ECLI:NL:RBNHO:2025:1827

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10717171 \ CV EXPL 23-6267
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door passagiers na vertraagde vlucht en beoordeling van redelijke maatregelen door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, een vordering ingesteld wegens compensatie na een vertraagde vlucht. De passagiers zouden op 26 april 2022 van Amsterdam via Frankfurt naar Punta Cana worden vervoerd, maar door een vertraging van vlucht LH989 hebben zij hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij 23 uur later aangekomen dan gepland. De passagiers vorderen een schadevergoeding van € 1.200,00 per persoon, plus bijkomende kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij vertragingen.

De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals problemen op de luchthaven en slotrestricties. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder inderdaad niet aansprakelijk is voor de vertraging, omdat de passagiers met minder dan 24 uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de vervoerder redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken, en dat de passagiers niet zijn omgeboekt naar een onredelijk alternatief.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is genomen op 29 januari 2025 door kantonrechter S.N. Schipper in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10717171 \ CV EXPL 23-6267
Uitspraakdatum: 29 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 26 april 2022 vervoeren van Amsterdam via Frankfurt (Duitsland) naar Punta Cana (Dominicaanse Republiek), met de vluchten LH989 en DE2226.
2.2.
Vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Punta Cana gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatief reisschema, waarmee zij 23 uur later dan oorspronkelijk gepland in Punta Cana zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd. De vervoerder heeft niet uitbetaald.
3.
Het geschil
3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door problemen met de voorzieningen op de luchthaven, slotrestricties afkomstig van de luchtverkeersleiding, een vertraagde push back en een langere block time. De passagiers hebben het voorgaande niet betwist, zodat dit als vaststaand zal worden aangenomen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt.
4.3.
Resteert de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. De passagiers hebben zich in dit verband op het standpunt gesteld dat zij niet zijn omgeboekt naar een ‘redelijk alternatief’. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien een passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt.
4.4.
De passagiers hebben kantonrechter verzocht prejudiciële vragen te stellen over de interpretatie van de woorden “
waardoor deze passagier de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt”. De kantonrechter overweegt als volgt. Ingevolge artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de hoogste nationale rechter van de EU-lidstaten verplicht om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof indien een vraag over de uitleg van Unierecht wordt opgeworpen. Hierop geldt een uitzondering wanneer de nationale rechter vaststelt dat de opgeworpen vraag niet relevant is voor de beslechting van het geschil of dat de betreffende bepaling van het Unierecht door het Hof reeds is uitgelegd of dat de juiste toepassing van het Unierecht zo voor de hand ligt dat redelijkerwijze geen ruimte voor twijfel kan bestaan. Hierin ligt besloten dat de kantonrechter slechts prejudiciële vragen dient te stellen aan het Hof als de kantonrechter zelf zonder uitleg van het Hof niet tot een beslissing kan komen. In de onderhavige zaak ziet de kantonrechter geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen.
4.5.
Voor de betekenis van het woord ‘dag’, gaat de kantonrechter uit van een tijdruimte en voor de uitleg daarvan wordt – in lijn met eerdere uitspraken – aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De kantonrechter ziet geen aanleiding om in het onderhavige geval van deze uitleg af te wijken. De passagiers zijn met een vertraging van minder dan 24 uur aangekomen op hun eindbestemming. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de alternatief aangeboden vlucht geen redelijke maatregel vormt.
4.6.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter