseling en onverhoeds heeft geaaid over de onderrug van die [slachtoffer 6] en op een ander moment zeer plotseling en onverhoeds het been van die
[slachtoffer 6] heeft aangeraakt;
7.
hij op 19 maart 2022 in de gemeente Heemskerk, door een feitelijkheid [slachtoffer 7] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het betasten van de buik van die [slachtoffer 7] en bestaande die feitelijkheid hieruit dat hij zeer plotseling en onverhoeds met zijn hand vanaf de ene kant van de buik van die [slachtoffer 7] naar de andere kant van de buik van die [slachtoffer 7] heeft bewogen.
Zaak B
hij op 19 maart 2022 in Heemskerk een afbeelding van seksuele gedragingen waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon zich vervolgens van haar kleding ontdoet en door het camerastandpunt nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel en/of billen van deze persoon in beeld gebracht wordt waarbij de afbeelding aldus strekt tot seksuele prikkeling.
Zaak C
hij op 18 augustus 2024 te Apeldoorn visuele weergaven met onmiskenbaar seksuele strekking waarbij personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, te weten [slachtoffer 8] (geb. [geboortedatum] ) en [slachtoffer 9] (geb. [geboortedatum] ) waren betrokken heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, waarop te zien is dat voornoemde [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] zijn afgebeeld, waarbij
- die personen geheel of gedeeltelijk naakt zijn en
- die personen zich van hun kleding ontdoen en
- door het camerastandpunt nadrukkelijk het geslachtsdeel van die personen in beeld worden gebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Ten aanzien van feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Ten aanzien van feit 3, subsidiair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 6:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 7:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Zaak B
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben.
Zaak C
Een visuele weergave met een onmiskenbaar seksuele strekking, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 424 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van drie jaren en aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Voorts heeft hij gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is inmiddels zelf tot het inzicht gekomen dat hij hulp nodig heeft en heeft zich onder behandeling gesteld bij De Waag. De raadsvrouw verzoekt daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr is volgens de raadsvrouw disproportioneel, nu er minder verstrekkende mogelijkheden zijn om hetzelfde doel te bereiken aangezien de verdachte mee wenst te werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en de door de officier van justitie gevorderde proeftijd van drie jaren lang genoeg is om een behandeling af te kunnen ronden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van zes minderjarige meisjes door hen in een zwembad onverhoeds aan te raken bij hun buik, rug, billen en/of vagina. Hierdoor heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de minderjarige slachtoffers. Namens de slachtoffers is naar voren gebracht dat zij erg geschrokken waren van het handelen van de verdachte en dat zij het een onprettige situatie vonden. Uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting door de moeder van twee van de slachtoffers is voorgedragen blijkt dat het handelen van de verdachte ingrijpende gevolgen voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gehad. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en bezit van kinderporno door naakte minderjarigen heimelijk te filmen, terwijl zij zich in pashokjes van een zwembad aan het omkleden waren. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de jonge leeftijd van de kinderen en de gevolgen die zij van zijn handelen kunnen ondervinden. Zorgelijk is bovendien dat de verdachte op één dag meerdere (minderjarige) slachtoffers onzedelijk heeft aangeraakt en hij weinig inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. De rechtbank rekent het de verdachte bovendien aan dat hij tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is gerecidiveerd door opnieuw naar een zwembad te gaan en daar naakte minderjarigen in een kleedhokje te filmen.
De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen (seksuele) behoeften en heeft niet stil gestaan bij de gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers. Dit wordt de verdachte aangerekend.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 december 2024 van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld vanwege een soortgelijk feit, zodat dit niet in zijn nadeel zal meewegen.
Verder heeft de rechtbank gekeken naar de reclasseringsadviezen van 27 september 2022 en 16 december 2024. De reclassering schat het risico op recidive in als matig-hoog. Er wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht bij reclassering
• Ambulante behandeling
• Meewerken aan middelencontrole
• Betrokkene mag zich niet in openbare zwembaden ophouden.
• Vermijden contact met minderjarigen
• Vermijden kinderporno
alsmede deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft verder nog kennis genomen van het rapport van 17 juni 2022 dat is opgesteld door drs. M.L. Sikkens, GZ-psycholoog en het rapport van 28 november 2024 dat is opgesteld door drs. W. Groen, GZ-psycholoog. Het rapport van 28 november 2024 houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een voyeurismestoornis en daarnaast is sprake van een stoornis in alcoholgebruik (licht). De aanwezigheid van een frotteurismestoornis en een pedofiele stoornis, kan onderzoekster niet met zekerheid uitsluiten.
Ten aanzien van parketnummer 15/069237-22 vertelt betrokkene dat hij in een druk zwembad mogelijk tegen kinderen aangezwommen is maar dat hij dat niet bewust heeft gedaan. Hij ontkent kinderen te hebben betast en hij ontkent zijn vinger in een vagina van een meisje te hebben gebracht. Wegens de ontkennende houding van betrokkene komt er in huidig onderzoek geen zicht op het delictscenario en op de motieven van betrokkene die ten grondslag liggen aan de ten laste gelegde feiten en zijn gedragingen (indien bewezen). Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht, ziet onderzoekster op basis van de verkregen informatie, echter onvoldoende aanwijzingen voor een pathologische doorwerking die tot een eventuele verminderde toerekenbaarheid heeft kunnen leiden ten aanzien van de aanrandingen.
