ECLI:NL:RBNHO:2025:1826

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10768385 \ CV EXPL 23-7057
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht HV6821 door Transavia Airlines C.V. en de aansprakelijkheid van de vervoerder

In deze zaak vorderen de passagiers, eisers in deze procedure, compensatie van de vervoerder, Transavia Airlines C.V., vanwege een vertraging van meer dan drie uur op hun vlucht HV6821 van Amsterdam naar Ljubljana op 4 augustus 2023. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder, maar arriveerden met aanzienlijke vertraging op hun eindbestemming. De vervoerder heeft geweigerd om compensatie uit te betalen, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die de rechten van passagiers bij vluchtvertragingen regelt. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De vertraging was niet het gevolg van buitengewone omstandigheden, waardoor de vervoerder aansprakelijk werd gesteld voor de compensatie.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten niet kon worden toegewezen, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hadden geleverd van de gemaakte kosten. Dit vonnis is uitgesproken op 8 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10768385 \ CV EXPL 23-7057
Uitspraakdatum: 8 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: B.W. Floris (Yource B.V.)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 4 augustus 2023 vervoeren van Amsterdam naar Ljubljana (Slovenië), met vlucht HV6821.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband toegelicht dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door gebreken aan het toestel [1] en door restricties afkomstig van de luchtverkeersleiding [2] . Ten aanzien van de vertraging door het technisch mankement heeft de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de passagiers zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat niet is gebleken dat de vlucht (ook) geconfronteerd zou zijn met restricties van de luchtverkeersleiding, als de vlucht tijdig klaar had gestaan voor vertrek. De vertraging door niet-buitengewone omstandigheden is de eerste schakel in de keten van de causaliteit die tot de uiteindelijke vertrekvertraging heeft geleid. Al hetgeen daarna is voorgevallen, valt binnen de risicosfeer van de vervoerder, althans is het feit dat de vlucht eerder is vertraagd wegens vertragingscode 89 in dit kader van ondergeschikt belang. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de passagiers beoogt en restrictief moet worden uitgelegd.
4.5.
Omdat de vertraging van de vlucht niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden, kan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen of te beperken onbeantwoord blijven.
4.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Daarbij wordt de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.2 uur en 54 minuten vertraging
2.31 minuten vertraging