In deze zaak heeft een passagier compensatie verzocht van de vervoerder, Société Air France S.A., vanwege een vermeende instapweigering op een vlucht. De kantonrechter heeft op 19 februari 2025 uitspraak gedaan. De passagier had een vervoersovereenkomst voor een vlucht van Bangkok naar Parijs en vervolgens naar Amsterdam, maar is uiteindelijk met een andere vlucht van Bangkok naar Amsterdam vervoerd. De passagier verzocht compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor passagiers bij instapweigering. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van een instapweigering, omdat de passagier preventief was omgeboekt en haar instap niet tegen haar wil was geweigerd. De rechter concludeerde dat het verzoek van de passagier om compensatie moest worden afgewezen. De proceskosten werden aan de passagier opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in de procedure.