Indien bewezen geacht, stelt onderzoekster dat ten aanzien van parketnummer 15/120124-23 en 15/274801-24 sprake lijkt van eenzelfde modus operandi waaronder het delictgedrag van betrokkene tot stand is gekomen. Betrokkene beschrijft dat hij in de zwembaden stiekem onder kleedhokjes gefilmd heeft. Het heimelijk filmen zou hem spanning, een kick en seksuele opwinding opleveren.
Hij zegt dat hij geen kinderen heeft willen filmen die zich aan het omkleden waren, maar hij zegt op zoek te zijn geweest naar volwassen vrouwen die zich omkleden. Betrokkene zegt de filmpjes die hij middels het stiekem filmen heeft verkregen, zelden terugkijkt en hij ontkent seksuele opwinding te ervaren wanneer hij de filmpjes wel terugkijkt. Bij betrokkene is sprake van een voyeurismestoornis waarbij hij seksuele opwinding ervaart bij het kijken naar nietsvermoedende personen die zich aan het uitkleden zijn. Betrokkene heeft middels het filmen onder de kleedhokjes gehandeld naar deze seksuele drang die voortkomt uit de voyeurismestoornis. Indien de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 15/120124-23 en 15/274801-24 bewezen worden geacht, is onderzoekster van mening dat de voyeurismestoornis in enige mate heeft doorgewerkt in de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten aanzien van deze feiten. Onderzoekster komt tot het advies om de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 15/120124-23 en 15/274801-24 in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Betrokkene ontkent de aanranding en verkrachting die hem ten laste worden gelegd onder parketnummer 15/069237-22. Aangezien er geen doorwerking beschreven kan worden van de gestelde problematiek in de ten laste gelegde feiten onder dit parketnummer (indien bewezen), is het vanuit gedragsdeskundig oogpunt niet mogelijk geweest om een op pathologische gronden gefundeerde risicoanalyse uit te voeren ten aanzien van deze feiten.
Indien de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 15/120124-23 en 15/274801-24 bewezen worden geacht, wordt de kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten (vervaardigen en bezit kinderporno) door ondergetekende op basis van de gestructureerde risico-taxatie en de klinische inschatting, ingeschat als matig-hoog.
De rechtbank kan zich met de conclusies van bovengenoemde adviezen verenigen en ziet aanleiding om een deels voorwaardelijk strafdeel op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Overeenkomstig het hiervoor genoemde advies van 28 november 2024, zal de rechtbank de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen. Deze omstandigheid wordt in strafmatigende zin meegewogen.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 314 dagen (met aftrek van 224 dagen voorarrest), waarvan 90 dagen voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaren verbinden, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden. De rechtbank ziet aanleiding om een proeftijd van drie jaar op te leggen, omdat uit de verschillende rapportages kan worden afgeleid dat het geruime tijd zal duren om de beoogde gedragsverandering bij de verdachte tot stand te brengen.
Dadelijk uitvoerbaar
De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de in zaak A bewezen verklaarde feiten en geen inzicht gegeven in zijn beweegredenen. Daarom is er nog geen deugdelijke risicotaxatie gemaakt van het recidiverisico voor de bewezen verklaarde aanrandingen van minderjarigen. Het risico op recidive wordt als matig-hoog ingeschat voor het heimelijk filmen van minderjarigen. Op grond hiervan moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank acht het bovendien van belang dat de reeds ingezette behandeling voortgang krijgt. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geen maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr
De rechtbank zal de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr niet opleggen, aangezien de verdachte zich bereid heeft getoond om mee te werken aan behandeling en de rechtbank van oordeel is dat de oplegging van deze maatregel disproportioneel zou zijn.
Redelijke termijn
De raadsvrouw heeft terecht opgemerkt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Deze overschrijding is naar het oordeel van de rechtbank echter beperkt. De rechtbank volstaat daarom met het constateren van deze overschrijding en zal daaraan geen gevolgen verbinden. Hierbij weegt mee dat het mede aan de verdachte zelf te wijten is dat de behandeling van de zaak lang op zich heeft laten wachten: omdat de verdachte tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is gerecidiveerd heeft er een nieuw Pro Justitia-onderzoek moeten plaatsvinden.
7. Beslissingen met betrekking tot in beslag genomen, niet teruggegeven voorwerpen
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
1. STK GSM (Omschrijving: PL1100-2022053142-1355533, Samsung 9)
2. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1100-2022053142-1355540, Samsung)
3. 1 STK Videocamera (Omschrijving: PL1100-2022053142-G1355544, JVC)
4. 4 STK Datadrager (Omschrijving: PL1100-2022053142-G1355543, SD-Kaart)
5. 1 STK GSM (Omschrijving: PL1100-2022053142-G1352362, Samsung)
6. 1 STK GSM (Omschrijving: PL0600-2024384939-3273446, Oppo)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 6 in beslag genomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit hiervan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Uit het procesdossier blijkt immers dat er kinderporno op deze gegevensdragers is aangetroffen. Op de overige voorwerpen op de beslaglijst is geen strafbare inhoud aangetroffen. De onder 3, 4 en 5 in beslag genomen voorwerpen kunnen volgens de officier van justitie daarom terug worden gegeven aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Onttrekking aan het verkeer (artikel 36c Sr)
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 6 in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, moeten worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de in zaak B en zaak C bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Onttrekking aan het verkeer (artikel 36d Sr)
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het onder 2 in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het genoemde voorwerp aan de verdachte toebehoort en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormeld in beslag genomen voorwerp in strijd met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 3, 4 en 5 van de beslaglijst dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat er een verband bestaat tussen dit voorwerp en de bewezen verklaarde feiten.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

In zaak A zijn door vier (4) benadeelde partijen vorderingen tot schadevergoeding ingediend. De vorderingen zullen hieronder worden besproken.
[slachtoffer 1]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Ter zitting heeft de gemachtigde de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering verzocht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen, omdat uit de verwijzing van de huisarts niet blijkt wat de reden is voor de verwijzing voor traumatherapie en of er een rechtstreeks verband is met het onder 1 bewezen verklaarde feit. De verwijzingsbrief is daartoe te summier en de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zijn onvoldoende onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank stelt de door de benadeelde partij geleden immateriële schade gelet op vergelijkbare jurisprudentie ex artikel 6:97 BW schattenderwijs vast op een bedrag van
€ 750,-. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 2]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 750,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Ter zitting heeft de gemachtigde de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering verzocht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen, om het bedrag gelijk te stellen aan wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd en om de hoogte van de schadevergoeding in overeenstemming te brengen met de onderbouwing van de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank stelt de door de benadeelde partij geleden immateriële schade gelet op vergelijkbare jurisprudentie ex artikel 6:97 BW schattenderwijs vast op een bedrag van
€ 500,-. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 3]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Ter zitting heeft de gemachtigde de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering verzocht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen om het bedrag gelijk te stellen aan wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd en om de hoogte van de schadevergoeding in overeenstemming te brengen met de onderbouwing van de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank stelt de door de benadeelde partij geleden immateriële schade gelet op vergelijkbare jurisprudentie ex artikel 6:97 BW schattenderwijs vast op een bedrag van
€ 500,-. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 7]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 7 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Ter zitting heeft de gemachtigde de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering verzocht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen om het bedrag gelijk te stellen aan wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd en om de hoogte van de schadevergoeding in overeenstemming te brengen met de onderbouwing van de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank stelt de door de benadeelde partij geleden immateriële schade gelet op vergelijkbare jurisprudentie ex artikel 6:97 BW schattenderwijs vast op een bedrag van
€ 500,-. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om in het belang van de hiervoor genoemde benadeelde partijen ( [slachtoffer 1] ; [slachtoffer 2] ; [slachtoffer 3] ; [slachtoffer 7] ) ter zake van de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, steeds de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Proceskosten
Tot slot moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken. De tot op heden gemaakte kosten worden voor elke benadeelde partij begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 240b, 246, 252 Sr, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in zaak A onder 3 primair en onder 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1, 2, 3 subsidiair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten en de in zaak B en zaak C primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
314 (DRIEHONDERDVEERTIEN) DAGEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 (NEGENTIG) DAGEN
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
driejaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
de veroordeelde zich meldt op de eerste werkdag na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
de veroordeelde zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
e veroordeelde zich niet begeeft in openbare zwembaden zolang de reclassering dit nodig acht.
de veroordeelde op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de veroordeelde dat volwassen personen hierbij aanwezig zijn. Een uitzondering hierop kan zijn het contact met [naam] , de stiefdochter van de veroordeelde.
de veroordeelde vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
• het seksueel getint communiceren met minderjarigen,
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen,
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen.
De veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De veroordeelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De veroordeelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle.
De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of de veroordeelde kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de veroordeelde.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Het toezicht op de onder f) vermelde bijzondere voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers; deze controles mogen slechts op zodanige wijze worden uitgevoerd dat niet door een persoon kennis wordt genomen van de inhoud van afbeeldingen (geautomatiseerde controle is derhalve wel toegestaan). Ten behoeve van deze controle mag een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering (technische) ondersteuning bieden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vorderingen benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 750,-(zevenhonderdvijftig euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-(vijfhonderd euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-(vijfhonderd euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 7]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-(vijfhonderd euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 7] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 7] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslag
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK GSM (Omschrijving: PL1100-2022053142-1355533, Samsung 9)
2. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1100-2022053142-1355540, Samsung)
6. 1 STK GSM (Omschrijving: PL0600-2024384939-3273446, Oppo)
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1 STK Videocamera (Omschrijving: PL1100-2022053142-G1355544, JVC)
4. 4 STK Datadrager (Omschrijving: PL1100-2022053142-G1355543, SD-Kaart)
5. 1 STK GSM (Omschrijving: PL1100-2022053142-G1352362, Samsung)
Beslissingen over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. P. Reemst en mr. H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. T.A.F. Pomper,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)